ECLI:NL:RBZWB:2023:7735

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 oktober 2023
Publicatiedatum
7 november 2023
Zaaknummer
C/02/405469 / FA RK 23-276
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Dijkman
  • mr. Duerink-Bottinga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling hoofdverblijf en zorgregeling voor minderjarige met afwijzing verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 oktober 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de minderjarige [minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2018. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw, die het hoofdverblijf van de minderjarige bij haar wilde laten vaststellen, afgewezen. De man, de vader van de minderjarige, heeft verzocht om het hoofdverblijf bij hem te bepalen en om eenhoofdig gezag. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van de minderjarige is dat zij haar hoofdverblijf bij de man heeft, aangezien zij daar al geruime tijd verblijft en goed functioneert. De vrouw heeft aangegeven dat zij haar psychische problemen heeft aangepakt en dat zij beschikbaar is voor de minderjarige, maar de rechtbank heeft onvoldoende vertrouwen in haar huidige situatie. De GI heeft verzocht om verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, maar dit verzoek is afgewezen omdat het hoofdverblijf nu bij de man is vastgesteld. De rechtbank heeft wel bepaald dat er begeleid contact tussen de vrouw en de minderjarige moet plaatsvinden, waarbij de frequentie en duur onder regie van de GI zal worden bepaald. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat deze direct in werking treedt, ongeacht een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummers: C/02/405469 / FA RK 23-276 (
gezag, hoofdverblijf, verdeling zorg-en opvoedingstaken)
C/02/414125 / JE RK 23-1677 (
verlenging machtiging uithuisplaatsing)
datum uitspraak: 10 oktober 2023
uitwerking verkorte beschikking betreffende gezag, hoofdverblijf, verdeling zorg- en opvoedingstaken en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing d.d. 2 november 2023
in de zaken van
[de vrouw01] ,
verzoekster in de zaak
FA RK 23-276,
belanghebbende in de zaak
JE RK 23-1677,
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. J.J.R. Albicher te Roosendaal,
en
[de man01] ,
verweerder in de zaak
FA RK 23-276,
belanghebbende in de zaak
JE RK 23-1677,
hierna te noemen: de man,
wonende te [woonplaats02] ,
advocaat: mr. drs. E. Jongkoen te Zoetermeer ,
en
Stichting Jeugdbescherming Brabant,
belanghebbende in de zaak
FA RK 23-276,
verzoeker in de zaak
JE RK 23-1677,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd te Etten-Leur,
betreffende de minderjarige:
-
[minderjarige01],geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2018, hierna te noemen: [minderjarige01] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over de verzoeken te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
Inzake C/02/405469 / FA RK 23-276
- het op 20 januari 2023 ontvangen verzoek met bijlagen;
- het op 31 maart 2023 ontvangen verweerschrift tevens houdende zelfstandige verzoeken met bijlagen;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 11 april 2023;
- de beschikking van de kinderrechter van 11 april 2023, waarbij [minderjarige01] met ingang van 11 april 2023 tot 11 april 2024 onder toezicht van de GI is gesteld en een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] bij de vader is verleend met ingang van 11 april 2023 en tot 11 oktober 2023;
- het briefrapport van de GI van 21 september 2023.
Inzake C/02/414125 / JE RK 23-1677
- het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, binnengekomen bij de griffie op 21 september 2023.
1.2
De verzoeken zijn nader mondeling behandeld op 28 september 2023. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaten. Tevens waren aanwezig een vertegenwoordiger van de GI en een zittingsvertegenwoordigster van de Raad.
1.3
In verband met de spoedeisendheid van de zaken is op 10 oktober 2023 een verkorte beschikking gegeven. Het onderstaande vormt hiervan de nadere schriftelijke uitwerking.

2.De feiten

2.1
De ouders zijn belast met het gezag over [minderjarige01] .
2.2
Bij beschikking van 11 april 2023 is [minderjarige01] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 11 april 2023 en tot 11 april 2024. Voorts is bij deze beschikking een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] bij de andere ouder met gezag, te weten de vader, verleend met ingang van 11 april 2023 en tot 11 oktober 2023.
2.3
[minderjarige01] verblijft bij de man.

3.Het verzoek

Inzake C/02/405469 / FA RK 23-276
3.1
De vrouw verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. te bepalen dat de minderjarige haar hoofdverblijf zal hebben bij de vrouw;
II. te bepalen dat de man en de minderjarige in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar op zaterdag in de even weken van 08:00 uur tot 19:30 uur, althans een beslissing te nemen als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren.
3.2
De man verweert zich tegen de verzoeken van de vrouw en verzoekt deze af te wijzen. Bij wijze van zelfstandig verzoek verzoekt de man:
Primair:
- te bepalen dat de man met het eenhoofdig gezag over de minderjarige wordt belast, althans te beslissen zoals de rechtbank in goede justitie juist en redelijk acht;
Subsidiair:
  • voor zover het primair verzochte zal worden afgewezen, te bepalen dat het hoofdverblijf van de minderjarige bij de man zal zijn, althans te bepalen zoals de rechtbank in goede justitie juist en redelijk acht;
  • een omgangsregeling c.q. zorg- en contactregeling vast te stellen waarbij de vrouw wekelijks begeleide omgang zal hebben met de minderjarige, onder begeleiding van een omgangshuis of het [zorgverlener01] in [plaats01] , althans te beslissen zoals de rechtbank in goede justitie juist en redelijk acht.
3.3
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van de verzoeken, hierna ingegaan.
Inzake C/02/414125 / JE RK 23-1677
3.4
De GI verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad, de machtiging tot plaatsing van [minderjarige01] gedurende dag en nacht voor verblijf bij de ouder met gezag te verlengen, voor de duur van de ondertoezichtstelling.

4.De beoordeling

Inzake C/02/405469 / FA RK 23-276
4.1
De verzoeken van partijen in deze procedure zijn tijdens de mondelinge behandeling op 11 april jl. aangehouden tot medio september 2023 in afwachting van de ontwikkelingen binnen de ondertoezichtstelling.
Inzake C/02/405469 / FA RK 23-276 en C/02/414125 / JE RK 23-1677
4.2
Door en namens de vrouw wordt, kort samengevat, aangevoerd dat doordat de betrokken jeugdbeschermer langere tijd afwezig was, zij zelf met de man afspraken heeft gemaakt over het contact tussen haar en [minderjarige01] . Afgesproken was dat de vrouw eens in de twee weken een weekend lang omgang had bij [minderjarige01] bij oma moederszijde thuis. Oma moederszijde ging zich echter teveel bemoeien met de opvoeding van [minderjarige01] en dat heeft geleid tot een verstoorde verhouding tussen de vrouw en oma moederszijde waardoor deze samenwerking stop is gezet. Als gevolg daarvan heeft de vrouw [minderjarige01] voor het laatst op 26 augustus jl. gezien. Er vinden wel af en toe eens belmomenten tussen de vrouw en [minderjarige01] plaats maar die momenten zijn laatst door de GI weer teruggeschroefd in frequentie. Doordat de man [minderjarige01] heeft ingeschreven op zijn adres vervallen voor de vrouw fiscale voordelen en het reizen van en naar [plaats02] kost de vrouw teveel tijd en geld. Zij is namelijk afhankelijk van het openbaar vervoer. De vrouw heeft de afgelopen periode hard aan zichzelf gewerkt. Zij heeft haar psychische problemen aangepakt en de therapie die zij daarvoor volgt heeft zij bijna afgerond. De vrouw wil nog steeds dat het hoofdverblijf van [minderjarige01] bij haar wordt bepaald. Dan hoeft het verzoek van de GI tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing ook niet te worden toegewezen. De vrouw is doordeweeks volledig beschikbaar voor [minderjarige01] . De man daarentegen werkt fulltime. Ook blijft de vrouw bij haar verzoek tot vaststelling van een zorgregeling tussen de man en [minderjarige01] van eens in de twee weken op zaterdag. Het verzoek van de man tot wijziging van het gezamenlijk gezag naar eenhoofdig gezag van de man moet worden afgewezen. Er is in deze zaak geen reden om af te wijken van het uitgangspunt dat beide ouders het gezamenlijk gezag uitoefenen.
4.3
Door en namens de man wordt aangevoerd dat het goed gaat met [minderjarige01] bij hem thuis. Ze verblijft al bijna anderhalf jaar bij hem en is inmiddels goed gewend. Ook op school gaat het goed. Het klopt dat partijen zelf afspraken hadden gemaakt over de omgang tussen de vrouw en [minderjarige01] maar helaas is de constructie die partijen voor deze omgang haden bedacht, alweer stopgezet door problemen die de vrouw met oma moederszijde heeft. De man vindt het voor [minderjarige01] het beste als haar hoofdverblijf bij hem wordt bepaald. De man maakt zich nog steeds zorgen over de problemen aan de kant van de vrouw. De vrouw geeft aan dat ze een behandeling heeft afgerond maar er wordt hier helemaal geen duidelijkheid over geschept. De man heeft ook nog steeds zorgen om het alcoholmisbruik van de vrouw. [minderjarige01] zit op haar plek bij de man thuis, er is nu rust voor haar. De man is altijd bereid om te kijken naar mogelijkheden voor meer contact tussen de vrouw en [minderjarige01] . Maar voor nu is het van belang dat er duidelijkheid komt over waar [minderjarige01] gaat wonen. Het is van belang dat het verzoek van de man tot eenhoofdig gezag wordt toegewezen. Daarnaast is het van belang dat er een duidelijke zorgregeling vast komt te liggen tussen de vrouw en [minderjarige01] zodat daar geen discussie over hoeft te ontstaan. Die omgang dient, vanwege de zorgen die er nog steeds zijn, wel begeleid te worden. Wellicht dat het [zorgverlener01] in [plaats01] of [zorgverlener02] de juiste instantie is om deze begeleide omgang op zich te nemen. Een machtiging uithuisplaatsing is niet nodig als het hoofdverblijf bij de man zou worden bepaald.
4.4
De GI voert aan dat vanwege een overdracht van jeugdbeschermer pas laat actie is ondernomen in deze zaak. Partijen hadden zelf een afspraak gemaakt over de omgang tussen de vrouw en [minderjarige01] maar deze afspraken zijn helaas alweer stopgezet. De GI blijft zoeken naar een instantie (in Brabant) die de omgang tussen [minderjarige01] en de vrouw kan begeleiden. Hier is echter nog geen resultaat in geboekt. De GI loopt op dit punt tegen allerlei praktische problemen aan, zoals de reisafstand tussen partijen. Er moet opnieuw worden gekeken of de constructie die partijen zelf hadden bedacht voor de omgang, weer mogelijk is. Daarnaast heeft de GI partijen aangemeld bij [zorgverlener03] in [plaats02] . Deze organisatie gaat ook bij de man thuis kijken. De GI kreeg van zowel de man als de vrouw bericht dat de belmomenten tussen de vrouw en [minderjarige01] niet goed verliepen. Om die reden heeft de GI partijen bericht dat de eerdere afspraak die met de vorige jeugdbeschermer is gemaakt, te weten 2 keer in de week bellen, weer zou gelden. [minderjarige01] doet het goed. De GI heeft haar gezien bij de kennismaking bij de man thuis. Ook heeft de GI een gesprek gehad op de school van [minderjarige01] . Het is noodzakelijk dat er duidelijkheid en stabiliteit komt alleen heeft de GI op dit moment te weinig informatie om een definitief besluit te kunnen nemen. Om die reden verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] bij de man voor de duur van een half jaar te verlengen in de hoop dat er over een half jaar wel meer duidelijkheid te geven is.
4.5
De Raad voert tijdens de mondelinge behandeling aan dat hij zich zorgen maakt om het perspectief van [minderjarige01] . Feit is dat [minderjarige01] al een jaar en 2 maanden bij haar vader verblijft, maar dat er op dit moment nog steeds onvoldoende duidelijkheid is. De Raad betreurt het dat de omgang via oma moederszijde is stopgezet. Het is aan de GI om te bezien hoe dit hersteld kan worden waarbij alle partijen, zowel de vrouw, de man als oma moederszijde het belang van [minderjarige01] voorop moeten stellen. Zij moeten hun eigen frustratie daarbij aan de kant zetten. Gezamenlijk gezag moet ook in deze zaak nog steeds het uitgangspunt zijn. De Raad adviseert dat verzoek van de man dan ook af te wijzen. Daarnaast vindt de Raad dat er duidelijkheid moet komen over het hoofdverblijf van [minderjarige01] . Er is echter momenteel nog teveel onduidelijk om definitief te beslissen op de verzoeken van partijen daartoe. Het komende half jaar moet duidelijk worden wat er moet gebeuren. Wellicht kan [minderjarige01] een half jaar langer onderzekerheid over haar perspectief nog wel dragen. Het is in dit geval dan ook van belang dat het verzoek van de GI tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing wordt toegewezen.
Inzake C/02/405469 / FA RK 23-276
4.6
De rechtbank zal het verzoek van de man hem met het eenhoofdig gezag over [minderjarige01] te belasten, afwijzen. Met de Raad is de rechtbank van oordeel dat eenhoofdig gezag momenteel echt een brug te ver is. Partijen moeten hard met elkaar aan de slag omtrent het herstellen van de ouderrelatie en de GI dient op dit punt actief hulpverlening in te zetten. Daarbij is tevens van belang dat het in het kader van de uitvoering van de ondertoezichtstelling wenselijk is dat beide ouders het gezag hebben.
4.7
Gebleken is dat [minderjarige01] al sinds juni 2022, dus ruim 15 maanden, bij haar vader verblijft. Ondanks dat er nog niet volledig zicht is op de situatie bij de man thuis lijkt het goed met [minderjarige01] te gaan. Ook op school gaat het goed met haar. De GI heeft verder geen zorgen over de situatie bij de man thuis. De man staat het contact tussen [minderjarige01] en de vrouw niet in de weg en heeft zich ingezet voor contactherstel. [zorgverlener03] in [plaats02] , de instantie waar de GI partijen recent heeft aangemeld, kan desgewenst meer zicht krijgen op de situatie bij de man thuis.
Aan de andere kant is er nog geen enkel zicht op de situatie bij de vrouw thuis. Er was sprake van serieuze zorgen aan de zijde van de vrouw (psychische en/of alcohol gerelateerde problematiek) die onder meer aanleiding waren voor de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van [minderjarige01] bij de man. De rechtbank is onvoldoende gebleken dat deze zorgen volledig zijn weggenomen. Ook de omgang tussen de vrouw en [minderjarige01] is, nadat partijen daar zelf afspraken over hadden gemaakt, weer stopgezet. De problematiek is fors en het is niet aannemelijk dat er binnen een half jaar al duidelijk is hoe de situatie zich gaat ontwikkelen.
De rechtbank vindt het voor [minderjarige01] van belang dat haar duidelijkheid en perspectief wordt geboden. Zij wordt 26 december 2023 5 jaar oud. Het is in haar belang dat zij kan blijven wonen waar ze nu verblijft, en dat is bij de man. Ook kan zij dan naar de school blijven gaan waar zij inmiddels vertrouwd is. De rechtbank zal daarom het verzoek van de man toewijzen en het hoofdverblijf van [minderjarige01] bij de man bepalen, onder afwijzing van het verzoek van de vrouw tot bepaling van het hoofdverblijf van [minderjarige01] bij haar.
4.8
De rechtbank zal gezien de stellingnames van de ouders tijdens de mondelinge behandeling een definitieve beslissing nemen op de verzoeken van partijen tot vaststelling van een zorgregeling. Daarbij betrekt de rechtbank tevens dat door de bepaling van het hoofdverblijf van [minderjarige01] bij de man de rechtbank Den Haag bevoegd zal zijn ter zake van beslissingen in het kader van de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Gelet op de huidige stand van zaken (er is geen contact tussen [minderjarige01] en de vrouw en de in te zetten hulpverlening ( [zorgverlener03] te [plaats03] als “ hoofdaannemer”) is nog niet gestart) is het de verwachting van de rechtbank dat de ondertoezichtstelling nog niet op korte termijn kan worden beëindigd. Gezien de inzet van hulpverlening vanuit de regio Haaglanden en de toekomstige bevoegdheid van de rechtbank Den Haag bij eventuele beslissingen in het kader van de ondertoezichtstelling, is een eindbeslissing ook daarom wenselijk. De GI kan in de situatie dat duidelijk is welke concrete zorgregeling in het belang van [minderjarige01] is, op grond van artikel 1:265g BW bij de kinderrechter vóór afronding van de ondertoezichtstelling de thans te bepalen zorgregeling zonodig laten wijzigen.
4.9
De rechtbank vindt het van groot belang voor [minderjarige01] dat er contact plaatsvindt tussen haar en de vrouw. Gezien alle praktische problemen die zich omtrent de omgang voordoen, is het op dit moment niet mogelijk om een specifieke zorgregeling vast te stellen. De rechtbank zal dan ook bepalen dat de vrouw en [minderjarige01] gerechtigd zijn tot het hebben van begeleid contact met elkaar waarbij de frequentie en duur onder regie van de GI zal worden bepaald. De rechtbank vindt voor de start van de omgang begeleid contact noodzakelijk, gelet op de problematiek die aan de orde was/is bij de vrouw en nu de rechtbank onvoldoende zicht heeft gekregen op de huidige situatie van de vrouw. De rechtbank geeft verder aan de GI mee dat er toegewerkt moet worden naar een substantiële zorgregeling tussen de vrouw en [minderjarige01] , bijvoorbeeld van één weekend in de veertien dagen, en zo mogelijk onbegeleid. Voor de bepaling daarvan is het belang van [minderjarige01] leidend. Ten slotte is het van belang dat de GI onderzoekt of voor de omgang oma moederszijde weer kan worden ingezet, of dat moet worden gezocht naar een instantie die de omgang tussen de vrouw en [minderjarige01] kan begeleiden.
Het verzoek van de vrouw met betrekking tot de zorgregeling zal worden afgewezen.
Uitvoerbaar bij voorraad
4.1
De beslissingen tot vaststelling van het hoofdverblijf en de zorgregeling zullen uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard omdat het in het belang van [minderjarige01] is dat die beslissingen direct in werking treden, ongeacht een eventueel hoger beroep tegen de beslissing.
C/02/414125 / JE RK 23-1677
4.11
Nu de rechtbank het hoofdverblijf van [minderjarige01] bij de man zal bepalen is het verblijf van [minderjarige01] bij de man geformaliseerd. Er is dan ook geen belang meer bij het verzoek de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] bij de man te verlengen. De kinderrechter zal dit verzoek dan ook afwijzen.

5.De beslissing

De rechtbank:
Inzake C/02/405469 / FA RK 23-276
5.1
bepaalt dat de [minderjarige01] , geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2018, haar hoofdverblijf bij de man heeft;
5.2
bepaalt dat de vrouw en [minderjarige01] in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van begeleid contact met elkaar waarbij de frequentie en duur onder regie van de GI zal worden bepaald;
5.3
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
wijst het meer of anders verzochte af;
Inzake C/02/414125 / JE RK 23-1677
5.5
wijst het verzoek van de GI tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Dijkman, en in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2023 in aanwezigheid van mr. Duerink-Bottinga, als griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.