ECLI:NL:RBZWB:2023:7743

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 oktober 2023
Publicatiedatum
7 november 2023
Zaaknummer
C/02/412084 / JE RK 23-1323
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • J. Duinhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige in het kader van ondertoezichtstelling

In de zaak van de minderjarige [minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2022, heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 oktober 2023 een nadere beschikking gegeven in het kader van een rekestprocedure. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] verlengd tot het einde van de ondertoezichtstelling, te weten tot 26 januari 2024. Dit besluit volgt op eerdere beschikkingen waarbij [minderjarige01] onder toezicht is gesteld en een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing is verleend. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders van [minderjarige01] positieve ontwikkelingen hebben doorgemaakt, maar dat er nog meer tijd nodig is om deze ontwikkelingen te bestendigen. De ouders hebben hard gewerkt aan hun situatie, maar er zijn nog zorgen over de opvoeding en verzorging van [minderjarige01]. De kinderrechter heeft ook rekening gehouden met het belang van [minderjarige01] en de noodzaak om de rust en structuur in het pleeggezin te behouden. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de ontwikkeling van [minderjarige01] niet in gevaar komt door een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/412084 / JE RK 23-1323
Datum uitspraak: 27 oktober 2023
Nadere beschikking (spoed)uithuisplaatsing
in de zaak van
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI),
betreffende
[minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2022 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder01],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats01] ,
[de vader01],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats01] .

1.Het nadere verloop van de procedure

Het nadere procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 26 juli 2023 en alle daarin vermelde en genoemde stukken;
- de briefrapportage van de GI van 17 oktober 2023, ingekomen bij de griffie op 20 oktober 2023.
De nadere mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 27 oktober 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder;
- een tweetal vertegenwoordigers van de GI.

2.De feiten

De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige01] .
Bij beschikking van 26 januari 2023 heeft de kinderrechter [minderjarige01] onder toezicht gesteld met ingang van 26 januari 2023 en tot 26 januari 2024.
Bij beschikking van 21 juli 2023 heeft de kinderrechter, zonder het voorafgaand horen van belanghebbenden, een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing [minderjarige01] bij voorkeur in een pleeggezin verleend voor de duur van twee weken met ingang van 21 juli 2023 en tot 4 augustus 2023, onder aanhouding van het restant.
Bij beschikking van 26 juli 2023 heeft de kinderrechter de (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] verlengd voor de duur van drie maanden, met ingang van 4 augustus 2023 en tot 4 november 2023, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek.
Op grond van de laatstgenoemde beschikking verblijft [minderjarige01] in een pleeggezin.

3.Het verzoek

De GI verzoekt met spoed een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] bij voorkeur in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
Thans ligt ter beoordeling voor het resterende deel van het verzoek tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] voor de periode van 4 november 2023 en tot 26 januari 2024.

4.De standpunten

De GI handhaaft het resterende deel van het verzoek. De ouders hebben de afgelopen tijd hard gewerkt om hun situatie te verbeteren en zij verdienen daarvoor een compliment. Het huishouden is op orde en wordt nu goed bijgehouden. Daarnaast is er hulpverlening vanuit [zorgorganisatie01] betrokken bij de moeder. Tegelijkertijd zijn er nog wel zorgen, onder meer omdat de ouders hun afspraken nog niet altijd goed nakomen. Laatst waren zij vergeten dat [minderjarige01] gevaccineerd moest worden. Dat is zorgelijk. Volgens de GI wordt er op dit moment veel van de ouders gevraagd; zij zijn net verhuisd, de vader heeft een drukke baan en is vaak weg van huis en de moeder is hard aan het werk om haar verslavingsgevoeligheid onder controle te krijgen en houden. De GI acht de moeder thans nog niet in staat om – op de momenten dat de vader niet thuis is om haar te ondersteunen – zelf de volledige verzorging en opvoeding van [minderjarige01] te dragen. Zolang niet duidelijk is hoe dat kan worden opgevangen, kan [minderjarige01] nog niet terug naar de ouders. Om de mogelijkheden van een terug-thuisplaatsing van [minderjarige01] nader te onderzoeken, is er een aanmelding gedaan voor een onderzoek naar goed genoeg ouderschap. De resultaten moeten nu eerst worden afgewacht. Met [minderjarige01] gaat het verder goed; hij ontwikkelt zich erg goed in het pleeggezin en er is een verbetering zichtbaar in zijn sociale interacties en in zijn hechtingsproces. Er vindt elke zaterdag een paar uur omgang met de ouders plaats. Hoewel [minderjarige01] tijdens de overgangsmomenten vaak nog huilt en zich probeert te verschuilen, gaat dit al wat beter. Er wordt gekeken om de omgang uit te breiden en [minderjarige01] ook bij de ouders te laten overnachten. Dat kan wellicht op vrijdag, zodat er iemand van [zorgorganisatie01] bij de moeder aanwezig is om te kijken hoe het op die momenten met de moeder gaat. Tot slot vermeldt de GI dat [minderjarige01] niet in het huidige pleeggezin kan blijven. Er is al een nieuw pleeggezin gevonden en er wordt alles aan gedaan om [minderjarige01] daar in alle rust te plaatsen.
De ouders vinden dat het restantverzoek moet worden afgewezen. Het gaat goed met [minderjarige01] en de ouders zijn in staat om de opvoeding en verzorging van [minderjarige01] volledig te dragen. De woning is netjes en het huishouden wordt nu goed bijgehouden. Verder worden de afspraken met [zorgorganisatie01] altijd door de ouders nagekomen en gaat de moeder daar indien nodig zelf actief achteraan. Ook kunnen de ouders hun aandacht nu beter over de drie kinderen verdelen, omdat zoon [naam01] in positieve zin is veranderd en niet meer continu aan het zeuren en uitdagen is. De kinderen zien elkaar nu wanneer [naam01] en [minderjarige01] bij de ouders thuis zijn en dat gaat erg goed. De ouders vinden het lastig om te zien dat [minderjarige01] het moeilijk vindt om naar de ouders toe te gaan, maar vinden het ook positief dat hij het goed naar zijn zin heeft in het huidige crisispleeggezin. Zij zouden het jammer en niet in het belang van [minderjarige01] vinden als hij nu weer in een ander pleeggezin wordt geplaatst. Tot slot merkt de vader op dat er op dit moment veel instanties bij het gezin betrokken zijn en verschillende afspraken en regels gelden. Dat is erg intensief en maakt het lastig om een leven te leiden.

5.De verdere beoordeling

Op basis van de stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is de kinderrechter nog steeds van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in het pleeggezin noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek). De kinderrechter verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing daarom tot het einde van de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 26 januari 2024. De kinderrechter legt hierna uit waarom hij deze beslissing neemt.
De kinderrechter stelt allereerst vast dat de ouders de afgelopen tijd zeer positieve ontwikkelingen hebben laten zien. Zij hebben zichtbaar hard gewerkt om de zorgen zoals deze zijn beschreven in de beschikking van 26 juli 2023 weg te nemen. Zij zetten zich goed in en werken op een prettige manier samen met de hulpverlening. Daarvoor verdienen zij allebei een heel groot compliment. De kinderrechter is wel van oordeel dat er nog meer tijd nodig is om de positieve ontwikkelingen verder te bestendigen, zowel voor de ouders als voor [minderjarige01] . De kinderrechter begrijpt dat [minderjarige01] zich goed ontwikkelt in het pleeggezin en dat hem in het pleeggezin de benodigde rust en structuur geboden wordt. Er vindt nu wekelijks een paar uur omgang tussen de ouders en [minderjarige01] plaats en de overgangsmomenten verlopen steeds beter. De positieve effecten van de uithuisplaatsing gaan mogelijk snel verloren wanneer [minderjarige01] nu plotseling terug bij de ouders wordt geplaatst. Daarbij neemt de kinderrechter ook in overweging dat er de komende tijd belangrijk onderzoek voor goed genoeg ouderschap zal gaan plaatsvinden. De kinderrechter is met de GI van mening dat de resultaten van dit onderzoek nu eerst moeten worden afgewacht. Het onderzoek zal naar verwachting zowel de ouders als de hulpverlening nieuwe inzichten bieden en dat kan heel helpend zijn om de situatie in het belang van [minderjarige01] nog verder te verbeteren op een wijze waarbij er straks hopelijk geen gedwongen hulpverlening meer in het gezin nodig is. Daarbij benadrukt de kinderrechter dat het onderzoek gelet op de belangen van [minderjarige01] zo spoedig mogelijk moet worden uitgevoerd. In de tussentijd moet er worden gekeken of de omgang tussen de ouders en [minderjarige01] kan worden uitgebreid. Ook moet de verslavingsgevoeligheid van de moeder goed in de gaten gehouden worden. Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] verlengen tot het einde van de ondertoezichtstelling.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige01] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen kan worden uitgevoerd.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 4 november 2023 en tot 26 januari 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 27 oktober 2023 door mr. Duinhof, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. De Haas als griffier, en op schrift gesteld op 7 november 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.