ECLI:NL:RBZWB:2023:7813

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 november 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
C/02/414376 / JE RK 23-1720 en C/02/414573 / JE RK 23-1762
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Triest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervallen verklaring en bekrachtiging schriftelijke aanwijzing in jeugdzorgzaken

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 oktober 2023 uitspraak gedaan in twee jeugdzorgzaken. De moeder verzocht om de schriftelijke aanwijzing van de Gecertificeerde Instelling (GI) te vervallen te verklaren, terwijl de GI verzocht om bekrachtiging van deze aanwijzing. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de GI op 20 september 2023 een schriftelijke aanwijzing heeft gegeven aan de moeder met betrekking tot de verzorging en opvoeding van de minderjarige, geboren in 2018. De moeder heeft de schriftelijke aanwijzing betwist en stelde dat deze niet zorgvuldig tot stand was gekomen. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat de GI zorgvuldig heeft gehandeld en dat de schriftelijke aanwijzing noodzakelijk is om de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen. De kinderrechter heeft het verzoek van de moeder tot vervallen verklaring van de schriftelijke aanwijzing afgewezen en de schriftelijke aanwijzing van de GI bekrachtigd. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de advocaten van beide partijen en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummers: C/02/414376 / JE RK 23-1720
C/02/414573 / JE RK 23-1762
Datum uitspraak: 25 oktober 2023
Beschikking van de kinderrechter over een schriftelijke aanwijzing
in de zaken van
[De moeder] ,
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats 1] ,
advocaat: mr. E.M.A. Leijser te Tilburg ,
verzoekster in de zaak met kenmerk C/02/414376 / JE RK 23-1720
en
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
hierna te noemen: de GI (Gecertificeerde Instelling),
gevestigd te Tilburg,
verzoekster in de zaak met kenmerk C02/414573 / JE RK 23-1762
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2018 in [plaats 1] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats 2] ,
advocaat mr. J.M.C. van Gorkum te 's-Hertogenbosch.
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna: de Raad, de rechtbank over de verzoeken geadviseerd.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift van de moeder met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 27 september 2023;
  • het verzoekschrift van de GI met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 5 oktober 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de advocaat van de vader;
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordigster van de Raad;
- een vertegenwoordigster van de GI.
De vader is niet in persoon verschenen.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2.
Bij beschikking van 10 februari 2023 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd met ingang van 13 februari 2023 tot 31 oktober 2023.
2.3.
De GI heeft op 20 september 2023 aan de moeder een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . Hierin is het volgende opgenomen:
- “Er wordt van u verwacht dat u mee gaat werken aan de ouderschapsbemiddeling en gezinstaxatie. Dit houdt in dat u doet wat er van u wordt verwacht binnen het geboden traject”.
Deze schriftelijke aanwijzing werd voorafgegaan door een vooraankondiging schriftelijke aanwijzing van 12 september 2023.

3.De verzoeken

In de zaak met kenmerk C/02/414376 / JE RK 23-1720

3.1.
De moeder verzoekt de schriftelijke aanwijzing van de GI van 20 september 2023 geheel vervallen te verklaren, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
In de zaak met kenmerk C/02/414573 / JE RK 23-1762
3.2.
De GI verzoekt bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing van 20 september 2023.
3.3.
Deze zaken hangen nauw samen met de zaak van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling met het kenmerk C/02/414008 / JE RK 23-1663 en met de zaak van de moeder betreffende een geschil over de uitvoering van de ondertoezichtstelling met het kenmerk C/02/414057 / JE RK 23-1668. Daarom heeft de rechtbank de zaken tegelijk mondeling behandeld. De beslissing in de andere zaken staan in een aparte beschikking.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de moeder wordt samengevat het volgende standpunt ingenomen. De schriftelijke aanwijzing is niet volledig en met onvoldoende zorgvuldigheid en motivering tot stand gekomen. De GI is in de periode van juli 2022 tot en met april 2023 nalatig geweest in haar taak als jeugdbeschermer. Hierdoor is de situatie in een impasse beland. Door de GI wordt gesteld dat de moeder jarenlang de gang van zaken frustreert, terwijl juist de GI een lange periode niet bereikbaar is geweest. Hierdoor heeft de moeder geen vertrouwen meer in de GI. Door de vorige jeugdzorgwerker zijn de ouders doorverwezen naar [zorgorganisatie] . Het was de vader die destijds niet mee wilde werken aan de hulpverlening, maar de vader heeft daarvoor nooit een schriftelijke aanwijzing ontvangen. De huidige jeugdzorgwerker wilde ineens een andere weg inslaan. De moeder had en heeft haar twijfels over de voorgestelde hulpverlening ten aanzien van de ouderschapsbemiddeling, omdat er in het verleden op dit punt al veel hulp is ingezet, zonder resultaten. De moeder verwacht dat een nieuw traject slechts een herhaling van zetten zal zijn. Het is de ouders niet gelukt om bepaalde patronen te doorbreken waardoor er wellicht geaccepteerd dient te worden dat dit de situatie is tussen de ouders. De visies van de ouders liggen nu eenmaal te ver uit elkaar. Bovendien verloopt de vastgestelde zorgregeling goed en wordt de vader geïnformeerd over [minderjarige] door moeder. Verder ziet de schriftelijke aanwijzing op het meewerken aan gezinstaxatie. De moeder is van mening dat ook op dit punt al veel hulpverlening is ingezet. Daarnaast wordt de hulpverlening die de moeder al heeft vanuit Thebe, een professionele organisatie, niet geaccepteerd door de GI. De advocaat geeft aan dat de begeleidster vanuit Thebe juist een ingang kan bieden om meer te bereiken bij de moeder. De moeder is het niet eens met het feit dat de gezinstaxatie enkel in haar thuissituatie zal plaatsvinden. Wanneer het een systeemonderzoek zou betreffen, kan de moeder zich hierin wel verenigen. De moeder heeft namelijk zorgen dat de vader over onvoldoende draagkracht beschikt, omdat zij signalen krijgt dat [minderjarige] veel bij grootouders vaderszijde verblijft. Hierdoor is de moeder van mening dat de gezinstaxatie zich juist moet richten op de situatie bij de vader. Het is onterecht dat de zorgen die de moeder uit over de thuissituatie bij de vader wordt gezien als het niet kunnen geven van emotionele toestemming aan [minderjarige] . Om bovengenoemde redenen wordt namens de moeder verzocht de schriftelijke aanwijzing van 20 september 2023 geheel vervallen te verklaren.
4.2.
Namens de GI is, samengevat, het volgende naar voren gebracht. De GI heeft geprobeerd om de ondertoezichtstelling door te zetten en de benodigde hulpverlening in te zetten. De vader wil hieraan meewerken, maar de moeder werkt niet mee. De moeder weigert te verschijnen op afspraken, zoals om de zorgovereenkomst te ondertekenen, waardoor de hulpverlening vanuit Impegno, die al vanaf mei 2023 klaarstaat om te beginnen, niet van de grond is gekomen. Hierdoor is de GI genoodzaakt geweest om een schriftelijke aanwijzing aan de moeder te geven. De moeder stelt dat de voorgestelde hulpverlening niet nodig is, omdat de zorgregeling positief verloopt. Hierbij dient te worden opgemerkt dat deze positieve ontwikkeling enkel is ontstaan nadat de rechtbank een stevige uitspraak over de zorgregeling heeft gedaan. De moeder blijft echter haar zorgen uiten over de opvoedsituatie bij de vader. De GI kan zich niet vinden in deze zorgen, omdat er een uitgebreide rapportage van De Gezinsmanager ligt waarin het hupverleningstraject bij de vader positief is afgesloten. Hierdoor is de samenwerking tussen de jeugdzorgwerker en de moeder onder druk komen te staan. De GI heeft geen inzicht op de opvoedsituatie bij de moeder. De GI ziet dat [minderjarige] zich goed ontwikkelt en dat er geen zorgen zijn op school. Middels gezinstaxatie wil de GI inzicht krijgen over de opvoedingsvaardigheden van de moeder. Er zijn zorgen dat de moeder niet in staat is om haar emotionele toestemming te geven voor omgang van [minderjarige] met de vader en zij daarover in haar bijzijn hoge emoties laat zien. De GI acht de hulpverlener van Thebe onvoldoende neutraal, omdat zij al jarenlang betrokken is in het gezin van de moeder. Naar de GI verwacht zal de hulpverlener van Thebe zich daardoor niet over de moeder gaan durven uitspreken. De hulpverlening vanuit Impegno staat klaar om te starten. Daarbij wil de GI gaan inzetten op Parallel Solo Ouderschap. De overweging voor een uithuisplaatsing van [minderjarige] als de moeder niet meewerkt is niet meer aan de orde.
4.3.
Namens de vader is naar voren gebracht dat de ouders moeten werken aan het verbeteren van de onderlinge communicatie. Het is van belang dat de ouders dit doorzetten en afspraken gaan maken, zodat de ondertoezichtstelling kan worden afgerond. Verder geeft de advocaat aan dat er al veel hulpverlening is ingezet bij de vader waarvan verslagen beschikbaar zijn. De vader is geen perfecte ouder, maar zijn opvoedings-capaciteiten zijn als voldoende bevonden. Er dient nu te worden ingezet op gezinstaxatie in de thuissituatie bij de moeder. Ook de advocaat van de vader acht de begeleiding vanuit Thebe niet voldoende neutraal. Bovendien is Thebe niet deskundig op het gebied van gezinstaxatie. De vader is daarom van mening dat er ook in de thuissituatie bij de moeder neutrale én deskundige hulverlening moet worden ingezet. Verder brengt de advocaat naar voren dat zij het niet eens is met het standpunt van de moeder dat de schriftelijke aanwijzing onzorgvuldig tot stand zou zijn gekomen. De GI heeft dit keer juist goed gehandeld.
4.4.
Namens de Raad wordt aangegeven dat de schriftelijke aanwijzing dient te worden bekrachtigd. Het is van belang dat de emoties van de moeder goed in kaart worden gebracht, zodat kan worden onderzocht waar haar handelen uit voortkomt. De Raad acht het van belang dat er feedback wordt gegeven aan de moeder. Hierbij adviseert de Raad dat de GI alsnog de begeleiding vanuit Thebe in overweging zal nemen om gezinstaxatie in te zetten. Thebe is immers een professionele organisatie, waarbij het voordeel is dat zij reeds goed zicht hebben op de situatie bij de moeder en de moeder hulp vanuit die organisatie wel accepteert. Verder vindt de Raad het werken naar Parallel Solo Ouderschap een zinvolle stap.

5.De beoordeling

Rechtspositie van de vader

5.1.
Ter zitting rees de vraag of de vader in deze zaak die over de schriftelijke aanwijzing gaat als informant of als belanghebbende dient te worden aangemerkt. De vader is van mening dat hij als belanghebbende dient te worden aangemerkt, omdat hij mede het gezag heeft over [minderjarige] en hij in een eerdere dergelijke procedure eveneens als belanghebbende werd aangemerkt. Naar de mening van de moeder is de vader geen belanghebbende, omdat hij door beide verzoeken die op de schriftelijke aanwijzing zien, niet rechtstreeks in zijn belangen wordt geraakt. Zowel de GI als de Raad hebben zich ter zitting op dit punt gerefereerd aan het oordeel van de kinderrechter.
De kinderrechter constateert dat de schriftelijke aanwijzing van 20 september 2023 zich enkel richt tegen de moeder. De vader wordt niet rechtstreeks in zijn belangen geraakt door deze aanwijzing van de GI. De vader zal daarom in deze procedures worden aangemerkt als informant en niet als belanghebbende.
5.2.
Vervallenverklaring schriftelijke aanwijzing C/02/414376 / JE RK 23-1720
Op grond van artikel 1:263, lid 1, van het Burgerlijk Wetboek (hierna te noemen: BW) kan de GI ter uitvoering van haar taak schriftelijke aanwijzingen geven betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige. Zij kan dit doen indien de met het gezag belaste ouder niet instemt met dan wel niet of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van het plan, bedoeld in artikel 4.1.3, lid 1, van de Jeugdwet. Ingevolge het tweede lid van dat artikel dienen de met het gezag belaste ouder(s) en de minderjarige een schriftelijke aanwijzing op te volgen.
5.3.
Op grond van artikel 1:264 BW kan de kinderrechter op verzoek van een met het gezag belaste ouder of de minderjarige van twaalf jaar of ouder een schriftelijke aanwijzing geheel of gedeeltelijk vervallen verklaren. Het verzoek heeft geen schorsende kracht, tenzij de kinderrechter het tegendeel bepaalt.
5.4.
De kinderrechter constateert dat het verzoek van de moeder tijdig is ontvangen, zodat de moeder ontvankelijk is in haar verzoek.
5.5.
De GI is een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, aanhef onder a, van de Algemene Wet Bestuursrecht (hierna: Awb), zodat de schriftelijke aanwijzing van de GI een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb is. Dit betekent dat voldaan moet worden aan de eisen van een zorgvuldige voorbereiding en een deugdelijke motivering. Wat de inhoudelijke toets betreft, dient beoordeeld te worden of de gecertificeerde instelling in redelijkheid tot de schriftelijke aanwijzing heeft kunnen komen en of de schriftelijke aanwijzing in het belang van de minderjarige kan worden geacht.
5.6.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat de GI vanaf 24 mei 2023 in gesprek is met de moeder over het opstarten van de hulpverlening. Er heeft een intakegesprek plaatsgevonden bij Impegno, maar de zorgovereenkomst is – ook na meerdere verzoeken daartoe – tot op heden niet door de moeder ondertekend. Door het alsmaar blijven weigeren van de voorgestelde hulpverlening wordt er voor veel vertraging gezorgd. De GI heeft vervolgens op 12 september 2023 een vooraankondiging van de schriftelijke aanwijzing gestuurd naar de moeder. Hierbij werd de moeder in de gelegenheid gesteld om vóór 19 september 2023 haar mening kenbaar te maken. De moeder heeft na het verstrijken van voornoemde datum een reactie gegeven op de vooraankondiging. Uit de gesprekken die de GI met de moeder heeft gehad en uit de stukken die de GI aan de rechtbank heeft doen toekomen, volgt dat de GI zorgvuldig te werk is gegaan, de moeder regelmatig en tijdig heeft geïnformeerd, haar heeft geprobeerd te motiveren en is blijven proberen om de hulpverlening op te starten. Door de GI is een lange periode onvoldoende uitvoering gegeven aan haar taak als jeugdbeschermer. In april 2023 kwam er echter een andere jeugdbeschermer die geprobeerd heeft de boel vlot te trekken. Zij is wel voortvarend te werk gegaan en heeft Impegno bereid gevonden de benodigde hulpverlening voor ouders in te zetten. Daartoe heeft zij de moeder in mei 2023 een e-mail gestuurd waarin het plan voor de hulpverlening uiteen werd gezet. Vervolgens heeft op 26 juni 2023 het intakegesprek bij Impegno plaatsgevonden. Vervolgens heeft de moeder echter geweigerd haar verdere medewerking te verlenen. De kinderrechter begrijpt dat de koerswijziging van de GI lastig was voor de moeder. De kinderrechter is echter van oordeel dat dit niet maakt dat de voorbereiding van de aanwijzing daardoor onzorgvuldig zou zijn. Op grond van het voorgaande komt de kinderrechter tot de conclusie dat schriftelijke aanwijzing van 20 september 2023 voldoende zorgvuldig tot stand is gekomen en deugdelijk is gemotiveerd.
5.7.
Verder betwist de moeder dat de hulpverlening vanuit Impegno noodzakelijk is. De kinderrechter overweegt dat de GI voldoende heeft gemotiveerd dat er gewerkt moet gaan worden naar Parallel Solo Ouderschap. De kinderrechter neemt hierbij in aanmerking dat het niet reëel is te veronderstellen dat de ouders elkaar nog zullen gaan vinden in het gezamenlijk ouderschap. De kinderrechter vindt het van belang dat er duidelijke afspraken worden gemaakt en dat deze vastgelegd worden in een ouderschapsplan, waarna er een schot tussen de ouders wordt opgetrokken en zij verder zo min mogelijk met elkaar communiceren. Op die manier hebben de ouders zo weinig mogelijk te maken met elkaars opvoedingssituatie, zodat [minderjarige] niet verder wordt belast. De kinderrechter is het met de GI en de Raad eens dat hiervoor het traject bij Impegno het meest is aangewezen. Daarnaast is de GI van mening dat er onvoldoende zicht is op de thuissituatie van de moeder. De GI mag hiervoor instrumenten inzetten wanneer zij dit noodzakelijk acht. De vraag of dit zicht dient te worden verkregen middels een gezinstaxatie of op een andere wijze, behoort tot uitvoeringstaak van de GI. De kinderrechter gaat daarover in beginsel niet. Wel wil zij hierbij nadrukkelijk opmerken dat samenwerking met de (professionele) begeleiding vanuit Thebe in overweging moet worden genomen. Immers wordt die begeleiding door de moeder geaccepteerd.
Op grond van het voorgaande komt de kinderrechter tot de conclusie dat de schriftelijke aanwijzing noodzakelijk is teneinde de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige] weg te nemen.
Op grond van bovenstaande zal de kinderrechter het verzoek van de moeder tot vervallen verklaring van de schriftelijke aanwijzing van 20 september 2023 afwijzen.
Bekrachtiging schriftelijke aanwijzing C/02/414573 / JE RK 23-1762
5.8.
De GI kan de kinderrechter verzoeken een schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen op grond van artikel 1:263, derde lid, BW.
5.9.
Gelet op het in 5.7 is overwogen, is de kinderrechter van oordeel dat de schriftelijke aanwijzing noodzakelijk is teneinde de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige] te nemen. Daarbij wil de kinderechter de GI meegegeven dat er een duidelijke opdracht dient te worden geformuleerd aan Impegno, zodat de hulpverleningstrajecten geen herhaling van zetten zullen zijn.
5.10.
Op grond van de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling kan naar het oordeel van de kinderrechter de schriftelijke aanwijzing worden bekrachtigd. Het verzoek zal daarom worden toegewezen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
C/02/414376 / JE RK 23-1720
wijst het verzoek tot vervallen verklaring van de schriftelijke aanwijzing af;
C/02/414573 / JE RK 23-1762
bekrachtigt de schriftelijke aanwijzing van 20 september 2023.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2023 door mr. Van Triest, kinderrechter, in aanwezigheid van Van Dongen als griffier, en op schrift gesteld op 9 november 2023.