ECLI:NL:RBZWB:2023:7751

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 oktober 2023
Publicatiedatum
7 november 2023
Zaaknummer
C/02/413448 / JE RK 23-1551
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Benjaddi
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 oktober 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige01]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld op 7 november 2022 en zou aflopen op 7 november 2023. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De kinderrechter heeft de zaak mondeling behandeld, waarbij de moeder, de vader en vertegenwoordigers van de GI aanwezig waren.

De moeder heeft aangegeven dat zij geen verlenging van de ondertoezichtstelling nodig vindt, omdat het goed gaat met haar en [minderjarige01] in het ouder-kindhuis waar zij verblijven. De vader heeft verweer gevoerd tegen de verlenging, omdat hij vindt dat de contacten met [minderjarige01] niet onder begeleiding hoeven te plaatsvinden. De kinderrechter heeft in haar beoordeling vastgesteld dat er nog zorgen zijn over het contact tussen de vader en [minderjarige01] en de samenwerking tussen de ouders. Ondanks de positieve ontwikkelingen, zoals de verhuizing naar een ouder-kindhuis en de start van omgangsbegeleiding, is de kinderrechter van oordeel dat de wettelijke vereisten voor ondertoezichtstelling nog steeds zijn voldaan.

De kinderrechter heeft daarom besloten om de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] te verlengen voor de duur van zes maanden, met ingang van 7 november 2023 tot 7 mei 2024. Het resterende deel van het verzoek zal worden aangehouden tot een pro forma datum, waarbij de GI een schriftelijk verslag moet overleggen over de actuele stand van zaken. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/413448 / JE RK 23-1551
Datum uitspraak: 24 oktober 2023
Beschikking van de kinderrechter over verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING, gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de GI,
over de minderjarige
[minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2022 in [plaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende in deze zaak aan:
[de moeder01],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
De kinderrechter merkt als informant in deze zaak aan:
[de vader01],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats01] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 29 augustus 2023;
  • de brief van 18 oktober 2023 van de GI, met bijlage.
1.2.
Op 24 oktober 2023 heeft de kinderrechter het verzoek, met gesloten deuren, mondeling behandeld. Bij die behandeling waren aanwezig en heeft de kinderrechter gehoord:
  • de moeder;
  • de vader;
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het eenhoofdig ouderlijk gezag over [minderjarige01] .
2.2.
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 7 november 2022, hersteld bij beschikking van 29 december 2022, is [minderjarige01] onder toezicht gesteld van de GI, met ingang van 7 november 2022 tot 7 november 2023.
2.3.
[minderjarige01] verblijft samen met de moeder in een ouder-kindhuis van [hulporganisatie01] te [plaats02] .

3.Het verzoek

De GI verzoekt om de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
Namens de GI is, samengevat, aangegeven dat de moeder en [minderjarige01] in de afgelopen periode zijn verhuisd naar een ouder-kindhuis van [hulporganisatie01] in [plaats02] . De moeder heeft het daar naar haar zin en zij stelt zich begeleidbaar op. De moeder en [minderjarige01] zitten momenteel dan ook op een passende plek. De zorgen richten zich momenteel met name op het ontbreken van structureel contact tussen de vader en [minderjarige01] . Daarnaast verloopt de onderlinge communicatie en samenwerking tussen de ouders wisselend positief. In de komende periode zal er omgangsbegeleiding starten vanuit [zorgorganisatie01] en zal er worden ingezet op ouderschapsbemiddeling. De GI verwacht dat er zes maanden nodig zal zijn om deze trajecten goed vorm te geven. Zij verzoekt daarom om de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] te verlengen voor de duur van zes maanden en de beslissing op het resterende deel van het verzoek aan te houden, zodat er sprake zal zijn van een tussentijds toetsmoment.
4.2.
De moeder heeft, samengevat, aangegeven dat zij verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] niet nodig vindt. Het goed met haar en [minderjarige01] sinds zij bij [hulporganisatie01] verblijven. In [plaats02] heeft de moeder nabijheid van haar familie. Daarnaast is zij onlangs gestart met de koksopleiding en zij zal binnenkort starten in de keuken van het [hotel01] . [minderjarige01] gaat vier dagen per week naar de opvang en de oma moederszijde past één dag op hem op. Zodra daarvoor plek is, zal [minderjarige01] vijf dagen per week naar de opvang gaan. De moeder gaat daarnaast om de week met [minderjarige01] naar de oma vaderszijde. De vader en [minderjarige01] hebben dan ook omgang met elkaar. Omdat het nu goed gaat, er geen zorgen zijn over de moeder en de zorgen zich enkel nog richten op het ontbreken van structureel contact tussen de vader en [minderjarige01] , vindt de moeder verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] niet nodig. De moeder vindt het belangrijk dat [minderjarige01] en de vader contact met elkaar hebben.
4.3.
De vader heeft ook verweer gevoerd tegen verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] . Het heeft lang geduurd voordat de hulpverlening kon starten. Het maakt de vader bovendien kwaad dat de contacten tussen hem en [minderjarige01] onder begeleiding moeten plaatsvinden, terwijl zijn ouders er ook bij aanwezig zijn. Die kunnen het dan prima begeleiden. De vader woont momenteel bij zijn vader in. Daar verblijven ook twee andere kinderen die soms ruzie met elkaar maken. De vader wil [minderjarige01] daar niet aan blootstellen. De vader wil ten slotte graag opnieuw begeleid wonen in de buurt van [minderjarige01] . Momenteel woont hij in [plaats03] en dat vindt hij niet fijn.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
5.2.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
5.3.
Naar aanleiding van de overgelegde stukken en wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken, overweegt de kinderrechter als volgt. Zij vindt het positief dat de ouders in de afgelopen periode positieve stappen hebben gezet. Echter, er is nog geen sprake van structureel positief contact tussen de vader en [minderjarige01] en er zijn nog zorgen over de onderlinge communicatie en samenwerking tussen de ouders over [minderjarige01] . In de komende periode zal er omgangsbegeleiding starten vanuit [zorgorganisatie01] en zal er worden ingezet op ouderschapsbemiddeling. Gelet hierop is de kinderrechter, ondanks dat er sprake is van positieve ontwikkelingen, van oordeel dat nog steeds wordt voldaan aan de wettelijke vereisten voor ondertoezichtstelling van [minderjarige01] .
5.4.
Aangezien namens de GI de verwachting is uitgesproken dat er zes maanden nodig zal zijn om de trajecten op een goede wijze vorm te geven, zal de kinderrechter, overeenkomstig het standpunt van de GI, de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] verlengen voor de duur van zes maanden, met ingang van 7 november 2023 tot 7 mei 2024. Het resterende deel van het verzoek zal worden aangehouden tot hierna te noemen pro forma datum. Aan de GI wordt verzocht om uiterlijk op hierna te noemen pro forma datum een (kort) schriftelijk verslag over te leggen over de actuele stand van zaken en daarbij haar standpunt te geven over het resterende deel van het verzoek. Naar aanleiding daarvan zal de kinderrechter, indien nodig, de ouders en de GI oproepen voor een nadere mondelinge behandeling van het verzoek.
5.5.
De kinderrechter zal de beslissing, gelet op de aard daarvan en het belang dat hierover duidelijkheid bestaat, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als hiertegen hoger beroep wordt ingesteld.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] met ingang van 7 november 2023 tot
7 mei 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
houdt het resterende deel van het verzoek aan tot
dinsdag 26 maart 2024 PRO
FORMA, in afwachting van het schriftelijk verslag van de GI en haar standpunt over het resterende deel van het verzoek, zoals hiervoor is overwogen;
6.4.
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2023 door mr. Benjaddi, kinderrechter, in aanwezigheid van de griffier, en op schrift gesteld op
8 november 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.