ECLI:NL:RBZWB:2023:7770

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
C/02/357064 FA RK 19-1732
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Haerkens-Wouters
  • J. Meyboom
  • A. Oomes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijds hoger beroep in verband met peildatum waardering aandelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 november 2023 een nadere beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de ontbinding van een geregistreerd partnerschap. De vrouw, vertegenwoordigd door mr. G.V. van Campen, en de man, vertegenwoordigd door mr. Z. Gademan, zijn betrokken in een geschil over de waardering van aandelen van een besloten vennootschap (B.V.) per peildatum 29 december 2022. De rechtbank heeft eerder op 14 juni 2023 een beschikking gegeven waarin werd overwogen dat een registervaluator benoemd zou worden om de economische waarde van de aandelen te bepalen. De man heeft ingestemd met de benoeming van de deskundige en het voorgestelde voorschot, terwijl de vrouw verzocht heeft om tussentijds appèl tegen de beschikking van 14 juni 2023. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw en man in overweging genomen en besloten dat het tussentijds appèl wordt toegestaan. Dit besluit is genomen om proceseconomische redenen, aangezien een deskundigenonderzoek tijdrovend en kostbaar kan zijn. De rechtbank heeft bepaald dat, indien de vrouw gebruik maakt van het recht om tussentijds appèl in te stellen, de zaak geschorst zal worden totdat de uitspraak van het gerechtshof onherroepelijk is. De zaak is verwezen naar de rol voor uitlating over de wijze van voortprocederen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/357064 FA RK 19-1732
Nadere beschikking betreffende ontbinding geregistreerd partnerschap van 31 oktober 2023
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaten voorheen mr. M. de Maaré en mr. N. Broeren,
advocaat nu mr. G.V. van Campen,
en
[de man],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. Z. Gademan.
1. Het verdere verloop van het geding
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van deze rechtbank van 14 juni 2023 en alle daarin vermelde stukken;
- de brief van mr. Gademan van 14 juli 2023;
- de brief van mr. Van Campen van 18 juli 2023;
- de brief van mr. Van Campen van 14 augustus 2023;
- de brief van mr. Gademan van 18 september 2023.

2.De nadere beoordeling

2.1.
Bij voormelde beschikking is onder rechtsoverweging 2.16. overwogen dat de rechtbank voornemens is om een register valuator in de persoon van [naam] tot deskundige te benoemen en hem daarbij de navolgende vragen voor te leggen:
1. Wat is de economische waarde van de aandelen van [B.V.] per peildatum 29 december 2022, op basis van een indicatieve waardebepaling (DCF-methode), met toepassing van hoor en wederhoor door de deskundige? Bij de DCF-waardering worden aan de deskundige als uitgangspunten meegegeven “going concern” en “stand-alone” inzake de actieve ondernemingen, alsmede dat na de
verdeling naar verwachting een lonende exploitatie mogelijk is (lees: continuïteit
mag niet in gevaar komen).
2. Heeft u nog opmerkingen die mogelijk relevant kunnen zijn bij onderhavige waardering?
2.2.
In de beslissing van voornoemde beschikking, onder 3.1. en verder,
- zijn partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de door de rechtbank genoemde deskundige, voorgestelde vragen en de daaraan verbonden kosten en
overige voorwaarden zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.16. tot en met 2.23. van die beschikking;
- is bepaald dat de vrouw bij wijze van voorschot op de vermogensrechtelijke
afwikkeling van de gemeenschap van partijen, aan de man dient te voldoen een bedrag
ter hoogte van € 75.000,=;
- is bepaald dat de vrouw binnen 14 dagen na de datum van die beschikking aan de man
dient af te geven een kopie van alle rekeningafschriften van de in de beschikking genoemde privé rekening van de vrouw alsmede een onderbouwd antwoord op de vragen die de man via de e-mail van zijn advocate op 3 december 2021 heeft gesteld;
- zijn de verzoeken van de man onder A. sub 1 tot en met 8 afgewezen;
- is de behandeling van de overige verzoeken aangehouden en is iedere verdere beslissing aangehouden tot 26 juli 2023.
2.3.
Bij voormelde brief van 14 juli 2023 heeft de man ingestemd met de door de
rechtbank voorgestelde deskundige en het voorgestelde voorschot, alsmede dat het voorschot vooralsnog ten laste komt van de vrouw.
Voor wat betreft de voorgestelde vragen aan de deskundige heeft de man in diezelfde brief verzocht om in de vraagstelling de deskundige wat ruimte te bieden voor wat betreft de te hanteren waarderingsmethode. Voorts verzoekt de man om, voor zover de vraagstelling ziet op de continuïteit van de onderneming, daarin mee te nemen dat de vorderingen en afspraken van [B.V.] op en met de vrouw in privé, niet mogen worden meegenomen in de beoordeling voor wat betreft de continuïteit van de onderneming. Tot slot stelt de man dat van de vrouw wordt verwacht dat zij de aan te leveren prognoses aan de deskundige voorziet van een goede op verificatoire bescheiden gebaseerde onderbouwing.
2.4.
In haar brief van 18 juli 2023 verzoekt de vrouw primair om haar op grond van artikel 385 lid 4 Rv verlof te verlenen voor tussentijds appèl tegen de beschikking van 14 juni 2023 nu zij zich onder meer daarin niet kan vinden.
Voor zover tussentijds appèl niet wordt toegestaan stelt de vrouw ter zake de geformuleerde vragen aan de deskundige in haar brief van 14 augustus 2023 ten eerste dat in vraag 1 abusievelijk wordt gesproken over de “economische waarde” van de aandelen in plaats van de “ waarde in het economisch verkeer”. De vrouw verzoekt vraag 1 in die zin aan te passen.
Voorts verzoekt de vrouw toe te voegen de vraag welk bedrag zij aan de onderneming kan onttrekken zonder dat de continuïteit van de onderneming in gevaar komt.
De vrouw betwist verder dat de deskundige ter zake de te hanteren waarderingsmethode een ruimere, althans andere waarderingsmethode zou moeten kunnen hanteren nu partijen over de te hanteren DCF methode al overeenstemming hadden.
Tot slot verzoekt de vrouw om de beschikking van 14 juni 2023 aan te vullen in die zin dat, nu de in artikel 4.17 Wet IB 2001 genoemde termijn voor de doorschuiffaciliteit is verstreken, de vrouw een bruto waarde van de aandelen aan de man zal moeten uitkeren en dat de man op zijn beurt de door hem verschuldigde AB-heffing rechtstreeks aan de fiscus moet voldoen.
2.5.
De man is in de gelegenheid gesteld om te reageren op de brieven van de vrouw.
In zijn brief van 18 september 2023 verzet de man zich tegen het verzoek van de vrouw ex artikel 385 lid 4 Rv, temeer omdat de zaak tussen partijen als sinds 2019 aanhangig is. Volgens hem is het van belang dat een deskundige zich nu over de zaak buigt.
De man onderschrijft het verzoek van de vrouw om vraag 1 aan te passen in die zin dat, in plaats van “de economische waarde” van de aandelen, wordt verzocht om “de waarde in het economisch verkeer” te laten bepalen.
De door de vrouw gewenste aanvullende vraag ter zake de continuïteit van de onderneming acht de man niet nodig omdat de door haar aangehaalde jurisprudentie niet van toepassing is op het huwelijksvermogensregime van partijen. Voor zover de vraag wel zou worden meegenomen verwijst de man naar zijn eerdere standpunt ter zake de vorderingen en afspraken van [B.V.] op en met de vrouw in privé. Bovendien heeft de vrouw volgens de man de mogelijkheid om het aan hem toekomende aandeel in de aandelen te betalen uit andere financieringsmogelijkheden dan vanuit haar onderneming.
Voor wat betreft de te hanteren waarderingsmethode bevestigt de man, ter voorkoming van misverstanden, dat de DCF methode de te hanteren waarderingsmethode is.
Tot slot stemt de man in met het verzoek van de vrouw tot aanvulling van de beschikking van 14 juni 2023 voor zover dat ziet op de AB-heffing.
2.6.
De rechtbank overweegt als volgt. Om redenen van proceseconomische aard zal de rechtbank tussentijds appèl tegen de beschikking van 14 juni 2023 toestaan. Het openstellen van tussentijds appèl leidt weliswaar tot een vertraging van de procedure, maar in deze zaak weegt zwaarder dat een omvangrijk, tijdrovend en kostbaar deskundigenonderzoek zal worden gelast ter vaststelling van de waarde van de aandelen van [B.V.] , waarvan later mogelijk wordt geoordeeld dat dit onderzoek niet doelmatig was of dat de door de rechtbank gekozen uitgangspunten niet (helemaal) juist zijn.
2.7.
Indien de vrouw gebruik zal maken van de bevoegdheid om tussentijds appèl tegen de beschikking van 14 juni 2023 in te stellen, zal de rechtbank bepalen dat, zodra appèl is ingesteld, de zaak wordt geschorst en naar de rol wordt verwezen totdat de uitspraak van het gerechtshof onherroepelijk is geworden. Voor het geval geen tussentijds appèl tegen de beschikking van 14 juni 2023 wordt ingesteld, zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over het verdere verloop van de procedure. De rechtbank zal de zaak dan ook verwijzen naar de rol voor uitlating op welke wijze volgens partijen moet worden voort geprocedeerd.
2.8.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
bepaalt dat van de beschikking gewezen op 14 juni 2023 hoger beroep kan worden ingesteld voordat de eindbeschikking is gewezen;
3.2.
verwijst de zaak naar de rol van dinsdag 28 november 2023 voor uitlating over de wijze van voort procederen door beide partijen;
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Haerkens-Wouters, Meyboom en Oomes, en, in tegenwoordigheid van mr. Van der Plas, griffier, in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2023.