ECLI:NL:RBZWB:2023:7799

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 augustus 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
23-000352, 23-020453
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • M. Collombon
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis

Op 17 augustus 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, uitspraak gedaan in een verzoekschrift dat was ingediend op 3 januari 2023. Het verzoekschrift was gericht op toekenning van een schadevergoeding ten laste van de Staat voor immateriële schade als gevolg van ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis. De verzoeker, geboren in 2003, was op 20 juni 2022 in verzekering gesteld en later weer in vrijheid gesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de strafzaak tegen verzoeker op 13 oktober 2022 is geseponeerd zonder oplegging van straf of maatregel. De verzoeker heeft een schadevergoeding van € 130,- gevraagd voor de dag in verzekeringstelling en € 1.757,86 voor kosten van rechtsbijstand. De rechtbank heeft de verzoeker in de gelegenheid gesteld om zijn verzoek toe te lichten, maar hij is niet verschenen. De officier van justitie heeft zich gerefereerd aan de schriftelijke conclusie van het Openbaar Ministerie.

De rechtbank heeft de verzoeken beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen uit het Wetboek van Strafvordering, namelijk artikel 530 en 533. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker recht heeft op een schadevergoeding, omdat hij niet is veroordeeld en zijn zaak is geseponeerd. De rechtbank heeft de gevraagde bedragen voor schadevergoeding en rechtsbijstand toegewezen, en heeft in totaal een bedrag van € 2.437,86 vastgesteld. De beslissing is genomen op basis van de billijkheid en de LOVS-uitgangspunten voor schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat het toegekende bedrag zal worden overgemaakt op een rekening ten name van Stichting Beheer Derdengelden TDNL Strafrechtadvocaten. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02/263095-22
rk-nummer: 23-000352, 23-020453
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 3 januari 2023, in de zaak:
[verzoeker]
geboren op [geboortedag] 2003 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
woonplaats kiezende op het kantoor van mr. J.H.E.M. Kersemaekers te Breda op het adres: Postbus 4650 4803 ER Breda
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 130,-, € 130,-, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 1.757,86, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 13 oktober 2022;
  • de stukken waaruit blijkt dat verzoeker op 20 juni 2022 in verzekering is gesteld en op 20 juni 2022 in vrijheid is gesteld;
  • de schriftelijke conclusie van het Openbaar Ministerie.
Op 3 augustus 2023 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. M.E.W.G. Stals en mr. J.H.E.M. Kersemaekers als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker is dat de strafzaak tegen verzoeker is middels een sepot op 13 oktober 2022 is geëindigd zonder de oplegging van een straf of maatregel of de toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Verzoeker is in verband met de verdenking op 20 juni 2022 in verzekering én in vrijheid gesteld. Verzoeker heeft ten gevolge van deze situatie immateriële schade geleden voor een bedrag van € 130,- (1 dag á € 130,-) en verzoekt deze aan hem te vergoeden. Alsmede de opgelopen schade voor de aan verzoeker verleende rechtsbijstand voor een bedrag van € 1.757,86, te vermeerderen met het forfaitaire bedrag voor het opstellen, indienen en in raadkamer bespreken van het verzoekschrift. In raadkamer heeft de advocaat desgevraagd toegelicht dat de gedeclareerde kostenposten ‘openen/sluiten dossier’ en ‘kantoorkosten’ daadwerkelijk verschillende werkzaamheden betreffen. De ‘kantoorkosten’ zien namelijk op de vaste kosten van het kantoor en het ‘openen/sluiten dossier’ zien op de (administratieve) werkzaamheden van de advocaat. Zoals het aanleggen van een (fysiek) dossier en het op een verplicht voorgeschreven wijze registreren van alle gegevens van cliënten.
De officier van justitie refereert zich aan de schriftelijke conclusie van het Openbaar Ministerie.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt
geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane
verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Verzoeker heeft
1 dag in verzekering en/of voorlopige hechtenis op het politiebureaudoorgebracht. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau of in het Huis van Bewaring met beperkingen of in een extra beveiligde inrichting (EBI) en € 100,00 in de overige gevallen.
De gevraagde vergoeding is conform de LOVS-uitgangspunten. De rechtbank ziet geen reden daarvan af te wijken. De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 130,-.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 1.757,86is – mede door de toelichting in raadkamer over de kostenposten ‘openen/sluiten dossier’ en ‘kantoorkosten’ – in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 130,-, bestaande uit:
- € 130,- voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 2.437,86, bestaande uit:
- €
1.757,86aan kosten van rechtsbijstand;
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
bepaalt dat een bedrag van
€ 2.567,86zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden TDNL Strafrechtadvocaten, onder vermelding van “ [kenmerk] ”.
Deze beslissing is op 17 augustus 2023 gegeven door mr. M. Collombon, rechter, in tegenwoordigheid van J.H. Cornelissen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 augustus 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).