ECLI:NL:RBZWB:2023:7738

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 oktober 2023
Publicatiedatum
7 november 2023
Zaaknummer
C/02/414517 / FA RK 23-4626
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voogdij in de zaak van een minderjarige met speciale behoeftes

In deze zaak heeft de kinderrechter op 13 oktober 2023 een nadere beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voorlopige voogdij over de minderjarige [minderjarige01], geboren in 2009. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om voorlopige voogdij, welke op 3 oktober 2023 al mondeling was toegewezen. De kinderrechter heeft de GI belast met de voorlopige voogdij over [minderjarige01] tot 3 januari 2024. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 oktober 2023 waren de vader, een vertegenwoordigster van de GI en een zittingsvertegenwoordigster van de Raad aanwezig. De vader heeft sinds 2013 geen contact meer gehad met [minderjarige01] en is niet op de hoogte van zijn speciale behoeftes, waaronder een IQ van 72 en een ontwikkelingsleeftijd van 2 tot 5 jaar. De kinderrechter heeft geen nieuwe feiten of omstandigheden gevonden die aanleiding geven om terug te komen op de eerdere beslissing. De GI blijft belast met de voorlopige voogdij, terwijl de Raad verder onderzoek zal doen naar de definitieve voogdij en de rol van de vader in het leven van [minderjarige01]. De kinderrechter heeft de wens van de vader tot contact met [minderjarige01] in het onderzoek meegenomen, waarbij het tempo van [minderjarige01] leidend moet zijn.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/414517 / FA RK 23-4626
Datum uitspraak: 13 oktober 2023
nadere beschikking voorlopige voogdij
in de zaak van
DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,
Regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad,
betreffende de minderjarige
[minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2009 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de vader01],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats01] ,
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND, gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI).

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter verwijst naar zijn mondelinge beslissing van 3 oktober 2023, welke beslissing op 4 oktober 2023 op schrift is gesteld.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de vader, die via een Teams-verbinding aan de mondelinge behandeling heeft deelgenomen;
- een vertegenwoordigster van de GI;
- een zittingsvertegenwoordigster van de Raad.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige01] in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. Hiervan heeft hij geen gebruik gemaakt.

2.De feiten

2.1.
De kinderrechter verwijst voor de feiten naar de beschikking van 4 oktober 2023.
2.2.
Bij mondelinge beslissing heeft de kinderrechter het verzoek van de Raad om voorlopige voogdij toegewezen en de GI belast met de voorlopige voogdij over [minderjarige01] met ingang van 3 oktober 2023 en tot 3 januari 2024. De betrokkenen zijn nader gehoord tijdens de mondelinge behandeling op 13 oktober 2023.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad heeft verzocht de voorlopige voogdij over [minderjarige01] uit spreken, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De Raad adviseert om de GI te belasten met de voorlopige voogdij over de minderjarige. Verzocht wordt de maatregel uitvoerbaar bij voorraad te verklaren en zonder voorafgaand verhoor van belanghebbenden op het verzoek te beslissen. De maatregel is volgens de Raad dringend en onverwijld noodzakelijk om in de gezagsuitoefening over [minderjarige01] te voorzien.
3.2.
Thans ligt ter beoordeling voor of er nieuwe feiten of omstandigheden zijn die aanleiding geven tot een ander oordeel betreffende de verzochte voorlopige voogdij.

4.De standpunten

4.1.
De Raad handhaaft het verzoek. Het is noodzakelijk in het belang van [minderjarige01] dat de GI met de voorlopige voogdij over hem wordt belast. De vader oefent het gezag over [minderjarige01] uit maar er is al 10 jaar lang geen contact meer geweest tussen de vader en [minderjarige01] . Vanwege het lang ontbreken van contact heeft de vader geen zicht op de behoeftes van [minderjarige01] . [minderjarige01] heeft ook nog eens speciale behoeftes nu hij een IQ heeft van 72 en zijn ontwikkelingsleeftijd tussen de 2 en 5 jaar wordt geschat. Het is dan ook noodzakelijk dat de GI vanuit haar functie van voorlopige voogdes betrokken blijft om beslissingen rondom [minderjarige01] te nemen. De komende 3 maanden zal de Raad onderzoek doen naar de vraag welke maatregel passend zal zijn en wat de rol van de vader in het leven van [minderjarige01] kan zijn.
4.2.
De GI voert tijdens de mondelinge behandeling aan dat het naar omstandigheden goed gaat met [minderjarige01] . Hij wordt opgevangen in een netwerkpleeggezin. De pleegmoeder geeft wel aan dat zij de indruk heeft dat [minderjarige01] het verlies van zijn moeder niet goed kan verwerken en begrijpen. [minderjarige01] doet het goed op school en wilde na het overlijden van zijn moeder ook graag snel weer terug naar school om deze structuur te behouden. [minderjarige01] heeft een lagere ontwikkelingsleeftijd. School geeft aan dat hij rond de 5 jaar functioneert. De moeder van [minderjarige01] is zo’n 10 jaar geleden met [minderjarige01] en zijn broer, die nu meerderjarig is, bij de vader vertrokken en sindsdien is er geen enkel contact geweest. [minderjarige01] is er niet echt van op de hoogte wie zijn vader is. De GI vraagt zich wel af of zij, gelet op de beperkingen van [minderjarige01] , wel de juiste GI is. Een wijziging van GI is nu echter niet in het belang van [minderjarige01] omdat [minderjarige01] nu net met hen heeft kennis gemaakt. De komende periode zal moeten uitwijzen of de GI wellicht toch moet worden gewijzigd.
4.3.
De vader voert tijdens de mondelinge behandeling aan dat hij afgelopen weekend te horen heeft gekregen dat de moeder van [minderjarige01] is overleden. De vader heeft al sinds oktober 2013 geen contact meer gehad met haar, en ook niet met [minderjarige01] en zijn broer. Zij zijn van de ene op de andere dag vertrokken. De vader is best van slag door het overlijden van de moeder. Hij weet niet wat er staat te gebeuren en hoe het nu precies verder moet. De vader weet vrij weinig over [minderjarige01] . Hij weet wel dat hij autistisch is en dat hij graag naar school gaat. De komende tijd zal bekeken moeten worden wat het beste voor [minderjarige01] is. Het is goed dat de GI met de voorlopige voogdij belast is en ook blijft. De komende periode zal bekeken moeten worden wat het beste voor [minderjarige01] is en waar hij gaat opgroeien. De vader wil heel graag weer contact met [minderjarige01] maar dat moet wel gebeuren op een tempo dat [minderjarige01] aan kan.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter ziet, iedereen gehoord hebbende, geen aanleiding om terug te komen op zijn eerdere beslissing van 3 oktober 2023 waarbij, zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden, de GI is belast met de voorlopige voogdij over [minderjarige01] . De belanghebbenden zijn nu in de gelegenheid gesteld hun standpunt naar voren te brengen. Naar aanleiding daarvan vindt de kinderrechter dat niet is gebleken dat sprake is van nieuwe feiten en/of omstandigheden die aanleiding geven tot een ander oordeel. De verzochte maatregel van voorlopige voogdij is dringend en onmiddellijk noodzakelijk om de belangen van [minderjarige01] te kunnen behartigen. Gebleken is dat de vader van [minderjarige01] al ruim 10 jaar lang geen contact meer met [minderjarige01] heeft gehad. De vader is dan ook niet bekend met de (speciale) behoeftes van [minderjarige01] en kan zijn gezag over hem daardoor niet op een adequate wijze uitoefenen. Nu het wettelijk vereiste gezag over [minderjarige01] niet wordt uitgeoefend is het noodzakelijk dat de GI met de voorlopige voogdij over [minderjarige01] belast blijft.
5.2.
De komende periode dient de Raad te onderzoeken op welke wijze er in de definitieve voogdij ten aanzien van [minderjarige01] moet worden voorzien. De vader heeft aangegeven dat hij graag weer contact met [minderjarige01] zou hebben, maar dat hierbij het tempo van [minderjarige01] leidend moet zijn. De kinderrechter geeft de Raad mee in het onderzoek tevens de wens van de vader tot contact met [minderjarige01] mee te nemen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
bekrachtigt de beschikking van 3 oktober 2023.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2023 door mr. De Beer, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Duerink-Bottinga als griffier en schriftelijk vastgesteld op 27 oktober 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.