AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting en gebruik van openbare weg tijdens schorsing
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 8 november 2023, worden de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende twee naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting opgelegd, alsook boetes. De eerste naheffingsaanslag betrof het tijdvak van 11 februari 2021 tot en met 4 januari 2022, en de tweede van 5 april 2022 tot en met 4 juli 2022. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur de eerste naheffingsaanslag terecht heeft opgelegd, maar vermindert de boete bij deze aanslag tot € 422,50. De rechtbank oordeelt dat de tweede naheffingsaanslag ook terecht is opgelegd, omdat belanghebbende de motorrijtuigenbelasting voor het tijdvak van 5 april 2022 tot en met 4 juli 2022 niet tijdig heeft betaald. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar van 12 augustus 2022 voor zover deze betrekking heeft op de boetebeschikking van de eerste naheffingsaanslag, maar verklaart het beroep met betrekking tot de tweede naheffingsaanslag ongegrond. Belanghebbende krijgt het betaalde griffierecht terug, maar er worden geen proceskosten vergoed.
Voetnoten
1.Artikel 1, eerste lid, en artikel 6 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (Wet MRB).
2.Artikel 19, eerste lid, van de Wet MRB.
3.Artikel 35, eerste lid, van de Wet MRB.
4.Artikel 35, tweede lid, van de Wet MRB.
5.Artikel 35, derde lid, van de Wet MRB.
6.Overeenkomstig artikel 6 van de Wet MRB.
7.Artikel 8 van de Wet MRB.
8.Op basis van artikel 37 van de Wet MRB 1994, gelezen in samenhang met artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR).
9.Artikel 35, zesde lid, van de Wet MRB.
10.Artikel 15, eerste lid, van de Wet MRB.
11.Artikel 10 van de Wet MRB.
12.Artikel 20, eerste lid, van de AWR.
13.Artikel 67c van de AWR.
14.Artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR.