In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 oktober 2023 uitspraak gedaan in twee jeugdzorgzaken. De moeder verzocht om de schriftelijke aanwijzing van de Gecertificeerde Instelling (GI) te vervallen te verklaren, terwijl de GI verzocht om bekrachtiging van deze aanwijzing. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de GI op 20 september 2023 een schriftelijke aanwijzing heeft gegeven aan de moeder met betrekking tot de verzorging en opvoeding van de minderjarige, geboren in 2018. De moeder heeft de schriftelijke aanwijzing betwist en stelde dat deze niet zorgvuldig tot stand was gekomen. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat de GI zorgvuldig heeft gehandeld en dat de schriftelijke aanwijzing noodzakelijk is om de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen. De kinderrechter heeft het verzoek van de moeder tot vervallen verklaring van de schriftelijke aanwijzing afgewezen en de schriftelijke aanwijzing van de GI bekrachtigd. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de advocaten van beide partijen en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming.