Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 520,-, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
- € 5.000,-, voor vergoeding van vermogensschade;
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 7.789,27, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
- te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
- de aantekening van het mondelinge vonnis van de politierechter van 18 november 2022 waarbij verzoeker is vrijgesproken;
- de stukken waaruit blijkt dat verzoeker op 8 oktober 2020 in verzekering is gesteld en op 11 oktober 2020 in vrijheid is gesteld;
- de schriftelijke conclusie van het Openbaar Ministerie
2.De beoordeling
4 dagen in verzekering en/of voorlopige hechtenis op het politiebureaudoorgebracht. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau of in het Huis van Bewaring met beperkingen of in een extra beveiligde inrichting (EBI) en € 100,00 in de overige gevallen.
€ 520,-.
€ 7.789,27is – mede door de toelichting in raadkamer over de kostenposten ‘openen/sluiten dossier’ en ‘kantoorkosten’ – in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
€ 680,00toegekend.
3.De beslissing
€ 520,-, bestaande uit:
-voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
€ 8.989,27zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden TDNL Strafrechtadvocaten, onder vermelding van “ [kenmerk] ”.