In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 oktober 2023 een vonnis uitgesproken in een kort geding tussen een grootmoeder en de moeder van haar kleindochter. De grootmoeder, eiseres, heeft een voorlopige omgangsregeling gevorderd voor haar kleindochter, die op [geboortedag 1] 2020 is geboren. De moeder, gedaagde, heeft samen met de grootmoeder overeenstemming bereikt over de omgangsregeling. De afspraken houden in dat de kleindochter iedere drie weken een weekend van vrijdag 16.00 uur tot zondag 16.00 uur bij de grootmoeder verblijft. De huidige partner van de grootmoeder zal verantwoordelijk zijn voor het halen en brengen van de kleindochter. Beide partijen hebben aangegeven dat zij de kosten van de procedure zelf zullen dragen.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen belangen zijn die zich verzetten tegen de gemaakte afspraken en heeft partijen veroordeeld tot nakoming van deze afspraken. Het meer of anders gevorderde is afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. Duerink-Bottinga.