ECLI:NL:RBZWB:2023:7744

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 oktober 2023
Publicatiedatum
7 november 2023
Zaaknummer
C/02/413142 / JE RK 23-1505
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Hendriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 oktober 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig was. De ouders, de moeder en de vader, zijn niet verschenen, hoewel zij op de juiste wijze waren opgeroepen. De minderjarigen hebben de gelegenheid gekregen om hun mening te geven, maar hebben hiervan geen gebruik gemaakt.

De GI heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van de minderjarigen te verlengen voor de duur van drie maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Dit verzoek is gedaan omdat de minderjarigen te maken hebben met trauma- en hechtingsgerelateerde problematiek, en er een licht verstandelijke beperking is vastgesteld. De GI heeft aangegeven dat de verlenging noodzakelijk is om de medewerking van de moeder aan een gespecialiseerde behandeling, MST-CAN, te waarborgen. De moeder heeft per e-mail laten weten het niet eens te zijn met de verlenging en heeft aangegeven dat zij vindt dat de ondertoezichtstelling moet stoppen.

De kinderrechter heeft de wettelijke vereisten voor verlenging van de ondertoezichtstelling beoordeeld en geconcludeerd dat het verzoek van de GI moet worden toegewezen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een ontwikkelingsdreiging voor de minderjarigen en dat de ondersteuning van de GI noodzakelijk is om ervoor te zorgen dat het MST-CAN traject goed van de grond komt. De ondertoezichtstelling is verlengd van 23 oktober 2023 tot 23 januari 2024, en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat deze onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/413142 / JE RK 23-1505
Datum uitspraak: 20 oktober 2023
Beschikking over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND,
locatie Middelburg,
hierna te noemen de GI,
betreffende
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2007 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2008 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] .

1.Het procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlage(n) van de GI, ingekomen bij de rechtbank op 23 augustus 2023;
- het e-mailbericht van de moeder, ingekomen bij de rechtbank op 16 oktober 2023.
1.2
Op 20 oktober 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen is:
- een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling.
1.3.
De moeder en de vader zijn, hoewel op de juiste wijze opgeroepen, niet verschenen.
1.4.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn in de gelegenheid gesteld om hun mening te geven over het verzoek. Zij hebben van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.

2.De feiten

2.1.
De ouders hadden ten tijde van de indiening van het verzoekschrift gezamenlijk gezag
over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Bij beschikking van deze rechtbank van 17 oktober 2023 is het gezag van de vader over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] beëindigd. Het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] berust nu bij de moeder.
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de moeder.
2.3.
Bij beschikking van 23 oktober 2020 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 23 oktober 2020 en tot 23 april 2021. De ondertoezichtstelling is sindsdien verlengd, voor het laatst bij beschikking van 20 juli 2023 met ingang van 23 juli 2023 en tot 23 oktober 2023.

3.Het verzoek

3.1
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van drie maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft het verzoek. De GI voert hiertoe, samengevat, aan dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te maken hebben met trauma- en hechtingsgerelateerde problematiek die in stand wordt gehouden door het systeem waar ze in zitten. Hiervoor is op advies van [hulporganisatie] een gespecialiseerde behandeling, MST-CAN, aangevraagd. Dit is een intensief traject waarin veel van het gezin waarin [minderjarige 1] en [minderjarige 2] opgroeien wordt verwacht. Daarnaast is er bij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] sprake van een licht verstandelijk beperking. Zij begrijpen niet alles en hebben soms extra begeleiding nodig. Op het moment van indiening van het verzoek moest de beslissing van de rechtbank omtrent het gezag van de vader nog worden afgewacht. De GI verwachtte dat de vader geen akkoord zou geven voor de benodigde hulpverlening, omdat hij wisselend is in zijn betrokkenheid en eerder noodzakelijke hulp heeft tegengehouden. Ook nu het gezag van de vader beëindigd is, vindt de GI verlenging van de ondertoezichtstelling voor de verzochte periode van drie maanden noodzakelijk in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Dit, zo heeft de GI tijdens de mondelinge behandeling verklaard, met name om de medewerking van de moeder aan het voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ingezette MST-CAN traject te borgen. Een goed verloop van het MST-CAN traject is noodzakelijk voor een goede traumaverwerking van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De verzochte verlenging van de ondertoezichtstelling is noodzakelijk om er op toe te zien dat het voorgaande geregeld wordt, voordat er wordt toegewerkt naar het vrijwillig kader.
4.2.
De moeder heeft per e-mail kenbaar gemaakt dat zij het niet eens met verlenging van de ondertoezichtstelling. Zij voert hiertoe, samengevat, aan dat een half jaar geleden al is gezegd dat moet worden toegewerkt naar beëindiging van de ondertoezichtstelling en dat alles wat nog gedaan moest worden inmiddels is gedaan. De moeder wil graag dat de ondertoezichtstelling stopt. Er zijn het afgelopen jaar grote sprongen gemaakt. De moeder wil nu graag alles weer zelf oppakken. De betrokkenheid van de jeugdbescherming op de achtergrond voelt niet meer prettig voor haar.

5.De beoordeling

5.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd; en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
5.2.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond als bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
5.3.
Op basis van de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken is de kinderrechter van oordeel dat het verzoek van de GI dient te worden toegewezen nu wordt voldaan aan de wettelijke vereisten zoals hiervoor vermeld. Dit betekent dat de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt verlengd voor de duur van drie maanden, met ingang van 23 oktober 2023 en tot 23 januari 2024. De kinderrechter zal haar beslissing hieronder toelichten.
5.4.
Het gezag van de vader is bij beschikking van deze rechtbank van 17 oktober 2023 beëindigd. Het standpunt van de GI dat verlenging van de ondertoezichtstelling nodig is, omdat de vader zijn toestemming voor de voor de hulpverlening van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] benodigde hulpverlening weigert, is hierdoor achterhaald.
5.5.
Wel ziet de kinderrechter in de andere door de GI naar voren gebrachte redenen aanleiding om de ondertoezichtstelling voor de verzochte periode van drie maanden te verlengen. Er is sprake van een ontwikkelingsdreiging. Zowel bij [minderjarige 1] als bij [minderjarige 2] is sprake van een licht verstandelijk beperking. Zij begrijpen niet alles en hebben soms extra begeleiding nodig. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben te maken hebben met trauma- en hechtingsgerelateerde problematiek die in stand wordt gehouden door het systeem waar ze in opgroeien. De trauma’s van de kinderen worden getriggerd door de beschermende houding van de moeder. Hiervoor is op advies van [hulporganisatie] een gespecialiseerde behandeling, MST CAN, aangevraagd. Dit is een intensief traject waarin veel van het gezin wordt verwacht. Er zijn, zoals door de moeder is aangevoerd, het afgelopen jaar veel stappen gemaakt, maar het is in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk dat ook het MST CAN traject goed van de grond komt. Het gezin van de moeder, waar [minderjarige 1] en [minderjarige 2] opgroeien, staat hiervoor momenteel op de wachtlijst. De kinderrechter is met de GI van oordeel dat de ondersteuning van de GI nodig is om te borgen dat het MST-CAN traject goed van de grond komt, voordat wordt toegewerkt naar hulpverlening in het vrijwillig kader. Gelet hierop is de kinderrechter van oordeel dat het noodzakelijk is dat de ondertoezichtstelling voor de verzochte periode van drie maanden, te weten van 23 oktober 2023 tot 23 januari 2024, wordt verlengd.
5.6.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van de minderjarigen noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met ingang van 23 oktober 2023 en tot 23 januari 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 oktober 2023 door mr. Hendriks, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Duerink-Bottinga als griffier en schriftelijk vastgesteld op 3 november 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.