Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het verloop van de procedure
De feiten
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 25 oktober 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak betreft een verzoek van de Gecertificeerde Instelling (GI), Stichting Jeugdbescherming Brabant Tilburg, om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. De ouders van [minderjarige] zijn belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn ernstige zorgen over de ontwikkeling van het kind door de conflicten tussen de ouders. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. E.M.A. Leijser, en de vader, vertegenwoordigd door mr. J.M.C. van Gorkum, hebben hun standpunten gepresenteerd tijdens de mondelinge behandeling.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat, hoewel [minderjarige] zich op verschillende vlakken positief ontwikkelt, er nog steeds sprake is van een heftige ouderstrijd. De moeder diskwalificeert de vader en er zijn zorgen over de communicatie tussen de ouders. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om een ouderschapsplan op te stellen en een gezinstaxatie bij de moeder uit te voeren. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de hulp van de GI noodzakelijk blijft om de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] af te wenden. De kinderrechter heeft het verzoek van de GI toegewezen en de ondertoezichtstelling verlengd tot 31 oktober 2024, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, waarbij de kinderrechter de ouders heeft geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep. De uitspraak benadrukt de noodzaak van samenwerking tussen de ouders en de betrokken instanties om de situatie van [minderjarige] te verbeteren.