ECLI:NL:RBZWB:2023:7814

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 november 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
C/02/414057 / JE RK 23-1668
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. van Triest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging van opvoedondersteuning in het kader van ondertoezichtstelling van minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 25 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen de moeder en de Gecertificeerde Instelling (GI) over de uitvoering van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige]. De moeder verzocht de rechtbank te bepalen dat de GI haar besluit van 24 mei 2023 diende te wijzigen, zodat opvoedondersteuning enkel zou plaatsvinden in de thuissituatie van de vader, op momenten dat [minderjarige] bij hem is. De moeder was van mening dat de GI onvoldoende rekening hield met de situatie bij de vader en dat er al veel hulpverlening was ingezet zonder resultaat. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat, stelde dat de ouders moesten werken aan hun communicatie en dat de GI de zorgen van de moeder over de opvoedsituatie bij hem niet onderbouwd achtte. De Raad voor de Kinderbescherming adviseerde om de begeleiding vanuit Thebe te overwegen, gezien hun eerdere betrokkenheid bij de moeder.

De kinderrechter overwoog dat er op dit moment geen mogelijkheid was voor een vergelijk tussen de partijen. De kinderrechter concludeerde dat er geen noodzaak was om opvoedondersteuning bij de vader in te zetten, aangezien de ontwikkeling van [minderjarige] positief was en er geen zorgen waren over de opvoeding door de vader. De zorgen van de moeder over de thuissituatie bij de vader werden niet als voldoende gegrond beschouwd. De kinderrechter wees het verzoek van de moeder af, met de overweging dat het van belang is dat [minderjarige] emotionele toestemming van de moeder krijgt voor het contact met haar vader.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/02/414057 / JE RK 23-1668
Datum uitspraak: 25 oktober 2023
Beschikking van de kinderrechter op basis van de geschillenregeling
in de zaak van
[de moeder] ,
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats 1] ,
advocaat: mr. E.M.A. Leijser te Tilburg,
en
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
hierna te noemen: de GI (Gecertificeerde Instelling),
gevestigd te Tilburg,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2018 in [plaats 1] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats 2] ;
advocaat: mr. J.M.C. van Gorkum te ’s-Hertogenbosch.
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 20 september 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2023. Daarbij waren aanwezig:
- Mr. Van Gorcum namens de vader;
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad;
- een vertegenwoordiger van de GI.
De vader is niet in persoon verschenen.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
Bij beschikking van 10 februari 2023 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd met ingang van 13 februari 2023 tot 31 oktober 2023.

3.Het verzoek

3.1.
De moeder heeft een geschil voorgelegd met betrekking tot de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Meer specifiek verzoekt zij te bepalen dat de GI haar besluit van 24 mei 2023 dient te wijzigen, aldus dat er enkel opvoedondersteuning in de situatie bij de vader dient plaats te vinden op de momenten dat [minderjarige] bij hem is.
De moeder verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De GI heeft de moeder op 24 mei 2023 een e-mail gestuurd waarin – onder meer – het volgende staat: “Afgelopen 8 mei is tijdens het hoger beroep aan de orde gekomen dat het nodig is dat er zicht dient te komen op jouw opvoedingssituatie waarbinnen [minderjarige] verblijft en opgevoed wordt. Dat JBB het nodig acht om hier zicht op te krijgen, is ook een aantal jaar geleden medegedeeld echter heeft JBB dit ‘laten liggen’. (…) Zoals eerder aangegeven zal JBB, in het kader van de ondertoezichtstelling, een zorgaanbieder voor benaderen. Dit is Impegno geworden.(…) Het betreft het opstellen van een ouderschapsplan en daar waar nog nodig Parallel Solo Ouderschap uit te diepen (dus betreft ook hulpverlening op dat gebied aan vader) en betreft een onderzoek binnen de opvoedingsomgeving van [minderjarige] en dit is bij jou als zijnde haar moeder, dit noemt Impegno een gezinstaxatie. Bij deze laatste hulpvraag om gezinstaxatie komt Impegno meerder keren bij je op huisbezoek, gaat observeren, onderwerpen bevragen etc.”.
3.3.
Deze zaak hangt nauw samen met de zaak van de moeder betreffende vervallenverklaring schriftelijke aanwijzing met het kenmerk C/02/414376 / JE RK 23-1720 en de zaken van de GI betreffende verlenging van de ondertoezichtstelling en bekrachtiging schriftelijke aanwijzing met het kenmerk C/02/414573 / JE RK 23-1762. Daarom heeft de rechtbank de zaken tegelijk mondeling behandeld. De beslissing in de andere zaken staan in een aparte beschikking.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de moeder wordt samengevat het volgende standpunt ingenomen. De moeder had en heeft haar twijfels over de voorgestelde hulpverlening ten aanzien van de ouderschapsbemiddeling, omdat er in het verleden op dit punt al veel hulp is ingezet, zonder resultaten. De moeder verwacht dat een nieuw traject slechts een herhaling van zetten zal zijn. Het is de ouders niet gelukt om bepaalde patronen te doorbreken waardoor er wellicht geaccepteerd dient te worden dat dit de situatie is tussen de ouders. De visies van de ouders liggen nu eenmaal te ver uit elkaar. Bovendien verloopt de vastgestelde zorgregeling goed en wordt de vader geïnformeerd over [minderjarige] door moeder. Verder ziet het besluit op het inzetten van gezinstaxatie. De moeder is van mening dat ook op dit punt al veel hulpverlening is ingezet. Zo heeft de moeder al jarenlang binnen haar gezin hulp vanuit Thebe, een professionele organisatie. De GI kan de benodigde informatie bij deze hulpverleenster opvragen, maar wil dit niet omdat de GI denkt dat zij niet neutraal is. De advocaat geeft aan dat de begeleidster vanuit Thebe juist een ingang kan zijn om de moeder meer te bereiken. Daarbij is er in het verleden door [zorgorganisatie] al onderzoek verrichten naar de opvoedvaardigheden. Over de moeder werden toen geen zorgen geuit. De moeder is het niet eens dat de gezinstaxatie van Impegno enkel op haar thuissituatie gericht zal zijn. Wanneer het een systeemonderzoek zou betreffen, kan de moeder zich hierin wel verenigen. De moeder heeft namelijk zorgen dat de vader over onvoldoende draagkracht beschikt, omdat zij signalen krijgt dat [minderjarige] veel bij grootouders vaderszijde verblijft. Hierdoor is de moeder van mening dat de gezinstaxatie zich juist moet richten op de situatie bij de vader. Het is onterecht dat de zorgen die de moeder uit over de thuissituatie bij de vader door de GI wordt gezien als het niet kunnen geven van emotionele toestemming aan [minderjarige] . Echter, zowel de vader als de moeder laten zich uit over hetgeen [minderjarige] over en weer vertelt. Volgens de moeder doet [minderjarige] na terugkomst van een omgangsmoment met haar vader zorgelijke uitlatingen over haar. De vader stelt dat [minderjarige] tijdens het omgangsmoment zorgelijke uitlatingen bezigt over hem. De moeder vindt het daarom onterecht dat enkel zij aan een onderzoek wordt onderworpen. Om bovengenoemde redenen verzoekt de moeder te bepalen dat de GI haar besluit van 24 mei 2023 dient te wijzigen, aldus dat er enkel opvoedondersteuning in de situatie bij de vader dient plaats te vinden op de momenten dat [minderjarige] bij hem is.
4.2.
Namens de GI is, samengevat, het volgende naar voren gebracht. De GI heeft geprobeerd om de ondertoezichtstelling door te zetten en de benodigde hulpverlening in te zetten. De vader wil hieraan meewerken, maar de moeder werkt niet mee. De moeder weigert te verschijnen op afspraken, zoals om de zorgovereenkomst te ondertekenen, waardoor de hulpverlening niet van de grond is gekomen. De moeder stelt dat de voorgestelde hulpverlening niet nodig is, omdat de zorgregeling positief verloopt. Hierbij dient te worden opgemerkt dat deze positieve ontwikkeling enkel is ontstaan nadat de rechtbank een zorgregeling had vastgesteld, met een dwangsom. De moeder blijft echter haar zorgen uiten over de opvoedsituatie bij de vader. De GI kan zich niet vinden in deze zorgen, omdat er een uitgebreide rapportage van De Gezinsmanager ligt waarin het hupverleningstraject bij de vader positief is afgesloten. Hierdoor is de samenwerking tussen de jeugdzorgwerker en de moeder onder druk komen te staan. De GI vindt het juist de kracht van vader dat hij ondersteuning zoekt bij zijn ouders. De GI heeft geen inzicht op de opvoedsituatie bij de moeder. De GI ziet dat [minderjarige] zich goed ontwikkelt en dat er geen zorgen zijn op school. Middels de gezinstaxatie van Impegno wil de GI inzicht krijgen over de opvoedingsvaardigheden van de moeder. Er zijn zorgen dat de moeder niet in staat is om haar emotionele toestemming te geven voor omgang van [minderjarige] met de vader en zij daarover in haar bijzijn hoge emoties laat zien. De GI acht de hulpverlener van Thebe onvoldoende neutraal, omdat zij al jarenlang betrokken is in het gezin van de moeder. Naar de GI verwacht zal de hulpverlener van Thebe zich daardoor niet over de moeder durven uitspreken. De hulpverlening vanuit Impegno staat klaar om te starten. Daarbij wil de GI inzetten op Parallel Solo Ouderschap.
4.3.
Namens de vader is naar voren gebracht dat de ouders moeten werken aan het verbeteren van de onderlinge communicatie. Het is van belang dat de ouders dit doorzetten en afspraken gaan maken, zodat ook de ondertoezichtstelling kan worden afgerond. Verder geeft de advocaat aan dat er al veel hulpverlening is ingezet bij de vader waarvan verslagen beschikbaar zijn. De vader is geen perfecte ouder, maar zijn opvoedings-capaciteiten zijn als voldoende bevonden. Er dient nu te worden ingezet op gezinstaxatie in de thuissituatie bij de moeder. Ook de advocaat van de vader acht de begeleiding vanuit Thebe niet voldoende neutraal. Bovendien is Thebe niet deskundig op het gebied van gezinstaxatie. De vader is daarom van mening dat er ook in de thuissituatie bij de moeder neutrale én deskundige hulverlening moet worden ingezet.
4.4.
Namens de Raad wordt aangegeven dat de vader in het verleden de trajecten goed heeft doorlopen. Daarbij schakelt de vader zijn netwerk in, juist om de omgang goed te laten verlopen. De Raad acht het van belang dat ten aanzien van de moeder haar emoties in kaart worden gebracht, zodat kan worden onderzocht waar dit uit voortkomt. De Raad acht het van belang dat daarover feedback kan worden gegeven aan de moeder. Hierbij adviseert de Raad dat de GI alsnog de begeleiding vanuit Thebe in overweging zal nemen om gezinstaxatie in te zetten. Thebe is immers een professionele organisatie, waarbij het voordeel is dat zij reeds goed zicht hebben op de situatie bij de moeder en de moeder hulp vanuit die organisatie wel accepteert. Verder vindt de Raad het werken naar een Parallel Solo Ouderschap een zinvolle stap.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:262 van het Burgerlijk Wetboek kunnen geschillen die de uitvoering van de ondertoezichtstelling betreffen, die omtrent gedragingen als bedoeld in artikel 4.2.1 van de Jeugdwet, uitgezonderd, aan de kinderrechter worden voorgelegd. De kinderrechter neemt op verzoek van een met het gezag belaste ouder, de minderjarige van twaalf jaar of ouder, de GI, degene die de minderjarige als behorende tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, of de zorgaanbieder of de aanbieder van de jeugdhulp als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, waar de minderjarige is geplaatst, een zodanige beslissing als haar in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt. Zij beproeft alvorens te beslissen een vergelijk tussen de betrokkenen.
5.2.
Gebleken is dat een vergelijk tussen partijen op dit moment niet mogelijk is.
5.3.
De moeder verzoekt te bepalen dat de GI haar besluit van 24 mei 2023 dient te wijzigen, aldus dat er enkel opvoedondersteuning in de situatie bij de vader dient plaats te vinden op de momenten dat [minderjarige] bij hem is. De kinderrechter ziet daarvoor geen enkele reden. Zij overweegt hiertoe dat [minderjarige] zich op meerdere gebieden in positieve zin ontwikkelt. Ook op school zijn er geen zorgen meer over haar. Wel zijn er zorgen over de thuissituatie bij de moeder en dan met name over de vraag hoe de moeder over de vader en het contact van [minderjarige] met haar vader praat in het bijzijn van [minderjarige] . Daar dient zicht op te komen omdat het voor [minderjarige] van wezenlijk belang is dat zij van de moeder emotionele toestemming krijgt voor het contact met haar vader. Op geen enkele manier is gebleken van een noodzaak om bij de vader opvoedondersteuning te gaan inzetten. Zo is de opvoedondersteuning vanuit De Gezinsmanager bij de vader destijds in positieve zin afgesloten. Bij de verzorging en opvoeding van [minderjarige] heeft de vader nu enkel ondersteuning van zijn ouders. Daarover bestaan geen zorgen. Derhalve zal de kinderrechter het verzoek van de moeder als zijnde onvoldoende gegrond afwijzen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst het verzoek van de moeder af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2023 door mr. Van Triest, kinderrechter, in aanwezigheid van Van Dongen als griffier, en op schrift gesteld op 9 november 2023.