ECLI:NL:RBZWB:2023:7888

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 november 2023
Publicatiedatum
13 november 2023
Zaaknummer
AWB- 23_9380
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens te late indiening in bestuursrechtelijke zaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 november 2023, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland van 26 april 2023 behandeld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat het te laat is ingediend. Eiseres had het beroepschrift op 28 augustus 2023 ingediend, terwijl de termijn voor indiening op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zes weken bedraagt en begon op de dag na de bekendmaking van het besluit, dat op 15 juni 2023 aan eiseres was toegezonden.

De rechtbank legt uit dat indien een beroepschrift te laat wordt ingediend, het beroep niet-ontvankelijk verklaard moet worden, tenzij er sprake is van verschoonbare redenen voor de te late indiening. Eiseres voerde aan dat zij dacht dat de beroepstermijn al was verstreken en dat zij niet goed wist wat te doen, wat leidde tot haar aarzelingen. De rechtbank concludeert echter dat eiseres geen overtuigende redenen heeft gegeven die haar onvermogen om tijdig beroep in te dienen onderbouwen. Het risico van haar onervarenheid en de gevolgen daarvan komen voor haar eigen rekening.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak, met inachtneming van de wettelijke termijnen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/9380

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 november 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats], eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van het college van 26 april 2023.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat het te laat is ingediend en het te laat indienen niet verschoonbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Voor het indienen van een beroepschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Deze termijn begint op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. [2] Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop het besluit is toegezonden. Een beroepschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [3]
3.1.
Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar (“verschoonbaar”) is. Dan laat de rechtbank niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege. [4]
Is het beroep te laat ingediend?
4. Vast staat dat het bestreden besluit in ieder geval op 15 juni 2023 aan eiseres is toegezonden, uitgereikt of gepubliceerd.
4.1.
Eiseres heeft op 28 augustus 2023 digitaal beroep ingesteld. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend.
Is het te laat indienen verontschuldigbaar?
5. Eiseres heeft als reden voor de te late indiening van het beroepschrift aangegeven dat het college het besluit van 26 april 2023 pas op 15 juni 2023 heeft toegestuurd. Eiseres dacht dat de beroepstermijn op dat moment al was verstreken. Eisers wist niet wat zij moest doen en heeft daardoor misschien te lang geaarzeld. Door haar onervarenheid met bezwaar- en beroepszaken heeft zij zich niet gerealiseerd dat met het toesturen op 15 juni 2023 een (nieuwe) beroepstermijn startte.
5.1.
Hetgeen eiseres heeft aangevoerd leidt niet tot de conclusie dat het te laat indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Eiseres heeft geen redenen aangevoerd waaruit blijkt dat zij gedurende de beroepstermijn niet in staat was beroep in te dienen. Als het eiseres niet duidelijk was of en tot wanneer zij beroep kon indienen, had zij daar navraag naar kunnen doen. Het is voor risico van eiseres dat zij doordat zij aarzelde over de mogelijkheden pas na het verstrijken van de beroepstermijn beroep heeft ingesteld.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is niet-ontvankelijk omdat eiseres het beroep te laat heeft ingediend. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van mr. W.J.C. Goorden, griffier, op 3 november 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
2.Dit volgt uit artikel 6:8, eerste lid, van de Awb.
3.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
4.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.