ECLI:NL:RBZWB:2023:7758

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 november 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
C/02/412208 / FA RK 23-3521
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Hamburger
  • mr. De Jong
  • mr. Jurkovich
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag en benoeming van een voogd voor een minderjarige in een situatie van ernstige ontwikkelingsbedreiging

Op 6 november 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag 1] 2017. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen en de GI, Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, tot voogdes te benoemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder onvoldoende praktisch en emotioneel beschikbaar is voor [minderjarige], die in een pleeggezin verblijft. Ondanks eerdere hulpverlening is de situatie van de moeder niet verbeterd en is er al meer dan een half jaar geen contact tussen de moeder en [minderjarige]. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van een ernstige bedreiging van de ontwikkeling van [minderjarige] en dat de moeder niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor zijn verzorging en opvoeding te dragen binnen een aanvaardbare termijn. De rechtbank heeft daarom het verzoek van de Raad toegewezen en het ouderlijk gezag van de moeder beëindigd. Tevens is de GI benoemd tot voogdes over [minderjarige]. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de beslissing onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep. De rechtbank heeft ook de hoop uitgesproken dat er in de toekomst contact tussen de moeder en [minderjarige] kan worden georganiseerd, mits de moeder zich inspant om met de GI samen te werken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/412208 / FA RK 23-3521
Datum uitspraak: 6 november 2023

Beschikking van de meervoudige kamer over de gezagsbeëindiging

in de zaak van

RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,

hierna te noemen: de Raad,
gevestigd te Breda,
betreffende

[minderjarige] ,

geboren op [geboortedag 1] 2017 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[De moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. N. van Vliet te Breda,

LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING EN RECLASSERING,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd te Eindhoven,

[pleegouders] ,

hierna te noemen: de pleegouders,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 19 juli 2023, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
Op 13 oktober 2023 heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
- de advocaat van de moeder;
- een vertegenwoordigster van de Raad;
- twee vertegenwoordigsters van de GI;
- de pleegouders.
Hoewel daartoe correct opgeroepen is de moeder niet bij de mondelinge behandeling verschenen.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgevoerd door de moeder.
[minderjarige] verblijft in een pleeggezin.
Bij beschikking van 6 april 2021 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI tot 6 april 2022. Op 12 november 2021 is [minderjarige] met spoed uit huis geplaatst in een voorziening voor pleegzorg tot 26 november 2021. Deze maatregelen zijn daarna verlengd, voor het laatst bij beschikking van 30 maart 2023, en gelden tot 6 april 2024.

Het verzoek

De Raad verzoekt het gezag van de moeder te beëindigen en de GI tot voogdes over [minderjarige] te benoemen, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Het standpunt van de Raad

De Raad voert schriftelijk, samengevat, het volgende aan. Er is sprake van een ernstig bedreigde ontwikkeling van [minderjarige] , omdat hij in de opvoedsituatie bij de moeder ernstig tekort is gekomen wat betreft basale zorg en veiligheid. Hij is getuige geweest van fors huiselijk geweld en de moeder was, waarschijnlijk vanwege haar persoonlijke problematiek, onvoldoende praktisch en emotioneel beschikbaar voor [minderjarige] . Dit heeft ertoe geleid dat [minderjarige] onvoldoende geleerd heeft om zich toe te vertrouwen aan volwassenen, hij vluchtig is in contact en hij geneigd is om zelf alles te willen bepalen. Hij heeft een basale onzekerheid en twijfel over zichzelf. De eerdere (traumatische) gebeurtenissen belemmeren hem daardoor nog steeds in zijn ontwikkeling en het aangaan van positieve relaties met de pleegouders en leeftijdgenoten.
In de beschikkingen van november 2021 en april 2022 wordt door de rechtbank aangedrongen op snelle duidelijkheid wat betreft het toekomstperspectief. [minderjarige] leeft immers al lange tijd in onveiligheid en onzekerheid. Hij moet zo snel mogelijk weten waar hij gaat opgroeien. In oktober 2022, vastgelegd in een brief van november 2022, neemt de GI het opvoedbesluit dat [minderjarige] niet terug naar de moeder gaat en blijft wonen in het huidige pleeggezin. [minderjarige] voelt zich inmiddels helemaal thuis in het pleeggezin waar hij vanaf januari 2022 verblijft en daar kan hij zich verder gaan hechten, iets wat noodzakelijk is voor zijn verdere ontwikkeling. Duidelijk is geworden dat de moeder niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] binnen de voor hem
aanvaardbare termijn te dragen, omdat de doelen zoals opgesteld bij start van de ondertoezichtstelling nog onveranderd zijn en de inschatting is dat de moeder, door haar persoonlijke problematiek en omdat zij hulpverlening niet accepteert, niet in staat is om [minderjarige] de veiligheid, zorg en aandacht te geven die hij nodig heeft om zich te ontwikkelen. Ondanks intensieve inspanningen vanuit zowel eerdere hulpverlening als hulpverlening tijdens de ondertoezichtstelling, is de conclusie dat de situatie van de moeder niet verbeterd is. Er is zelfs al ruim een half jaar geen enkel contact meer tussen de moeder en [minderjarige] .
Gelet op het voorgaande is volgens de Raad een ondertoezichtstelling met machtiging tot uithuisplaatsing niet langer de meest passende maatregel. Immers een terugplaatsing bij de moeder is niet meer aan de orde. Bovendien hebben [minderjarige] en de moeder behoefte aan duidelijkheid over het toekomstperspectief van [minderjarige] . Voor [minderjarige] is een voogdijmaatregel een extra bevestiging van de perspectief biedende plaatsing. Pleegouders kunnen hem hierdoor ook emotioneel de bevestiging geven dat hij bij hen mag blijven wonen. Bovendien kunnen praktische zaken sneller geregeld worden. De Raad heeft geconcludeerd dat de moeder onmachtig is om haar verantwoordelijkheid te kunnen nemen en het gezag over [minderjarige] uit te oefenen. In de visie van de Raad lijkt het hoogst haalbare een ontspannen en zo regelmatig mogelijk contact tussen de moeder en [minderjarige] .
In het belang van [minderjarige] moet de GI de voogdij over hem krijgen. De pleegouders willen niet met de voogdij over [minderjarige] belast worden aangezien zij een neutrale instantie voor hem noodzakelijk achten, die het contact met de moeder onderhoudt aangaande de bezoekregeling en regelzaken voor [minderjarige] . De pleegouders willen zich volledig blijven richten op [minderjarige] en hebben hierin zowel ondersteuning als regie nodig. De GI en pleegzorg vinden dat door de forse en complexe problematiek van de moeder en de begeleidingsbehoeften van pleegouders, een neutrale professionele instantie het best belast kan worden met de voogdij. De Raad sluit zich hierbij aan en vindt het in het belang van [minderjarige] dat de GI wordt belast met de voogdij als neutrale partij.

Het standpunt van de moeder

Mr. Van Vliet heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat de moeder haar via een sms-bericht heeft laten weten niet naar de mondelinge behandeling te zullen komen. In dat bericht geeft zij ook aan niemand te vertrouwen, dat er in de stukken leugens over haar worden verteld en dat zij hoopt dat [minderjarige] weer thuis komt of dat zij omgang met hem kan krijgen. Anders dan de inhoud van dit bericht kan mr. Van Vliet namens de moeder geen inhoudelijk standpunt innemen.
Namens de GI is, samengevat, het volgende naar voren gebracht. De GI heeft geen contact met de moeder kunnen krijgen. Het organiseren van omgang tussen de moeder en [minderjarige] is niet mogelijk gebleken. Soms nam zij haar telefoon op, echter dit leidde niet tot inhoudelijke gesprekken. Dit heeft ertoe geleid dat er reeds een jaar geen contact is tussen de moeder en [minderjarige] , terwijl hij hieraan wel behoefte heeft. De GI staat achter het verzoek van de Raad.
Door de pleegouders is, samengevat, naar voren gebracht dat het goed met [minderjarige] gaat. Hij doet het goed op school. Wel mist hij zijn moeder en zijn broertje. Hoe het met zijn moeder gaat, weet [minderjarige] niet. Om een neutrale rol te behouden, staan de pleegouders achter het verzoek van de Raad om de GI tot voogdes over [minderjarige] te benoemen.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de rechter het gezag van een ouder beëindigen, indien:
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
Naar het oordeel van de rechtbank is er onverlet sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging en lukt het de moeder niet om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] , binnen een voor hem aanvaardbare termijn, te dragen. De moeder is, waarschijnlijk vanwege haar persoonlijke problematiek, onvoldoende praktisch en emotioneel beschikbaar voor [minderjarige] . Inspanningen van de hulpverlening hebben onvoldoende resultaat gehad. Ook de GI heeft tevergeefs getracht om het tij te keren. Gebleken is dat het niet lukt om met de moeder in contact te blijven. Zij is op momenten onbereikbaar en reageert niet. De afgelopen periode is duidelijk geworden dat er niet meer wordt gewerkt aan een terugplaatsing bij de moeder. De maatregelen van een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing zijn niet langer het geëigende middel. [minderjarige] verdient duidelijkheid over zijn toekomstperspectief en die zal de rechtbank met deze beslissing geven.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank dan ook van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a BW is voldaan en zal het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder toewijzen.
Omdat de beëindiging van het gezag van de moeder ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [minderjarige] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid, BW een voogd over hem te benoemen. In dat verband overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank heeft zich ervan vergewist dat de GI zich bereid heeft verklaard de voogdij op zich te nemen. Daarnaast kan de GI een neutrale positie innemen en willen de pleegouders voorkomen dat zij in een moeilijke positie terechtkomen ten aanzien van de moeder, die zij bovendien niet kennen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de GI moet worden belast met de voogdij.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat deze beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
In verband met het bepaalde in artikel 2, aanhef en sub a, van het Besluit Gezagsregisters zal de rechtbank de griffier verzoeken een afschrift van deze beschikking te sturen aan het centrale gezagsregister om daarin aantekening te doen van de gewijzigde gezagssituatie.
Tot slot
De rechtbank ondersteunt omgang tussen de moeder en [minderjarige] . Hiervoor is nodig dat de moeder zich inspant om het contact met de GI aan te gaan en zich ook meewerkend opstelt. Immers, alleen in overleg met de GI kan het contact worden georganiseerd. De rechtbank hoopt dat zowel de moeder als de GI zich zullen blijven inspannen om het contact in de toekomst vorm te geven, nu [minderjarige] hier in het kader van zijn identiteitsontwikkeling bij gebaat zal zijn.
De rechtbank beslist als volgt.

De beslissing

De rechtbank:
beëindigt het ouderlijk gezag van [De moeder] , geboren op [geboortedag 2] 1979 te [geboorteplaats] over de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedag 1] 2017 te [geboorteplaats] ;
benoemt tot voogdes over genoemde minderjarige Leger Des Heils Jeugdbescherming & Reclassering gevestigd te Eindhoven;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
verzoekt de griffier om krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een aantekening te maken van deze beslissing in het centraal gezagsregister.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 november 2023 door mr. Hamburger, voorzitter, mr. De Jong en mr. Jurkovich, allen kinderrechters, in tegenwoordigheid van de griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.