ECLI:NL:RBZWB:2023:7734

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 oktober 2023
Publicatiedatum
7 november 2023
Zaaknummer
C/02/401369 FA RK 22-4104
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Slot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling omgangsregeling en gezamenlijk gezag in familiezaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 oktober 2023 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de vaststelling van een omgangsregeling en gezamenlijk gezag over de minderjarige [minderjarige01]. De man, vertegenwoordigd door mr. D.S. Lösing, en de vrouw, vertegenwoordigd door mr. M.S. Odink, hebben in onderling overleg overeenstemming bereikt over de zorgregeling en het gezamenlijk gezag. De rechtbank heeft eerder op 3 januari 2023 een voorlopige omgangsregeling vastgesteld, waarbij de man en [minderjarige01] eenmaal per twee weken contact met elkaar hadden. De partijen hebben nu afgesproken dat de man [minderjarige01] bij de vrouw ophaalt en de vrouw [minderjarige01] bij de man terugbrengt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de partijen gezamenlijk met het gezag over [minderjarige01] zijn belast en dat er geen verdere beslissing meer nodig is over het gezamenlijk gezag.

De rechtbank heeft de afspraken tussen partijen vastgelegd en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de regeling direct in werking kan treden. De rechtbank heeft het verzoek van de man om gezamenlijk gezag te bevestigen afgewezen, omdat dit al in het gezagsregister was vastgelegd. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. Duerink-Bottinga, en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep tegen deze beschikking, dat binnen drie maanden na de uitspraak kan worden ingesteld.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/401369 FA RK 22-4104
datum uitspraak: 10 oktober 2023
nadere beschikking betreffende vaststelling gezamenlijk gezag tevens wijziging omgangsregeling
in de zaak van
[de man01],
hierna te noemen: de man,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. D.S. Lösing te Rotterdam,
tegen
[de vrouw01] ,
hierna te noemen: de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M.S. Odink te Den Haag.
betreffende de minderjarige:
[minderjarige01],geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedag] 2016, hierna te noemen: [minderjarige01] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het verdere procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- de beschikking van de rechtbank van 3 januari 2023 en alle daarin vermelde stukken;
- het F9-formulier van mr. Lösing van 26 juni 2023;
- het F9-formulier van mr. Odink van 4 september 2023;
- het F9-formulier van mr. Lösing van 5 september 2023.

2.De verdere beoordeling

2.1
Bij beschikking van 3 januari 2023 is een omgangsregeling vastgesteld die inhoudt dat de man en [minderjarige01] voorlopig gerechtigd zijn tot omgang met elkaar eenmaal per twee weken van vrijdag eind van de middag tot zondag eind van de middag. Bij diezelfde beschikking zijn de verzoeken van de man tot vaststelling van een definitieve omgangsregeling en tot vaststelling van het gezamenlijk gezag aangehouden tot 4 juli 2023 pro forma, in afwachting van het bericht van (de advocaten van) partijen omtrent het verloop van de voorlopige omgangsregeling en van het bericht van de man omtrent het verdere procesverloop.
2.2
Bij F9-formulier van 4 september 2023 heeft mr. Odink de rechtbank namens de vrouw bericht dat partijen overeenstemming hebben bereikt. Uit dit F9-formulier blijkt dat partijen zijn overeengekomen dat de man [minderjarige01] ophaalt bij de vrouw en dat de vrouw [minderjarige01] weer bij de man ophaalt. Partijen hebben in onderling overleg in het gezagsregister laten aantekenen dat zij voortaan gezamenlijk met het gezag over [minderjarige01] zijn belast dus op dit verzoek hoeft geen beslissing meer genomen te worden.
2.3
Bij F9-formulier van 5 september 2023 heeft mr. Lösing de rechtbank namens de man bericht dat partijen inderdaad overeenstemming hebben bereikt. Partijen zijn overeengekomen dat de oorspronkelijke regeling van kracht blijft en dat het halen en brengen van [minderjarige01] wordt gesplitst in die zin dat de man haar bij de vrouw ophaalt en de vrouw [minderjarige01] naar de man terugbrengt. Partijen hebben in onderling overleg het gezamenlijk gezag laten aantekenen.
2.4
Uit de berichten van partijen maakt de rechtbank op dat partijen overeenstemming hebben bereikt over zowel de zorgregeling als het gezamenlijk gezag en dat zij de rechtbank verzoeken de tussen partijen gemaakte afspraken vast te leggen. Partijen zijn overeengekomen dat de oorspronkelijke regeling (naar de rechtbank begrijpt: de voorlopige omgangsregeling zoals die bij tussenbeschikking van 3 januari 2023 is vastgelegd) van kracht blijft en zij nadere afspraken hebben gemaakt over het halen en brengen van [minderjarige01]. Partijen hebben daarnaast in onderling overleg het gezamenlijk gezag laten aantekenen in het gezagsregister. Dit blijkt ook uit het uittreksel uit het gezagsregister dat door mr. Odink bij F9-formulier van 4 september 2023 is overgelegd. De rechtbank zal de tussen partijen overeengekomen afspraken over de zorgregeling vastleggen. Nu partijen zelf het gezamenlijk gezag in het gezagsregister hebben laten aantekenen heeft de man geen belang meer bij zijn verzoek omtrent het gezamenlijk gezag. De rechtbank zal dit verzoek dan ook afwijzen.
2.5
De rechtbank zal de beslissing zal uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het in het belang van [minderjarige01] is dat de beslissing direct in werking zal treden, ongeacht een eventueel hoger beroep tegen de beslissing.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1
bepaalt dat de man en [minderjarige01] in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar eenmaal per twee weken van vrijdag eind van de middag tot zondag eind van de middag en waarbij de man [minderjarige01] bij de vrouw ophaalt en de vrouw [minderjarige01] bij de man ophaalt;
3.2
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.3
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Slot, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2023 in tegenwoordigheid van mr. Duerink-Bottinga, griffier.
Mededeling van de griffier:
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.