In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 november 2023 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De opposant, vertegenwoordigd door mr. A.P.E. de Brouwer, heeft verzet aangetekend tegen een eerder verstekvonnis van 24 augustus 2022, waarbij hij was veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 34.571,12 aan de geopposeerde, een B.V. vertegenwoordigd door mr. E. van der Kolk. De opposant betwistte de verschuldigdheid van de vordering, onder andere op basis van verjaring en het ontbreken van specificaties van de facturen.
De procedure begon met een dagvaarding van de geopposeerde, die betaling vorderde van onbetaalde facturen en huurpenningen. De opposant stelde dat hij tot 26 maart 2022 geen communicatie had ontvangen over de vorderingen en dat de facturen uit 2010, 2013 en 2014 verjaard waren. De kantonrechter oordeelde echter dat de geopposeerde voldoende bewijs had geleverd van stuitingshandelingen, waardoor de vorderingen niet verjaard waren. De kantonrechter concludeerde dat de geopposeerde haar vorderingen voldoende had onderbouwd en dat de opposant in zijn verweer niet had aangetoond dat de vorderingen onterecht waren.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verstekvonnis vernietigd en de opposant veroordeeld tot betaling van € 35.421,87, vermeerderd met wettelijke handelsrente en proceskosten. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de geopposeerde direct kan overgaan tot uitvoering van de veroordeling, ongeacht een eventuele hoger beroep van de opposant.