Op 6 januari 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken BRE 20/9474 en 20/9475, waarin belanghebbende, een kapitaalvennootschap opgericht naar het recht van Belize, in beroep ging tegen navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting en vergrijpboeten opgelegd door de inspecteur van de belastingdienst. De inspecteur stelde dat belanghebbende in Nederland was gevestigd, omdat de heer [naam 1] de aandeelhouder en feitelijk bestuurder was en in Nederland woonde. De rechtbank heeft de beroepen behandeld en vastgesteld dat de inspecteur de (navorderings)aanslagen ten onrechte had opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de (navorderings)aanslagen verder verminderd moesten worden met het gebruikelijk loon van de heer [naam 1], waardoor het belastbare bedrag nihil werd. De rechtbank vernietigde de navorderingsaanslagen, de vergrijpboeten en de belastingrentebeschikkingen. Tevens werd een immateriële schadevergoeding toegekend aan belanghebbende wegens overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De rechtbank concludeerde dat de beroepen gegrond waren en dat de inspecteur en de Minister van Justitie en Veiligheid vergoedingen moesten betalen aan belanghebbende.