ECLI:NL:RBZWB:2023:7881

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
10 november 2023
Zaaknummer
10633733 CV EXPL 23-2962 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Zander
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling op grond van onverschuldigde betaling afgewezen in zorgverzekering geschil

In deze zaak heeft CZ Zorgverzekeringen N.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] op grond van onverschuldigde betaling. De procedure begon met een dagvaarding op 10 juli 2023, gevolgd door verschillende conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De kern van het geschil betreft een zorgverzekeringsovereenkomst die [gedaagde] met CZ heeft gesloten. In oktober 2022 heeft [gedaagde] een bril aangeschaft, waarvoor CZ een eigen bijdrage van € 350,- in rekening bracht. Echter, in een brief van 4 juni 2023 heeft CZ deze eigen bijdrage gecorrigeerd, waardoor [gedaagde] geen eigen bijdrage meer verschuldigd was. CZ heeft vervolgens een bedrag van € 334,96 aan [gedaagde] overgemaakt, wat zij nu als onverschuldigde betaling terugvordert.

[gedaagde] heeft verweer gevoerd en stelt dat hij het bedrag van € 334,96 niet onverschuldigd heeft ontvangen, omdat hij het bankrekeningnummer waarop CZ het bedrag heeft overgemaakt niet herkent. De kantonrechter heeft geoordeeld dat CZ onvoldoende bewijs heeft geleverd dat [gedaagde] het bankrekeningnummer heeft opgegeven voor betalingen. Hierdoor is de vordering van CZ op grond van onverschuldigde betaling afgewezen.

Daarnaast vorderde CZ een bedrag van € 15,04, dat zij ten onrechte heeft verrekend met een openstaande rekening. Ook deze vordering werd afgewezen, omdat [gedaagde] heeft aangetoond dat hij dit bedrag al had betaald in een verzamelfactuur. CZ werd veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 50,- aan de zijde van [gedaagde].

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10633733 \ CV EXPL 23-2962
Vonnis van 8 november 2023
in de zaak van
CZ ZORGVERZEKERINGEN N.V.,
te Tilburg,
eisende partij,
hierna te noemen: CZ,
gemachtigde: GGN Brabant,
tegen
[gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 10 juli 2023 met één bijlage;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek met één bijlage;
- de conclusie van dupliek met één bijlage;
- de akte uitlating productie van CZ.
1.2
Daarna heeft de kantonrechter bepaald dat in deze zaak vonnis kan worden gewezen.

2.De feiten

Tussen partijen staan de volgende feiten vast:
a. [gedaagde] heeft met CZ een zorgverzekeringsovereenkomst gesloten.
b. In oktober 2022 heeft [gedaagde] een bril gekocht bij [optiekzaak] .
c. In de brief van 24 november 2022 met als onderwerp ‘afhandeling rekeningen’, brengt CZ een bedrag van € 350,- bij [gedaagde] in rekening. Dit betreft de eigen bijdrage voor de aankoop van de bril.
d. [gedaagde] heeft de bij hem in rekening gebrachte eigen bijdrage niet betaald.
e. In de brief van 4 juni 2023 van CZ aan [gedaagde] staat het volgende:
‘Geachte heer [gedaagde] ,
Uw zorgverleners hebben een of meerdere rekeningen bij ons ingediend. Ook hebben wij een correctie uitgevoerd naar aanleiding van een bericht van een van uw zorgverleners.
Deze hebben wij gedeeltelijk vergoed. De vergoeding hebben we verrekend met uw eigen risico. Het deel dat wij niet vergoeden betaalt u zelf als eigen bijdrage.
Door u te betalen aan CZ
Eigen risico [gedaagde] ( [geboortedatum] ) € 15,04
Door u te ontvangen van CZ
Eigen bijdrage [gedaagde] ( [geboortedatum] ) € 350,-
Totaal door u te ontvangen van CZ 334,96
(…)
U ontvangt het bedrag van€ 334,96terug van CZ, omdat de afhandeling van de rekening onjuist was. Wij verrekenen dit bedrag binnenkort met u.’
f. Bij de brief van 4 juni 2023 zit als bijlage 1 een overzicht van de afgehandelde en gecorrigeerde rekeningen. Hieruit volgt dat de in rekening gebrachte eigen bijdrage van de aankoop van de bril is gecorrigeerd. [gedaagde] hoeft voor deze aankoop geen eigen bijdrage te betalen.
g. CZ heeft een bedrag van € 334,96 overgemaakt naar een bankrekeningnummer dat eindigt op [nummer] .

3.Het geschil

3.1
CZ vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 406,67, vermeerderd met rente en kosten.
3.2
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van CZ, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van CZ.
3.3
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Onverschuldigde betaling
4.1
CZ legt aan haar vordering ten grondslag dat zij een bedrag van € 334,96 onverschuldigd heeft betaald aan [gedaagde] . De eigen bijdrage 2022 van € 350,- voor de aanschaf van een bril is ten onrechte bij [gedaagde] in rekening gebracht. CZ geeft aan dat de door [gedaagde] gekochte bril, alsnog door haar wordt vergoed. In de brief van 4 juni 2023 staat dat de gevorderde eigen bijdrage 2022 wordt gecorrigeerd, maar daar wordt een vergissing gemaakt. In plaats van aangeven dat het bedrag van € 350,- aan in rekening gebrachte eigen bijdrage 2022 geheel komt te vervallen, heeft CZ het bedrag gedeeltelijk terugbetaald. Het andere deel heeft zij verrekend met een openstaande rekening. Bij aanvang van de zorgverzekeringsovereenkomst is het [bankrekeningnummer] opgegeven. Dit bankrekeningnummer staat op naam van mevrouw [naam] . Op dit bankrekeningnummer heeft CZ het bedrag van € 334,96 aan [gedaagde] betaald. Nu CZ dit bedrag onverschuldigd heeft betaald, is hij gehouden dit aan haar terug te betalen.
4.2
[gedaagde] verweert zich tegen de vordering. Hij brengt het volgende naar voren. In oktober 2022 heeft [gedaagde] een bril gekocht. De opticien vertelde hem dat hij die bril vergoed zou krijgen van CZ. Toen [gedaagde] toch een rekening van CZ kreeg, is hij daarmee naar de opticien gegaan. Vanuit de opticien is uiteindelijk gebeld met CZ en alles zou zijn geregeld. Uit de brief van 4 juni 2023 volgt ook dat de eigen bijdrage van € 350,- die bij hem in rekening is gebracht, door CZ is gecorrigeerd. Het rekeningnummer waarop CZ zegt dat zij een bedrag aan [gedaagde] heeft betaald, kent hij niet. [gedaagde] geeft aan twee bankrekeningnummers bij de ING bank te hebben. Vanaf die bankrekeningen betaald hij ook de premie aan CZ. Het bedrag van € 334,96 is niet onverschuldigd aan [gedaagde] betaald. Hij is niet gehouden dit aan CZ terug te betalen.
4.3
De kantonrechter oordeelt als volgt. Kortgezegd stelt CZ dat zij per ongeluk een bedrag van € 334,96 aan [gedaagde] heeft betaald. Zij heeft dit bedrag overgeschreven naar een bankrekeningnummer dat niet op naam van [gedaagde] staat. Omdat [gedaagde] dit bankrekeningnummer bij aanvang van de zorgverzekeringsovereenkomst aan CZ heeft opgegeven, stelt CZ dat zij toch onverschuldigd aan [gedaagde] heeft betaald. [gedaagde] verweert zich en zegt het bankrekeningnummer niet te kennen. Hij heeft twee ING bankrekeningnummers. [gedaagde] heeft een kopie van de bankpassen die bij deze ING bankrekeningnummers horen bij de stukken gevoegd. Het had op de weg van CZ gelegen om, onder aanvoering van relevante feiten en omstandigheden, te bewijzen dat [gedaagde] bij aanvang van de zorgverzekeringsovereenkomst [bankrekeningnummer] als bankrekeningnummer heeft opgegeven. Dat heeft zij onvoldoende gedaan. CZ heeft geen feiten aangevoerd waaruit blijkt dat [gedaagde] het door CZ gebruikte bankrekeningnummer aan haar heeft opgegeven om voor aan hem gerichte betalingen te gebruiken. CZ heeft haar vordering op grond van onverschuldigde betaling onvoldoende onderbouwd. Deze vordering wordt afgewezen.
Verrekening
4.4
CZ vordert een bedrag van € 15,04 van [gedaagde] . Zij legt aan deze vordering het volgende ten grondslag. Als eerder genoemd, staat in de brief van 4 juni 2023 dat de vordering tot betaling van € 350,- aan eigen bijdrage wordt gecorrigeerd. In plaats van aangeven dat het bedrag van € 350,- aan in rekening gebrachte eigen bijdrage 2022 van de bril geheel komt te vervallen, heeft CZ een bedrag van € 15,04 verrekend met een openstaande rekening. Het bedrag is verrekend met het eigen risico 2023. Deze verrekening is ten onrechte. Dit deel van het eigen risico 2023 dient [gedaagde] alsnog te betalen.
4.5
[gedaagde] verweert zich tegen deze vordering en brengt het volgende naar voren. Het bedrag dat wordt verrekend met het eigen risico betreft een factuur van de apotheek. Dat bedrag is meegenomen in een nieuwe verzamelfactuur met een totaalbedrag van € 204,59. Voor dat bedrag heeft [gedaagde] op 14 juni 2023 een incassobrief ontvangen. Die facturen zijn inmiddels allemaal betaald. Daarmee is ook het bedrag van € 15,04 betaald. [gedaagde] is dit bedrag niet aan CZ verschuldigd.
4.6
De kantonrechter oordeelt als volgt. Vooropgesteld wordt dat CZ pas bij conclusie van repliek haar vordering juist heeft onderbouwd en de grondslag van haar vorderingen daarop heeft gewijzigd. In de dagvaarding wordt de in rekening gebrachte eigen bijdrage 2022 gevorderd en de brief van 24 november 2022 als bewijs in deze procedure gebracht. Dat deze eigen bijdrage 2022 al voor het uitbrengen van de dagvaarding in de brief van 4 juni 2023 is gecorrigeerd, wordt voor het eerst in de conclusie van repliek duidelijk.
4.7
[gedaagde] heeft zich verweert tegen het door CZ gevorderde bedrag van € 15,04. [gedaagde] zegt dit bedrag al te hebben betaald in een verzamelfactuur met een totaalbedrag van € 204,59. Hiermee heeft [gedaagde] de stellingen die CZ aan haar vordering ten grondslag legt weersproken. Het had op de weg van CZ gelegen om op het verweer van [gedaagde] te reageren, dit heeft zij in haar laatste akte niet gedaan. Omdat de niet weersproken stellingen van [gedaagde] in zijn conclusie van dupliek de vordering van CZ voldoende weerleggen, wordt ook dat deel van de vordering afgewezen. Dat [gedaagde] dit verweer pas bij conclusie van dupliek heeft gevoerd valt hem niet te verwijten. Voor [gedaagde] is de grondslag en onderbouwing van de vordering pas bij conclusie van repliek duidelijk geworden.
Buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente
4.8
CZ vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. Omdat de vordering in hoofdsom wordt afgewezen, is [gedaagde] deze kosten niet verschuldigd. Deze vorderingen worden afgewezen.
Proceskosten
4.9
CZ is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Omdat [gedaagde] zonder gemachtigde procedeert worden zijn proceskosten tot dit vonnis vastgesteld op € 50,- aan reis, verblijf en verletkosten.

5.De beslissing

De kantonrechter
1. wijst de vorderingen van CZ af,
2. veroordeelt CZ in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot dit vonnis vastgesteld op € 50,00,
3. verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Zander en in het openbaar uitgesproken op 8 november 2023.