ECLI:NL:RBZWB:2023:7866

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
10 november 2023
Zaaknummer
C/02/389537 / HA ZA 21-527 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Baggel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vorderingen na verdeling nalatenschap

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 1 november 2023 vonnis gewezen in een geschil over de verdeling van een nalatenschap. De eiseres in conventie, zonder vaste woonplaats en feitelijk verblijvende in België, heeft vorderingen ingesteld tegen de gedaagde in conventie, die in Nederland woont. De zaak betreft de nalatenschap van de heer [erflater], die op [datum 1] is overleden. De erflater was gehuwd met [naam] en had twee dochters, [eiseres in conventie] en [zus eiseres]. Na de echtscheiding met [naam] heeft de erflater een affectieve relatie gehad met de gedaagde in conventie, met wie hij een samenlevingsovereenkomst heeft gesloten. De erflater heeft in zijn testament zijn dochters als erfgenamen benoemd en legaten aan de gedaagde in conventie opgenomen. De eiseres in conventie vordert onder andere dat de gedaagde in conventie zich onterecht heeft voorgedaan als erfgenaam en dat zij een bedrag van € 7.980,08 aan de nalatenschap moet betalen voor kosten van de gemeenschappelijke huishouding. De rechtbank heeft de vorderingen van de eiseres in conventie afgewezen, onder andere omdat deze onvoldoende feitelijk onderbouwd waren. In reconventie heeft de gedaagde in conventie een vordering ingesteld voor een bedrag van € 1.940,00, welke door de rechtbank is toegewezen, met wettelijke rente vanaf 16 februari 2022. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/389537 / HA ZA 21-527
Vonnis van 1 november 2023
in de zaak van
[eiseres in conventie],
zonder vaste woonplaats, feitelijk verblijvende te [plaats 1] , België ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M.C.J.G. Kathmann te Breda,
tegen
[gedaagde in conventie],
wonende te [plaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. C.A. Gobbens te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres in conventie] en [gedaagde in conventie] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 2 maart 2022 en de daarin genoemde stukken,
  • de conclusie van repliek in conventie, antwoord in reconventie, tevens houdende wijziging c.q. vermeerdering van eis met producties K t/m QQ,
  • de conclusie van dupliek in conventie tevens repliek in reconventie houdende een vermindering van eis,
  • de conclusie van dupliek in reconventie met producties RR t/m SS.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op [datum 1] is overleden de heer [erflater] (hierna: erflater).
2.2.
Erflater is gehuwd geweest met [naam] . Uit dit huwelijk zijn [eiseres in conventie] en [zus eiseres] geboren.
2.3.
Het huwelijk tussen erflater en [naam] is op [datum 2] 1998 door echtscheiding ontbonden.
2.4.
Na de echtscheiding heeft erflater met [gedaagde in conventie] een affectieve relatie gekregen.
Erflater en [gedaagde in conventie] hebben op 6 april 2004 een samenlevingsovereenkomst gesloten.
2.5.
Erflater en [gedaagde in conventie] hebben vanaf 1 december 2003 samen in de woning van erflater aan de [adres 1] te ( [postcode 1] ) [plaats 2] (hierna: de woning in [plaats 2] ) gewoond.
2.6.
Erflater heeft bij testament over zijn nalatenschap beschikt. Erflater heeft zijn beide dochters [eiseres in conventie] en [zus eiseres] gezamenlijk en voor gelijke delen tot enige erfgenamen benoemd. Erflater heeft verder in zijn testament twee legaten ten behoeve van [gedaagde in conventie] opgenomen. Dit betreft de zakelijke rechten van gebruik en bewoning van de woning in [plaats 2] en (de onverdeelde helft van) de gemeenschappelijke inboedelgoederen van erflater en [gedaagde in conventie] . Verder heeft erflater [gedaagde in conventie] tot executeur benoemd.
2.7.
[eiseres in conventie] en [zus eiseres] hebben beiden de nalatenschap beneficiair aanvaard.
2.8.
[gedaagde in conventie] heeft de beide legaten aanvaard. Zij heeft eveneens de benoeming tot executeur aanvaard.
2.9.
[gedaagde in conventie] is op eigen verzoek bij beschikking van 31 oktober 2013 van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Bergen op Zoom, ontslagen van haar taak als executeur.
2.10.
[eiseres in conventie] en [zus eiseres] hebben tijdens een comparitie van partijen op 23 februari 2015 bij de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, een vaststellingsovereenkomst gesloten ter zake van de verdeling van de nalatenschap van erflater. Zij zijn overeengekomen dat alle bezittingen en schulden van de nalatenschap aan [eiseres in conventie] worden toegedeeld en dat de schuld van [zus eiseres] aan de nalatenschap en de door [zus eiseres] mogelijk verschuldigde erfbelasting zijn verrekend met het erfdeel van [zus eiseres] , zodat [zus eiseres] niets meer van de nalatenschap te vorderen heeft.
2.11.
[gedaagde in conventie] heeft de woning in [plaats 2] in juli 2022 metterwoon verlaten en de zakelijke rechten van gebruik en bewoning zijn geëindigd.
2.12.
De woning in [plaats 2] is door [eiseres in conventie] aan een derde verkocht voor een bedrag van € 414.000,00.
2.13.
Tot de nalatenschap van erflater behoort een vakantiewoning aan de [adres 2] te ( [postcode 2] ) [plaats 1] , België, (hierna: de vakantiewoning in [plaats 1] ) die wordt bewoond door [eiseres in conventie] .
2.14.
Tussen [eiseres in conventie] en [gedaagde in conventie] is reeds een procedure bij deze rechtbank gevoerd. Op 16 augustus 2017 is in deze zaak vonnis gewezen. Tegen dit vonnis is geen hoger beroep ingesteld en het vonnis is onherroepelijk.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiseres in conventie] vordert, na wijziging c.q. vermeerdering van eis, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht te verklaren dat [gedaagde in conventie] zich onterecht heeft voorgedaan als (eerste) erfgenaam van erflater door in de aangifte erfbelasting onder ‘Gegevens erfgenaam 1’ de vraag ‘Heeft deze erfgenaam alleen een legaat gekregen’ met ‘Nee’ te beantwoorden;
II. te bepalen dat de nalatenschap van erflater vanwege de kosten van de gemeenschappelijke huishouding voor de periode 1 januari 2010 tot en met 30 juni 2012 een vordering heeft op [gedaagde in conventie] ten bedrage van € 7.980,08, zodat [gedaagde in conventie] dat bedrag van € 7.980,08 is verschuldigd en dient te betalen aan de nalatenschap van erflater, dat wil zeggen aan [eiseres in conventie] , althans een ander bedrag als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren, te betalen binnen één week na de datum van het vonnis van de rechtbank, althans te betalen binnen een andere termijn als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren, te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag van de vordering met ingang van de overlijdensdatum [datum 1] van erflater tot het moment van algehele voldoening, althans met ingang van een andere datum als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren;
III. [gedaagde in conventie] , in haar (voormalige) hoedanigheid van executeur van de nalatenschap van erflater, te veroordelen rekening en verantwoording af te leggen over het verloop van de saldi op de bankrekeningen op naam van erflater, op naam van erflater en/of [gedaagde in conventie] en op naam van [gedaagde in conventie] over de periode 1 januari 2012 (totaal banktegoeden € 42.033,00) tot overlijdensdatum [datum 1] van erflater (totaal banktegoeden € 25.494,96), binnen vier weken na de datum van het vonnis van de rechtbank, althans binnen een andere termijn als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag voor iedere dag die [gedaagde in conventie] vanaf vier weken na de datum van het vonnis van de rechtbank in gebreke blijft aan de inhoud van het vonnis van de rechtbank te voldoen, met een maximum van € 20.000,00;
IV. [gedaagde in conventie] , in haar (voormalige) hoedanigheid van executeur van de nalatenschap van erflater, te veroordelen de inkomstenbelastingteruggave 2012 van erflater van € 818,00 te betalen aan de nalatenschap van erflater, dat wil zeggen aan [eiseres in conventie] , te betalen binnen één week na de datum van het vonnis van de rechtbank, althans te betalen binnen een andere termijn als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren;
V. [gedaagde in conventie] , in haar (voormalige) hoedanigheid van executeur van de nalatenschap van erflater, te veroordelen tot vermindering van de aan zichzelf afgegeven (quasi-)legaten over te gaan door (€ 45.378,02 (hypotheekschuld ABN AMRO Bank) + € 4.852,00 (erfbelasting [eiseres in conventie] ) + € 4.852,00 (erfbelasting [zus eiseres] ) = ) € 54.542,02 (terug) te betalen aan de nalatenschap van erflater, dat wil zeggen aan [eiseres in conventie] , althans een ander bedrag als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren, te betalen binnen één week na de datum van het vonnis van de rechtbank, althans te betalen binnen een andere termijn als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren;
VI. [gedaagde in conventie] te veroordelen tot vergoeding aan de nalatenschap van erflater van de niet betaalde hypotheekrentetermijnen vanaf januari 2019 voor de hypotheekschuld bij ABN AMRO Bank en te bepalen dat de nalatenschap van erflater dientengevolge een vordering heeft op [gedaagde in conventie] ten bedrage van € 4.971,46, zodat [gedaagde in conventie] dat bedrag van € 4.971,46 is verschuldigd en dient te betalen aan de nalatenschap van erflater, dat wil zeggen aan [eiseres in conventie] , althans een ander bedrag als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren, te betalen binnen één week na de datum van het vonnis van de rechtbank, althans te betalen binnen een andere termijn als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren, te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag van de vordering met ingang van de datum van het opeisbaar worden van de hypotheekrentetermijnen tot het moment van algehele voldoening, althans met ingang van een andere datum als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren;
VII. [gedaagde in conventie] , in haar (voormalige) hoedanigheid van executeur van de nalatenschap van erflater, te veroordelen aan [eiseres in conventie] te verstrekken:
  • de originele eigendomsakte van de woning in [plaats 2] ;
  • de originele hypotheekakte van de hypothecaire geldlening bij ABN AMRO Bank;
  • de originele eigendomsakte van de vakantiewoning in [plaats 1] ;
  • de aanslagen gemeentelijke en/of waterschapsbelastingen/WOZ beschikking 2014, 2015, 2016, 2020 en 2021 van Belastingsamenwerking West-Brabant inclusief betaalbewijzen voor de woning in [plaats 2] ;
  • de betaalbewijzen van de aanslagen gemeentelijke en/of waterschapsbelastingen/WOZ beschikking 2017, 2018, 2019 en 2022 van Belastingsamenwerking West-Brabant voor de woning in [plaats 2] ;
binnen vier weken na de datum van het vonnis van de rechtbank, althans binnen een andere termijn als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag voor iedere dag die [gedaagde in conventie] vanaf vier weken na de datum van het vonnis van de rechtbank in gebreke blijft aan de inhoud van het vonnis van de rechtbank te voldoen, met een maximum van € 20.000,00;
VIII. [gedaagde in conventie] , vanwege het eindigen van de zakelijke rechten van gebruik en bewoning van de woning in [plaats 2] , te veroordelen aan [eiseres in conventie] af te geven de 29 ontbrekende sleutels en de 2 adres gebonden Saverpassen van de woning in [plaats 2] , binnen één week na de datum van het vonnis van de rechtbank, althans binnen een andere termijn als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag voor iedere dag die [gedaagde in conventie] vanaf vier weken na de datum van het vonnis van de rechtbank in gebreke blijft aan de inhoud van het vonnis van de rechtbank te voldoen, met een maximum van € 20.000,00;
IX. [gedaagde in conventie] te veroordelen tot vergoeding aan de nalatenschap van erflater van de schade vanwege het achterstallige onderhoud aan de woning in [plaats 2] en te bepalen dat de nalatenschap van erflater dientengevolge een vordering heeft op [gedaagde in conventie] ten bedrage van € 40.000,00, zodat [gedaagde in conventie] dat bedrag van € 40.000,00 is verschuldigd en dient te betalen aan de nalatenschap van erflater, dat wil zeggen aan [eiseres in conventie] , althans een ander bedrag als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren, te betalen binnen één week na de datum van het vonnis van de rechtbank, althans te betalen binnen een andere termijn als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren, te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag van de vordering met ingang van één week na de datum van het vonnis van de rechtbank tot het moment van algehele voldoening, althans met ingang van een andere datum als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren;
X. [gedaagde in conventie] te veroordelen tot vergoeding aan de nalatenschap van erflater van de kosten voor het herstel van waterschade aan de vakantiewoning in [plaats 1] en te bepalen dat de nalatenschap van erflater dientengevolge een vordering heeft op [gedaagde in conventie] ten bedrage van € 6.050,00 (€ 5.000,00 exclusief BTW), zodat [gedaagde in conventie] dat bedrag van € 6.050,00 is verschuldigd en dient te betalen aan de nalatenschap van erflater, dat wil zeggen aan [eiseres in conventie] , althans een ander bedrag als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren, te betalen binnen één week na de datum van het vonnis van de rechtbank, althans te betalen binnen een andere termijn als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren, te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag van de vordering met ingang van één week na de datum van het vonnis van de rechtbank tot het moment van algehele voldoening, althans met ingang van een andere datum als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren.
3.2.
[gedaagde in conventie] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[eiseres in reconventie] vordert, na vermindering van eis, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad [verweerster in reconventie] te veroordelen om binnen zeven dagen na dagtekening van het in deze procedure te wijzen vonnis tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres in reconventie] te betalen een bedrag van € 1.940,00, te vermeerderen met wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 16 februari 2022 (datum indiening conclusie), althans een in redelijke justitie te bepalen datum, tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [verweerster in reconventie] in de kosten van het geding, het salaris van [eiseres in reconventie] daaronder begrepen, wat betreft deze proceskosten met bepaling dat deze moeten worden voldaan binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van deze kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening, alsmede – onder voorwaarde dat [verweerster in reconventie] niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [eiseres in reconventie] volledig aan dit vonnis voldoet – met veroordeling van [verweerster in reconventie] in de nakosten.
3.5.
[verweerster in reconventie] voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
bevoegdheid en toepasselijk recht
4.1.
[eiseres in conventie] verblijft feitelijk in België zodat de vorderingen een internationaal karakter hebben. Dit betekent dat allereerst de vraag dient te worden beantwoord of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vorderingen kennis te nemen en welk recht van toepassing is.
Nu [gedaagde in conventie] woonachtig is in Nederland, is de Nederlandse rechter op grond van artikel 4 van de in deze zaak toepasselijke Verordening (EU) nr. 1215/2012 (EEX-Vo 2012) bevoegd van de vorderingen kennis te nemen.
Partijen baseren hun stellingen op Nederlands recht. Gelet hierop gaat de rechtbank ervan uit dat zij (stilzwijgend) hebben gekozen voor de toepasselijkheid van Nederlands recht op hun rechtsverhouding. De rechtbank zal daarom Nederlands recht toepassen.
vordering I van [eiseres in conventie]
4.2.
[eiseres in conventie] stelt dat [gedaagde in conventie] zich onterecht heeft voorgedaan als (eerste) erfgenaam van erflater door in de aangifte erfbelasting onder ‘Gegevens erfgenaam 1’ de vraag ‘Heeft deze erfgenaam alleen een legaat gekregen’ met ‘Nee’ te beantwoorden.
4.3.
[gedaagde in conventie] betwist dat zij een foutieve aangifte erfbelasting heeft gedaan. Zij heeft zichzelf nimmer aangemerkt als eerste erfgenaam.
4.4.
[eiseres in conventie] baseert haar stelling op de aangifte erfbelasting. De aangifte erfbelasting is echter niet door [eiseres in conventie] overgelegd zodat de rechtbank de stelling van [eiseres in conventie] niet kan verifiëren. Het had op de weg van [eiseres in conventie] gelegen dit stuk in het geding te brengen. [eiseres in conventie] heeft op dit punt ook geen concreet bewijs aangeboden. Vordering I zal dan ook als onvoldoende feitelijk onderbouwd worden afgewezen.
Vordering II van [eiseres in conventie]
4.5.
[eiseres in conventie] stelt dat erflater en [gedaagde in conventie] de uitgaven ten behoeve van de gewone gang van de gemeenschappelijke huishouding op grond van artikel 4 sub b van de samenlevingsovereenkomst ieder voor de helft moesten betalen en dragen. [eiseres in conventie] stelt dat over de periode januari 2010 tot en met juni 2012 alleen erflater heeft bijgedragen aan de kosten van de gemeenschappelijke huishouding zodat [gedaagde in conventie] gehouden is een bedrag van in totaal € 7.980,08 aan [eiseres in conventie] te vergoeden.
4.6.
Tussen partijen is in geschil of de vordering is verjaard. [gedaagde in conventie] beroept zich op de algemene verjaringstermijn. [eiseres in conventie] stelt dat zij en [zus eiseres] pas sinds eind februari 2022 over een exemplaar van de samenlevingsovereenkomst beschikken, zodat de vordering niet is verjaard. [gedaagde in conventie] heeft namelijk steeds geweigerd een afschrift van de samenlevingsovereenkomst te verstrekken.
4.7.
De vordering van [eiseres in conventie] betreft een vordering tot nakoming van een verbintenis uit de samenlevingsovereenkomst. Voor vorderingen tot nakoming van een verbintenis geldt ingevolge artikel 3:307 lid 1 BW een verjaringstermijn van vijf jaar na aanvang van de dag, volgend op die waarop de vordering opeisbaar is geworden. Gesteld noch gebleken is dat in de samenlevingsovereenkomst een termijn voor terugbetaling is opgenomen. Dit betekent dat de verbintenis tot terugbetaling krachtens het bepaalde in artikel 6:38 BW direct opeisbaar is en de verjaringstermijn meteen begint te lopen zoals bepaald in artikel 3:307 lid 1 BW.
Als rechtsopvolger onder algemene titel continueert [eiseres in conventie] de rechtspositie van erflater. De verjaring is dus reeds in 2010 - 2012 aangevangen en niet pas eind februari 2022. Nu de termijn van vijf jaar is verstreken, is de vordering van [eiseres in conventie] verjaard. De vordering zal dan ook worden afgewezen.
vordering III van [eiseres in conventie]
4.8.
[eiseres in conventie] vordert om [gedaagde in conventie] , in haar (voormalige) hoedanigheid van executeur van de nalatenschap van erflater, te veroordelen rekening en verantwoording af te leggen over het verloop van de saldi op de bankrekeningen op naam van erflater, op naam van erflater en/of [gedaagde in conventie] en op naam van [gedaagde in conventie] over de periode 1 januari 2012 (totaal banktegoeden € 42.033,00) tot overlijdensdatum [datum 1] van erflater (totaal banktegoeden € 25.494,96).
4.9.
De verplichting van een executeur om rekening en verantwoording af te leggen is gekoppeld aan het beheer door de executeur (artikel 4:151 BW). Het beheer door [gedaagde in conventie] als executeur is pas gestart na het overlijden van erflater. [eiseres in conventie] vordert echter rekening en verantwoording over een periode van vóór het overlijden van erflater, zodat [gedaagde in conventie] als (voormalig) executeur niet is gehouden over deze periode rekening en verantwoording af te leggen. Gesteld noch gebleken op welke andere grond [gedaagde in conventie] gehouden zou zijn over die periode rekening en verantwoording af te leggen.
De vordering zal dan ook als onvoldoende feitelijk onderbouwd worden afgewezen.
vordering IV van [eiseres in conventie]
4.10.
[eiseres in conventie] stelt dat erflater voor het jaar 2012 een inkomstenbelastingteruggave van € 818,00 heeft ontvangen die door de belastingdienst op 17 oktober 2013 is overgemaakt op de en/of betaalrekening. Ter onderbouwing beroept [eiseres in conventie] zich op de door haar als productie U overgelegde aanslag 2012 en het als productie V overgelegde bankafschrift. [eiseres in conventie] stelt dat [gedaagde in conventie] zich de inkomstenbelastingteruggave 2012 heeft toegeëigend. [gedaagde in conventie] heeft verzuimd de inkomstenbelastingteruggave 2012 van erflater op te nemen op het overzicht ontvangsten en uitgaven na overlijdensdatum [datum 1] , dat door [eiseres in conventie] als productie W is overgelegd. [gedaagde in conventie] betwist het voorgaande.
4.11.
Het is aan [eiseres in conventie] om feiten en omstandigheden te stellen waaruit blijkt dat [gedaagde in conventie] zich het bedrag van € 818,00, dat op 17 oktober 2013 door de belastingdienst is overgemaakt op de bankrekening van [gedaagde in conventie] en/of de erven van erflater, heeft toegeëigend.
Ter onderbouwing van haar stelling beroept [eiseres in conventie] zich op het door haar als productie W overgelegde overzicht. Dit is onvoldoende. Het overzicht betreft namelijk de periode vanaf [datum 1] tot maart 2013. De aanslag 2012 dateert echter pas van 7 juni 2013 en het bedrag van € 818,00 is ook pas daarna door de belastingdienst overgeboekt. Uit het feit dat het bedrag van € 818,00 niet op het overzicht is vermeld kan dus niet worden afgeleid dat [gedaagde in conventie] zich dit bedrag heeft toegeëigend. Bankafschriften van een latere datum waaruit blijkt dat het bedrag van € 818,00 ten goede van [gedaagde in conventie] is gekomen, heeft [eiseres in conventie] niet overgelegd. [eiseres in conventie] heeft haar stelling dan ook onvoldoende feitelijk onderbouwd. Vordering IV zal daarom worden afgewezen.
vordering V van [eiseres in conventie]
4.12.
[eiseres in conventie] stelt dat [gedaagde in conventie] als executeur in strijd met artikel 4:120 lid 1 BW tot afgifte van de haar toebedeelde (quasi-)legaten is overgegaan omdat niet alle schulden van de nalatenschap als vermeld in artikel 4:7 lid 1 BW waren voldaan. [eiseres in conventie] stelt dat [gedaagde in conventie] de hypotheekschuld aan ABN AMRO Bank van € 45.378,02, de door [eiseres in conventie] verschuldigde erfbelasting van € 4.852,00 en de door [zus eiseres] verschuldigde erfbelasting van € 4.852,00 uit de goederen van nalatenschap had dienen te voldoen voordat zij tot afgifte van de legaten kon overgaan. [gedaagde in conventie] is dan ook gehouden de aan zichzelf afgegeven legaten te verminderen met een bedrag van in totaal € 54.542,02.
4.13.
Artikel 4:120 lid 1 BW bepaalt dat de schulden van de nalatenschap uit een legaat slechts ten laste van de nalatenschap worden voldaan, indien alle andere schulden van de nalatenschap daaruit ten volle kunnen worden voldaan.
Schulden uit legaten en quasi-legaten behoeven dus slechts ten laste van de nalatenschap te worden voldaan, indien alle andere schulden geheel uit de nalatenschap kunnen worden voldaan. [eiseres in conventie] stelt echter niet dat de omvang van de nalatenschap te gering was om de hypotheekschuld en belastingschuld te voldoen. [eiseres in conventie] heeft dan ook onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld om tot toewijzing van het gevorderde te kunnen komen. Vordering V zal daarom worden afgewezen.
vordering VI van [eiseres in conventie]
4.14.
[eiseres in conventie] stelt dat [gedaagde in conventie] op grond van het bepaalde in het testament gehouden is de rente van de hypotheekschuld voor haar rekening te nemen en dat [gedaagde in conventie] vanaf 2019 tot 24 december 2020 een bedrag van in totaal € 4.174,69 dient te voldoen.
4.15.
[gedaagde in conventie] betwist niet dat de rente voor haar rekening komt maar zij voert aan dat zij deze vordering heeft verrekend met de door haar onverschuldigd verrichte betalingen, althans betalingen als gevolg waarvan [eiseres in conventie] jegens haar ongerechtvaardigd is verrijkt. [gedaagde in conventie] voert aan dat op grond van het testament van erflater de zakelijke lasten en het eigenaarsgedeelte van de onroerende zaakbelasting van de woning in [plaats 2] voor rekening van de erfgenamen komen althans, op grond van de tussen [eiseres in conventie] en [zus eiseres] gesloten vaststellingsovereenkomst, voor rekening van [eiseres in conventie] , maar dat die door [gedaagde in conventie] zijn betaald. [gedaagde in conventie] voert aan dat in de maand oktober 2021 het plafond van het gemeenschappelijk beloop is bereikt en dat zij het voor die maand resterende bedrag van € 7,56 aan [eiseres in conventie] heeft voldaan. Sedert november 2021 voldoet [gedaagde in conventie] weer aan de maandelijkse verplichting tot betaling van de vervallen termijnen aan rente en heeft zij steeds € 63,91 voldaan. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft [gedaagde in conventie] als productie 4 een afschrift van haar betaalrekening overgelegd.
4.16.
Bij repliek stelt [eiseres in conventie] dat de totale achterstand inmiddels € 4.971,46 bedraagt. Ten aanzien van het beroep op verrekening stelt [eiseres in conventie] dat zij hiertegen diverse schriftelijke bezwaren heeft. [eiseres in conventie] stelt dat [gedaagde in conventie] zich heeft voorgedaan en nog steeds voordoet als eerste erfgenaam waardoor de belastingaanslagen van Belastingsamenwerking West-Brabant vanaf 2014 op naam van [gedaagde in conventie] zijn gesteld. De aanslagen 2014, 2015, 2016, 2020 en 2021 van Belastingsamenwerking West-Brabant heeft [eiseres in conventie] nooit van [gedaagde in conventie] ontvangen. Van de aanslagen 2017, 2018 en 2019 heeft [eiseres in conventie] uiteindelijk van [gedaagde in conventie] kopieën ontvangen. Hierdoor is [eiseres in conventie] de mogelijkheid ontnomen bezwaar te kunnen maken tegen de hoogte van de aanslagen of een verzoek om kwijtschelding van de verschuldigde heffingen in te dienen omdat haar inkomen te laag is om de gemeentelijke- en waterschapsbelasting überhaupt te kunnen betalen. Verder stelt [eiseres in conventie] dat zij niet weet of [gedaagde in conventie] de gebruikersheffingen heeft betaald.
4.17.
[eiseres in conventie] betwist echter niet dat [gedaagde in conventie] de voor rekening van de erven komende eigenaarslasten heeft betaald. De rechtbank begrijpt dat [gedaagde in conventie] in dat verband een vordering heeft op [eiseres in conventie] . [gedaagde in conventie] heeft ook aan [eiseres in conventie] verklaard dat zij haar renteschuld aan [eiseres in conventie] met haar vordering verrekent. Hiermee is aan de voorwaarden voor verrekening voldaan. Aan hetgeen [eiseres in conventie] stelt met betrekking tot de belastingaanslagen gaat de rechtbank voorbij. [eiseres in conventie] verbindt aan deze stelling geen rechtsgevolg, waarbij ook geldt dat zij haar stelling onvoldoende concreet heeft gemaakt. Zo is niet feitelijk onderbouwd dat een eventueel verzoek tegen de hoogte of tot kwijtschelding succesvol zou zijn geweest.
Aan de stelling van [eiseres in conventie] dat zij niet weet of de gebruikersheffingen door [gedaagde in conventie] zijn betaald, gaat de rechtbank voorbij nu zij aan deze stelling evenmin een rechtsgevolg heeft verbonden. Vordering VI zal dan ook als onvoldoende feitelijk onderbouwd worden afgewezen.
vordering VII van [eiseres in conventie]
4.18.
[eiseres in conventie] vordert om [gedaagde in conventie] , in haar (voormalige) hoedanigheid van executeur van de nalatenschap van erflater, te veroordelen aan [eiseres in conventie] te verstrekken:
  • de originele eigendomsakte van de woning in [plaats 2] ;
  • de originele hypotheekakte van de hypothecaire geldlening bij ABN AMRO Bank;
  • de originele eigendomsakte van de vakantiewoning in [plaats 1] ;
  • de aanslagen gemeentelijke en/of waterschapsbelastingen/WOZ beschikking 2014, 2015, 2016, 2020 en 2021 van Belastingsamenwerking West-Brabant inclusief betaalbewijzen voor de woning in [plaats 2] ;
  • de betaalbewijzen van de aanslagen gemeentelijke en/of waterschapsbelastingen/WOZ beschikking 2017, 2018, 2019 en 2022 van Belastingsamenwerking West-Brabant voor de woning in [plaats 2] .
4.19.
[eiseres in conventie] heeft (ook) deze vordering eerst bij repliek ingesteld. Bij repliek heeft [eiseres in conventie] haar vordering niet onderbouwd. Uit de stellingen in de dagvaarding begrijpt de rechtbank dat [eiseres in conventie] van mening is dat [gedaagde in conventie] gehouden is het beheer van de nalatenschap aan haar over te dragen. [eiseres in conventie] stelt echter niet dat [gedaagde in conventie] over de gevraagde stukken beschikt. [eiseres in conventie] stelt evenmin welk belang zij bij afgifte van de stukken heeft. Zo is de woning in [plaats 2] inmiddels verkocht en is de op de woning rustende hypotheek afgelost. [eiseres in conventie] stelt verder niet dat zij de gevraagde stukken niet op een andere wijze kan verkrijgen.
Vordering VII zal dan ook als onvoldoende feitelijk onderbouwd worden afgewezen.
vordering VIII van [eiseres in conventie]
4.20.
[eiseres in conventie] stelt dat zij 29 sleutels en 2 adres gebonden Saverpassen met betrekking tot de woning in [plaats 2] mist en dat zij deze tot op heden nog niet heeft ontvangen. [gedaagde in conventie] betwist dat sleutels en passen zouden hebben ontbroken en dat daarom door [eiseres in conventie] is verzocht.
4.21.
[eiseres in conventie] stelt niet dat [gedaagde in conventie] (nog) over deze sleutels en passen beschikt, zodat deze vordering van [eiseres in conventie] als onvoldoende feitelijk onderbouwd zal worden afgewezen.
vordering IX van [eiseres in conventie]
4.22.
[eiseres in conventie] stelt dat er sprake is van achterstallig onderhoud aan de woning in [plaats 2] . Uit een in opdracht van de koper uitgevoerde bouwtechnische keuring, door [eiseres in conventie] overgelegd als productie JJ, is gebleken dat er sprake is van noodzakelijke onderhoudskosten op de middellange termijn. Zo zijn er ernstige vochtproblemen in de woning, hoogstwaarschijnlijk veroorzaakt door verschillende lekkages aan het dak en in de badkamer, is er sprake van houtrot van de buitenkozijnen, het ontbreken van kitwerk bij de buitenkozijnen, het ontbreken van voegwerk en het ontbreken van kitwerk bij het sanitair.
[eiseres in conventie] stelt dat wanneer de woning in nette staat zou zijn geweest (vloeren afgewerkt, wanden en plafonds geschilderd, herstel buitenschilderwerk) de woning meer zou hebben opgebracht bij de verkoop.
De schade bedraagt ten minste € 40.000,00 omdat de woning door het achterstallige onderhoud dit bedrag minder heeft opgebracht.
4.23.
In artikel C lid 1 onder b van het testament van erflater is het volgende bepaald. ‘mijn partner is verplicht genoemde woning met aanhorigheden in goede staat te onderhouden, de kosten van onderhoud en reparaties dienen te worden gedragen zoals daaromtrent is bepaald in de huurwet, alsof tussen mijn partner en mijn na te noemen erfgenamen een huurovereenkomst zou bestaan’.
4.24.
[eiseres in conventie] stelt dat het onderhoud van de woning in [plaats 2] , voor zover dit onderhoud niet valt onder de onderhoudsverplichting voor een huurder, niet voor rekening en risico van [eiseres in conventie] komt en dat zij (en [zus eiseres] ) niet dienen te worden aangemerkt als (voormalig) verhuurders. Deze stelling wordt gepasseerd. Gelet op voornoemde bepaling in het testament van erflater had het op de weg van [eiseres in conventie] gelegen haar stelling nader te onderbouwen. Dit heeft [eiseres in conventie] echter nagelaten. [eiseres in conventie] stelt verder dat de uitgaven voor groot onderhoud in de gegeven (financiële) omstandigheden redelijkerwijs niet van haar gevergd kunnen worden (artikel 206 lid 1 Huurwet). Indien dit inderdaad het geval zou zijn, betekent dit slechts dat de gebreken niet door haar behoeven te worden verholpen maar niet dat de uitgaven voor groot onderhoud voor rekening en risico van [gedaagde in conventie] komen.
4.25.
[eiseres in conventie] stelt voorts dat [gedaagde in conventie] heeft verzuimd op haar kosten kleine herstellingen te verrichten. In punt 60 van haar conclusie van repliek in conventie, antwoord in reconventie, tevens houdende wijziging c.q. vermeerdering van eis noemt [eiseres in conventie] de kleine herstellingen die [gedaagde in conventie] had moeten verrichten. De in de bouwtechnische keuring genoemde gebreken betreffen echter niet de in punt 60 genoemde kleine herstellingen. De in de (door de koper uitgevoerde) bouwtechnische keuring genoemde gebreken komen dus voor rekening en risico van de erfgenamen. Dat de woning door deze gebreken minder heeft opbracht kan [gedaagde in conventie] dus niet worden verweten.
[eiseres in conventie] stelt nog dat [gedaagde in conventie] steeds heeft geweigerd de lekkages in de badkamer en op zolder, die al in 2019 bekend waren, te laten verhelpen. Dat [eiseres in conventie] deze lekkages heeft willen verhelpen is niet nader door [eiseres in conventie] onderbouwd terwijl dit wel op haar weg had gelegen. Temeer nu [eiseres in conventie] zelf stelt dat zij niet de over de benodigde financiële middelen beschikte om groot onderhoud te laten verrichten.
4.26.
Dat de woning meer zou hebben opgebracht indien de woning in nette staat zou zijn geweest (de kleine herstellingen zouden hebben plaatsgevonden), is door [eiseres in conventie] niet feitelijk onderbouwd.
4.27.
Vordering IX zal dan ook als onvoldoende feitelijk onderbouwd worden afgewezen.
vordering X van [eiseres in conventie]
4.28.
[eiseres in conventie] stelt dat de vakantiewoning in februari 2012, tijdens het (meerderjarigen) bewind door [gedaagde in conventie] , waterschade heeft opgelopen door een kapotgevroren watermeter. Als bewindvoerder heeft [gedaagde in conventie] nagelaten een opstalverzekering voor de vakantiewoning af te sluiten, zodat de waterschade niet kan worden geclaimd bij een verzekeringsmaatschappij. De waterschade is in het voorjaar 2013 begroot op € 45.000,00.
4.29.
[gedaagde in conventie] betwist dat er in februari 2012 sprake is geweest van waterschade.
4.30.
Ter onderbouwing van haar stelling verwijst [eiseres in conventie] bij repliek naar de door haar als productie OO overgelegde foto’s van de vakantiewoning in de periode april 2010 tot en met januari 2013. [eiseres in conventie] stelt dat op de foto’s uit 2012 de (water)schade buiten rondom en op de foto’s uit januari 2013 de (water)schade binnen is te zien. In april 2013 heeft Gyselinck te [plaats 1] een offerte gemaakt voor het herstel van de waterschade aan de vakantiewoning en de herstelkosten begroot op € 5.000,00 exclusief BTW. Als productie PP is de offerte door [eiseres in conventie] overgelegd.
4.31.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiseres in conventie] onvoldoende feitelijk onderbouwd dat in februari 2012 waterschade is ontstaan door een gebrek waarvoor een opstalverzekering dekking biedt. Op geen van de overgelegde foto’s uit 2012 is een kapotgevroren watermeter te zien. Evenmin is op deze foto’s waterschade te zien. [eiseres in conventie] laat ook na te vermelden op welke van de foto’s uit 2012 de gestelde waterschade zichtbaar is. Op de overlegde foto’s uit januari 2013 zijn weliswaar vochtplekken te zien maar dat deze plekken, die dateren van een jaar later dan de gestelde schadedatum, het gevolg zijn van een kapotgevroren watermeter blijkt niet uit de foto’s. [eiseres in conventie] had haar stelling nader dienen te onderbouwen. De overlegde offerte uit april 2013 is onvoldoende nu uit deze offerte ook niet blijkt waardoor er waterschade is ontstaan. [eiseres in conventie] heeft haar stelling dan ook onvoldoende feitelijk onderbouwd. Vordering X zal daarom ook worden afgewezen.
de vordering van [gedaagde in conventie]
4.32.
[gedaagde in conventie] stelt dat de cv-ketel in de woning in [plaats 2] aan vervanging toe was maar dat [eiseres in conventie] ondanks daartoe schriftelijk te zijn aangemaand de cv-ketel niet heeft laten onderzoeken en vervangen. Uiteindelijk heeft [gedaagde in conventie] zelf de cv-ketel laten vervangen. De kosten hiervan bedragen € 1.940,00 en deze kosten dienen voor rekening van [eiseres in conventie] als eigenaar te komen, aldus [gedaagde in conventie] .
4.33.
[eiseres in conventie] voert aan dat wanneer zij en [zus eiseres] onverhoopt toch dienen te worden aangemerkt als (voormalig) verhuurder van de woning in [plaats 2] , [eiseres in conventie] eerst in verzuim dient te zijn voordat [gedaagde in conventie] zelf een nieuwe cv-ketel kan aanschaffen. [eiseres in conventie] stelt dat van verzuim geen sprake is omdat zij niet door [gedaagde in conventie] in gebreke is gesteld.
4.34.
Hiervoor is reeds overwogen dat [eiseres in conventie] (en [zus eiseres] ) op grond van het bepaalde in artikel C lid 1 onder b van het testament van erflater terzake van het onderhoud en de reparaties aan de woning in [plaats 2] als verhuurder dient te worden aangemerkt. [eiseres in conventie] betwist niet dat het laten onderzoeken en vervangen van een cv-ketel een onderhoudsverplichting van de verhuurder is. [eiseres in conventie] is ook in verzuim. Uit artikel 6:82 lid 1 BW volgt dat het verzuim intreedt wanneer de schuldenaar in gebreke wordt gesteld door een schriftelijke aanmaning waarbij een redelijke termijn voor nakoming wordt gesteld en nakoming binnen deze termijn uitblijft. Naar het oordeel van de rechtbank is de door [gedaagde in conventie] als productie 3 overgelegde brief van 22 november 2019 een schriftelijke aanmaning waarbij een redelijke termijn (van twee weken) voor nakoming wordt gesteld (en waarbij wordt gewezen op de gevolgen indien hier niet aan wordt voldaan). Nu nakoming binnen deze termijn is uitgebleven is sprake van verzuim. De door [gedaagde in conventie] gemaakte kosten van € 1.940,00 dienen dan ook door [eiseres in conventie] aan [gedaagde in conventie] te worden vergoed.
4.35.
De gevorderde wettelijke rente vanaf 16 februari 2022 (de datum van de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie) is eveneens toewijsbaar.
de proceskosten
4.36.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten in conventie en in reconventie tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in reconventie
5.3.
veroordeelt [verweerster in reconventie] om binnen zeven dagen na heden tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres in reconventie] te betalen een bedrag van € 1.940,00 (éénduizendnegenhonderdenveertig euro) te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 16 februari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Baggel en in het openbaar uitgesproken op 1 november 2023.