ECLI:NL:RBZWB:2023:7753

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
C/02/414571 / FA RK 23-4654
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Graaf
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag en benoeming van een voogd in een gezagsbeëindigende maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 november 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar minderjarige dochter, geboren op [geboortedatum01] 2022. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen en de Stichting Jeugdbescherming Brabant tot voogdes te benoemen. De moeder heeft sinds juli 2022 haar dochter in een pleeggezin geplaatst, maar heeft geen contact met de Gecertificeerde Instelling (GI) en mijdt hulpverlening. Tijdens de mondelinge behandeling was de moeder niet aanwezig, wat de zorgen van de Raad bevestigde over haar betrokkenheid en de ontwikkeling van de minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige te dragen, en dat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig wordt bedreigd. De rechtbank heeft daarom het verzoek van de Raad toegewezen en het ouderlijk gezag van de moeder beëindigd, terwijl de Stichting Jeugdbescherming Brabant als voogd is benoemd. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de beslissing onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaakgegevens: C/02/414571 / FA RK 23-4654
Datum uitspraak: 1 november 2023

beschikking over beëindiging van het ouderlijk gezag

in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, REGIO ZUIDWEST NEDERLAND, hierna te noemen: de Raad,
gevestigd te Breda,
betreffende

[minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2022 te [geboorteplaats01] ,

hierna te noemen: [minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder01] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. D. Marcus te Rijen,

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,

hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI),
gevestigd te Tilburg.
De kinderrechter merkt als informanten aan:

[de pleegouders01] ,

hierna te noemen: de pleegouders,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 3 oktober 2023, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
- een overzicht van de communicatie tussen de GI en de moeder via sms-berichten, overhandigd tijdens de mondelinge behandeling.
Op 1 november 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
- de advocaat van de moeder;
- een vertegenwoordigster van de GI, tevens de betrokken jeugdzorgwerkster;
- een vertegenwoordigster namens de Raad.
Hoewel daartoe correct opgeroepen, zijn niet verschenen:
- de moeder;
- de pleegouders.
Bij aanvang van de mondelinge behandeling merkt de advocaat van de moeder op dat zij geen contact met haar cliënte heeft kunnen krijgen. De moeder reageert niet op telefoontjes of berichten met het verzoek om contact op te nemen. De advocaat van de moeder weet niet of de moeder nog bij de mondelinge behandeling zal verschijnen.
De GI vult hierop aan dat ook zij nauwelijks contact met de moeder kan krijgen. De moeder weet van de mondelinge behandeling en is dringend verzocht naar de rechtbank te komen. De GI heeft de moeder middels sms-berichten steeds op de hoogte gehouden. Dat de moeder alsnog bij de mondelinge behandeling zal verschijnen gelooft de GI niet. Verwacht wordt dat een aanhouding van de zaak geen meerwaarde heeft.
De rechtbank besluit tot voortzetting van de mondelinge behandeling in afwezigheid van de moeder. De GI heeft op verzoek van de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling getracht om telefonisch contact met de moeder te hebben, maar tevergeefs. Op verzoek van de rechtbank heeft de GI de sms-berichten waarin zij de moeder op de hoogte brengt van de mondelinge behandeling laten zien. Deze berichten zijn via de advocaat van de moeder digitaal aan de rechtbank overhandigd. De rechtbank ziet dat de moeder door de GI op de hoogte is gebracht van de juiste zittingsdatum. Ook via de advocaat is de moeder correct opgeroepen. Nu de moeder niet is verschenen en telefonisch niet te bereiken is, gaat de rechtbank ervan uit dat zij niet gehoord wilde worden. Een aanhouding van de zaak heeft geen meerwaarde omdat verwacht wordt dat de moeder ook dan niet zal verschijnen.
Over de afwezigheid van de pleegouders meldt de GI dat zij er bewust voor hebben gekozen om niet naar de rechtbank te komen.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige01] wordt uitgeoefend door de moeder.
Bij beschikking van 7 juli 2022 is [minderjarige01] onder toezicht gesteld van de GI tot 7 juli 2023 en is een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een voorziening voor pleegzorg tot 7 januari 2023.
Bij beschikking van 7 juli 2022 heeft de kinderrechter het verzoek van de Raad om het gezag van de moeder te beëindigen en de GI tot voogd over [minderjarige01] te benoemen afgewezen, nadat de Raad het verzoek heeft ingetrokken.
Bij beschikking van 6 december 2022 heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 7 juli 2023.
Laatstelijk, bij beschikking van 29 juni 2023 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] verlengd met ingang van 7 juli 2023 tot 7 juli 2024. Tevens is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een voorziening voor pleegzorg verlengd met ingang van 7 juli 2023 tot 7 juli 2024.
Sinds 4 januari 2022 verblijft [minderjarige01] een pleeggezin. Vanaf juli 2022 verblijft [minderjarige01] bij haar huidige, perspectiefbiedend pleeggezin.
De GI heeft zich bij brief van 27 september 2023 bereid verklaard om de voogdij over [minderjarige01] te aanvaarden.

Het verzoek

De Raad verzoekt om het gezag van de moeder te beëindigen en de GI tot voogdes over [minderjarige01] te benoemen, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Het standpunt van de Raad

De Raad voert schriftelijk, samengevat, het volgende aan. Sinds juli 2022 verblijft [minderjarige01] bij het perspectiefbiedend pleeggezin. In eerste instantie wilde de moeder [minderjarige01] ter adoptie afstaan. Zij heeft later besloten hiervan af te zien om te proberen om zelf voor [minderjarige01] te zorgen. Dit is niet gelukt. De moeder krijgt drie jaar intensieve begeleiding op verschillende gebieden (financieel, wonen, werk en psychische gezondheid). De moeder is voor de GI vanaf eind 2022 tot heden niet tot nauwelijks te bereiken. Zij reageert niet op telefonische oproepen, appjes of brieven om contact op te nemen. De Raad heeft al jaren zorgen over de moeder. Zij heeft lichamelijke klachten, slaapproblemen, een slecht dag- en nachtritme en vertoont vermijdend gedrag. Onduidelijk is of de moeder handelt vanuit trauma. Gezien wordt dat het de moeder niet lukt om betrouwbaar te zijn in afspraken. Zij komt niet naar hulpverlening en zegt herhaaldelijk omgangsmomenten af. Wanneer de moeder op omgangsmomenten verschijnt en zij concrete tips krijgt, lukt het haar niet om deze op te volgen. Ook lukt het de moeder niet om aansluiting bij [minderjarige01] te vinden. Dit wordt door de jeugdzorgwerker en door De GezinsManager geconstateerd. Hoewel de moeder informatie over [minderjarige01] krijgt aangedragen, pakt zij dit niet op. Zij laat niet zien dat zij betrokken wil worden bij beslissingen rondom [minderjarige01] . Het lukt de moeder niet om consequent een rol te spelen in het leven van [minderjarige01] en daarin betrouwbaar te zijn. De moeder lijkt zich te hebben neergelegd bij de situatie dat zij niet voor [minderjarige01] kan zorgen. Bij de moeder is er sprake van onmacht, geen onwil. Waar de onmacht vandaan komt is onduidelijk. In de praktijk is er ongeveer een uur per maand contact tussen de moeder en [minderjarige01] . Hier is oma (moederszijde) ook bij. Officieel heeft de moeder ook alleen, zonder oma, eens per twee weken omgang met [minderjarige01] , maar hierbij is de moeder nooit aanwezig. In heel 2023 is moeder nog niet naar die omgangsmomenten gekomen. De Raad maakt zich dan ook zorgen over de hechtingsrelatie tussen de moeder en [minderjarige01] .
In aanvulling op het verzoek voert de Raad, samengevat, nog het volgende aan. Dat de moeder niet bij de mondelinge behandeling aanwezig is, is helaas exemplarisch voor hoe de moeder zich opstelt. Het bevestigt de indruk dat het voor haar allemaal te veel is. De Raad maakt zich grote zorgen over de moeder. De Raad is ervan overtuigd dat de GI er alles aan heeft gedaan om de moeder de gelegenheid te geven om zich te bewijzen en zich betrokken op te stellen. Dit heeft niet geleid tot een kentering van de situatie. De Raad acht het van belang dat het dunne lijntje wat er nu tussen de moeder en [minderjarige01] is, wel behouden blijft. De GI heeft toegezegd zich daarvoor in te spannen. De Raad handhaaft het verzoek.

Het standpunt van de belanghebbenden

Namens de moeder wordt, samengevat, aangevoerd dat er geen juridisch standpunt ingenomen kan worden. De advocaat is via de rechtbank aan de moeder toegevoegd. De advocaat heeft geen contact met de moeder kunnen krijgen en zal om die reden alleen als procesbewaker bij de mondelinge behandeling aanwezig zijn.
Namens de GI wordt, samengevat, het volgende naar voren gebracht. Tussen de GI en de moeder is er nauwelijks contact. De GI heeft echt geprobeerd om via verschillende wegen met de moeder in contact te komen. Er stond ook hulpverlening voor haar klaar. Gezien wordt dat de moeder steeds uit contact treedt als er daadwerkelijk iets gedaan moet worden. De moeder mijdt de hulpverlening. De moeder heeft iedere maand contact met [minderjarige01] . De oma (mz) is daarbij aanwezig. Deze omgangsmomenten zijn voor de moeder ook voldoende. Tijdens de omgangsmomenten is er weinig interactie tussen de moeder en [minderjarige01] . Als [minderjarige01] bijvoorbeeld een boekje pakt en aan de moeder geeft, legt zij dat naast zich neer. Bij het perspectiefbiedend pleeggezin gaat het goed met [minderjarige01] . Zij is een vrolijke en blije peuter van bijna twee jaar. In januari 2024 gaat [minderjarige01] naar de peuterspeelzaal. Desgevraagd bevestigt de GI dat de betrokken jeugdzorgwerker ook de voogd van [minderjarige01] wordt.

De beoordeling

De rechtbank overweegt, dat zij op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) het gezag van een ouder kan beëindigen, indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er grote zorgen over de moeder bestaan op verschillende leefgebieden. Hoewel de moeder eerder aangaf te willen proberen om zelf voor [minderjarige01] te zorgen, is dit niet gelukt. Gezien wordt dat de moeder uit contact treedt, hulpverlening vermijdt, en zij haar even leven niet op de rit lijkt te hebben. De moeder handelt onbetrouwbaar als het gaat om het nakomen van afspraken. [minderjarige01] wordt hierdoor al geruime tijd ernstig in haar ontwikkeling bedreigd.
Evenals de Raad is de rechtbank ervan overtuigd dat door de GI al het nodige is gedaan om de moeder de hulpverlening te bieden die zij nodig heeft. Het is desondanks niet gelukt om de situatie te veranderen.
Dat de moeder herhaaldelijk omgangsmomenten afzegt en zich onbetrouwbaar opstelt in het nakomen van afspraken maakt naar het oordeel van de rechtbank dat de moeder geen verantwoordelijkheid over [minderjarige01] kan dragen. Zij kan niet bij [minderjarige01] aansluiten en weet onvoldoende wat er in het leven van [minderjarige01] speelt. Hierdoor kan van de moeder niet worden verwacht dat zij passende keuzes kan maken in het leven van [minderjarige01] . Hoewel de moeder informatie over [minderjarige01] krijgt aangereikt, doet zij hiermee niets. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [minderjarige01] duidelijkheid nodig, ook ten aanzien van haar opvoedsituatie. [minderjarige01] ontwikkelt zich goed in het pleeggezin. Een plaatsing aldaar dient gewaarborgd te blijven.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, daarom van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, sub a BW is voldaan en zal het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder toewijzen.
Omdat de beëindiging van het gezag van de moeder ertoe zal leiden, dat een gezagsvoorziening over [minderjarige01] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid BW een voogd over haar te benoemen. In dat verband overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank begrijpt uit de overlegde stukken dat de pleegouders hun neutrale positie ten opzichte van de moeder willen behouden. De samenwerking tussen hen is nu goed en dat moet zo blijven. De GI heeft zich bereid verklaard om de voogdij op zich te nemen.
De rechtbank is daarom van oordeel dat Stichting Jeugdbescherming Brabant, gevestigd te Tilburg moet worden belast met de voogdij.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige01] noodzakelijk is dat deze beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
In verband met het bepaalde in artikel 2, aanhef en sub a, van het Besluit Gezagsregisters zal de rechtbank de griffier verzoeken een afschrift van deze beschikking te sturen aan het centrale gezagsregister om daarin aantekening te doen van de gewijzigde gezagssituatie.
Ten slotte overweegt de rechtbank dat zij het met de Raad heel belangrijk voor [minderjarige01] vindt dat het dunne lijntje dat tussen haar en haar moeder bestaat behouden blijft. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI aangegeven dat zij daar haar best voor zal blijven doen.

De beslissing

De rechtbank:
beëindigt het ouderlijk gezag van [de moeder01] , geboren op [geboortedatum02] 1998 te [geboorteplaats02] over de [minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2022 te [geboorteplaats01] ;
benoemt tot voogdes over genoemde minderjarige Stichting Jeugdbescherming Brabant, gevestigd te Tilburg;

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

verzoekt de griffier om krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een aantekening te maken van deze beslissing in het centraal gezagsregister.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 1 november 2023 door mr. De Graaf, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Vos als griffier.
De schriftelijk uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 7 november 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch