In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 oktober 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verzoeken van een vrouw tot vaststelling van een omgangs- en informatieregeling met haar minderjarige kinderen. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. V. de Roo, verzocht om een omgangsregeling waarbij de kinderen om de week bij haar zouden verblijven en om een informatieregeling waarbij de man haar maandelijks op de hoogte zou houden van de kinderen. De man, vertegenwoordigd door mr. S.J. Nijssen, verzet zich tegen deze verzoeken en vraagt de rechtbank om de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren of haar verzoeken af te wijzen.
De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw afgewezen, omdat is gebleken dat omgang met de vrouw ernstige spanningen oproept bij de kinderen, die al trauma's hebben opgelopen door het vertrek van de vrouw in 2016. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen, [minderjarige01] en [minderjarige02], duidelijk hebben aangegeven geen contact met hun moeder te willen. De rechtbank oordeelt dat omgang met de vrouw in strijd is met de zwaarwegende belangen van de kinderen en dat het verzoek tot een informatieregeling ook te belastend zou zijn voor hen. De verzoeken met betrekking tot de jongste minderjarige, [minderjarige03], zijn aangehouden, omdat er nog geen duidelijke bezwaren zijn geuit door deze minderjarige. De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheden voor omgang met [minderjarige03].