ECLI:NL:RBZWB:2023:7797

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 augustus 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
23-004952 en 23-004951
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • M. Collombon
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding na vrijspraak en voorlopige hechtenis

Op 17 augustus 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, uitspraak gedaan in de zaken met parketnummer 02/145776-22, betreffende verzoekschriften ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering. De verzoeker, die in 2020 in voorlopige hechtenis was genomen en later op 18 november 2022 vrijgesproken werd, heeft schadevergoeding aangevraagd voor immateriële schade, kosten van rechtsbijstand en gederfde inkomsten. De rechtbank heeft de verzoeken beoordeeld en vastgesteld dat de verzoeker recht heeft op een schadevergoeding van € 520,- voor de ondergane inverzekeringstelling, € 7.789,27 voor de kosten van rechtsbijstand en € 680,00 voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer. De rechtbank heeft het verzoek tot vergoeding van gederfde inkomsten afgewezen, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De totale toegekende schadevergoeding bedraagt € 8.989,27, die zal worden overgemaakt op naam van Stichting Beheer Derdengelden TDNL Strafrechtadvocaten. De beslissing is genomen door rechter M. Collombon en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02/145776-22
rk-nummers: 23-004952 en 23-004951
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 22 februari 2023, in de zaak:
[verzoeker]
geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. J.H.E.M. Kersemaekers, advocaat te Breda op het adres Postbus 4650, 4803 ER Breda
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 520,-, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
  • € 5.000,-, voor vergoeding van vermogensschade;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 7.789,27, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de aantekening van het mondelinge vonnis van de politierechter van 18 november 2022 waarbij verzoeker is vrijgesproken;
  • de stukken waaruit blijkt dat verzoeker op 8 oktober 2020 in verzekering is gesteld en op 11 oktober 2020 in vrijheid is gesteld;
  • de schriftelijke conclusie van het Openbaar Ministerie
Op 3 augustus 2023 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. M.E.W.G. Stals en mr. J.H.E.M. Kersemaekers als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat de strafzaak tegen hem op 18 november 2022 middels een vrijspraak door de politierechter is geëindigd zonder de oplegging van een straf of maatregel of de toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Verzoeker is ten gevolge van de verdenking aangehouden en in verzekering gesteld op 8 oktober 2020 en in vrijheid gesteld op 11 oktober 2020. Verzoeker heeft door het ondergaan van deze voorlopige hechtenis immateriële schade geleden voor een bedrag van € 520,- (4 dagen á € 130,-) en verzoekt om deze schade aan hem te vergoeden. Alsmede de schade voor de aan hem verleende rechtsbijstand voor een bedrag van € 7.789,27. Verzoeker heeft daarnaast door het verblijf op het politiebureau schade geleden omdat hij als zzp'er niet heeft kunnen werken en opdrachten is verloren. Verzoeker schat het bedrag aan gederfde inkomsten op € 5.000,- en verzoekt dit bedrag aan hem te vergoeden, te vermeerderen met het bedrag aan forfaitaire vergoeding voor het opstellen, indienen en in raadkamer behandelen van het verzoekschrift. In raadkamer heeft de advocaat desgevraagd toegelicht dat de gedeclareerde kostenposten ‘openen/sluiten dossier’ en ‘kantoorkosten’ daadwerkelijk verschillende werkzaamheden betreffen. De ‘kantoorkosten’ zien namelijk op de vaste kosten van het kantoor en het ‘openen/sluiten dossier’ zien op de (administratieve) werkzaamheden van de advocaat. Zoals het aanleggen van een (fysiek) dossier en het op een verplicht voorgeschreven wijze registreren van alle gegevens van cliënten.
De officier van justitie refereert zich aan de schriftelijke conclusie van het Openbaar Ministerie.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt
geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane
verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Verzoeker heeft
4 dagen in verzekering en/of voorlopige hechtenis op het politiebureaudoorgebracht. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau of in het Huis van Bewaring met beperkingen of in een extra beveiligde inrichting (EBI) en € 100,00 in de overige gevallen.
De gevraagde vergoeding is conform de LOVS-uitgangspunten. De rechtbank ziet geen reden daarvan af te wijken. De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 520,-.
Ten aanzien van de verzochte kosten in verband met verlies aan inkomsten is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van vermogensschade die op grond van artikel 533 Sv vergoed dient te worden. De rechtbank wijst deze vermogensschade af. Hierbij is van belang dat verzoeker de gederfde inkomsten onvoldoende heeft onderbouwd.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 7.789,27is – mede door de toelichting in raadkamer over de kostenposten ‘openen/sluiten dossier’ en ‘kantoorkosten’ – in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 520,-, bestaande uit:
- € 520,-.
-voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 8.469,27, bestaande uit:
- € 7.789,27 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
wijst de verzoeken voor het overige af.
bepaalt dat een bedrag van
€ 8.989,27zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden TDNL Strafrechtadvocaten, onder vermelding van “ [kenmerk] ”.
Deze beslissing is op 17 augustus 2023 gegeven door mr. M. Collombon, rechter, in tegenwoordigheid van J.H. Cornelissen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 augustus 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).