In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 augustus 2023 een klaagschrift behandeld dat was ingediend door klager, die stelt eigenaar te zijn van een op 5 april 2023 in beslag genomen zwarte crossmotor. Het klaagschrift is ingediend op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, met als doel de opheffing van het beslag en teruggave van de crossmotor aan klager. Tijdens de behandeling in raadkamer op 3 augustus 2023 waren de officier van justitie, mr. M.E.W.G. Stals, en de gemachtigd raadsman van klager, mr. J.H.E.M. Kersemaekers, aanwezig. Klager zelf was niet verschenen.
De officier van justitie betoogde dat het klaagschrift onvoldoende onderbouwd was, aangezien klager enkel zijn eigendom claimde zonder bewijs te leveren. Bovendien was er nog een strafvorderlijk belang, omdat het onderzoek tegen de belanghebbende, van wie de crossmotor in beslag was genomen, nog niet was afgerond. De rechtbank oordeelde dat klager niet aannemelijk had gemaakt dat hij de rechthebbende was van de crossmotor. Hierdoor was de vraag naar het strafvorderlijk belang niet meer relevant, maar de rechtbank merkte op dat er nog steeds een strafvorderlijk belang bestond bij het voortduren van het beslag.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het klaagschrift ongegrond, wat betekent dat het beslag op de crossmotor gehandhaafd blijft. Deze beslissing is genomen door mr. M.H.M. Collombon, rechter, en is op dezelfde dag openbaar uitgesproken. Klager en het Openbaar Ministerie hebben de mogelijkheid om binnen veertien dagen in cassatie te gaan tegen deze beslissing bij de Hoge Raad der Nederlanden.