Uitspraak
1.[gedaagde sub 1] , vennoot van [bewindvoering] ,
[belanghebbende],
[gedaagde sub 2],
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Beveland Wonen en [belanghebbende] over de ontbinding van een huurovereenkomst en de ontruiming van een huurwoning. Beveland Wonen vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning, omdat er een handelshoeveelheid softdrugs in de woning was aangetroffen. De huurder, [belanghebbende], erkende dat er softdrugs in de woning aanwezig waren, maar ontkende dat hij handelde in drugs. De kantonrechter heeft de vorderingen van Beveland Wonen afgewezen, omdat de tekortkomingen van [belanghebbende] niet van voldoende gewicht waren om de ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. De kantonrechter weegt hierbij de belangen van de huurder, die bezig is zijn leven weer op orde te brengen en geen sociaal netwerk heeft, zwaarder dan de belangen van Beveland Wonen. De kantonrechter benadrukt dat [belanghebbende] gewaarschuwd is en dat toekomstige overtredingen van de Opiumwet wel tot ontbinding kunnen leiden.
De procedure begon met een tussenvonnis op 6 september 2023 en een mondelinge behandeling op 9 oktober 2023. Beveland Wonen had de huurovereenkomst beëindigd na opzegging door de voormalige partner van [belanghebbende]. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de aanwezigheid van softdrugs een tekortkoming oplevert, maar dat deze tekortkoming in dit geval niet voldoende is om de huurovereenkomst te ontbinden. De kantonrechter heeft Beveland Wonen in de proceskosten veroordeeld, omdat zij in het ongelijk is gesteld.