In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.J. Harpenau, een vordering ingesteld tegen de vennootschap Cardif, vertegenwoordigd door advocaat mr. V. Kortenbach. De zaak betreft een geschil over een arbeidsongeschiktheidsverzekering die eiser in 2004 bij Cardif heeft afgesloten. Eiser heeft in 2004 op de gezondheidsverklaring geen melding gemaakt van zijn diabetes, terwijl hij sinds 1986 met deze aandoening bekend was. Eiser is sinds 3 november 2017 arbeidsongeschikt en heeft op 11 januari 2020 een claim ingediend bij Cardif. Cardif heeft echter pas op 8 april 2020 een beroep gedaan op de schending van de mededelingsplicht, wat volgens eiser te laat was. De rechtbank heeft vastgesteld dat Cardif op 11 januari 2020 voldoende zekerheid had dat eiser zijn mededelingsplicht had geschonden, en dat de vervaltermijn van twee maanden op dat moment is gaan lopen. Aangezien Cardif deze termijn heeft overschreden, kan zij de rechtsgevolgen van de verzwijging niet inroepen. De rechtbank heeft Cardif veroordeeld tot betaling van een maandelijkse uitkering van € 1.000,00 aan eiser, met terugwerkende kracht vanaf 3 november 2018 tot uiterlijk 31 maart 2024, en tot betaling van de wettelijke rente over de opeisbare uitkeringen. Daarnaast is Cardif veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn begroot op € 3.972,29.