ECLI:NL:RBZWB:2023:7909

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 oktober 2023
Publicatiedatum
15 november 2023
Zaaknummer
C/02/415072 / JE RK 23-1841
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van omgang in het kader van ondertoezichtstelling naar aanleiding van signalen van seksueel misbruik

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 oktober 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de schorsing van het contact tussen de vader en zijn drie minderjarige kinderen. De zaak is aanhangig gemaakt door de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, die verzocht om de zorgregeling te wijzigen vanwege signalen van seksueel misbruik. De kinderen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3], zijn onder toezicht gesteld en er zijn ernstige zorgen gerezen over hun veiligheid bij de vader. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er nog geen methodisch interview heeft plaatsgevonden, wat essentieel is voor het verkrijgen van duidelijkheid over de uitlatingen van de kinderen. De moeder heeft haar zorgen geuit over de signalen van onveiligheid, terwijl de vader zich vals beschuldigd voelt en vraagt om contact met zijn kinderen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om geen contact te laten plaatsvinden totdat er meer duidelijkheid is verkregen. De kinderrechter heeft besloten dat het contact tussen de vader en de kinderen voorlopig wordt geschorst, in afwachting van verdere onderzoeken en gesprekken met Veilig Thuis. De zaak zal op 22 november 2023 opnieuw worden behandeld, waarbij de kinderrechter verwacht dat de betrokken partijen relevante informatie aanleveren.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/415072 / JE RK 23-1841
Datum uitspraak: 27 oktober 2023
Beschikking van de kinderrechter over een wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van
De gecertificeerde instelling STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND, gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2014 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2017 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] ,
[minderjarige 3], geboren op [geboortedag 3] 2019 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaats] ,
advocaat: mr. B. van Haeften te Den Haag,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats] ,
advocaat: mr. H.S. van Keeken te Den Haag.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 19 oktober 2023;
  • het verweerschrift met bijlagen van mr. Van Keeken, ingekomen bij de griffie op 26 oktober 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 27 oktober 2023. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • een vertegenwoordigster van de GI;
  • een vertegenwoordigster van de Raad.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] .
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 3] staan in de basisregistratie personen ingeschreven bij hun moeder, [minderjarige 2] staat ingeschreven bij de vader.
2.3.
De rechtbank heeft bij beschikking van 1 februari 2022 in het huwelijkvan de ouders de echtscheiding uitgesproken en bepaald dat het aan die beschikking gehechte convenant en ouderschapsplan deel uitmaken van de beschikking. Die beschikking is op 8 februari 2022 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. In voornoemd ouderschapsplan zijn de ouders een zorgregeling overeengekomen, waarbij de kinderen de ene week bij de ene ouder verblijven en de andere week bij de andere ouder.
2.4.
Bij vonnis van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 26 april 2023 is de vrouw veroordeeld tot nakoming van de afspraken over de zorgregeling in het ouderschapsplan, zulks op straffe van een dwangsom van € 250,= voor iedere dag dat zij niet aan deze veroordeling tot nakoming voldoet, tot een maximum van € 10.000,= is bereikt. Vervolgens is de vrouw bij vonnis van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 24 mei 2023 veroordeeld tot nakoming van de afspraken over de zorgregeling in het ouderschapsplan, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,= voor iedere dag dat zij niet aan deze veroordeling tot nakoming voldoet, tot een maximum van € 25.000,= is bereikt.
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 15 augustus 2023 [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] , na een voorlopige ondertoezichtstelling, onder toezicht gesteld met ingang van 15 augustus 2023 en tot 15 mei 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de door de rechtbank op 1 februari 2022 vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te wijzigen, in de zin dat de vader geen contact zal hebben met de kinderen totdat het lopende onderzoek is afgerond en er meer duidelijkheid is rondom het vermoeden van seksueel misbruik. De GI verzoekt een beslissing te nemen zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden en met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De GI legt - kort samengevat - aan haar verzoek ten grondslag dat de kinderen al sinds het begin van de ondertoezichtstelling signalen uiten van onveiligheid bij de vader. De recente ontwikkeling is dat eerst [minderjarige 2] op 9 oktober 2023 zorgelijke uitspraken heeft gedaan in relatie tot zijn vader en (handelingen met betrekking tot) het geslachtsorgaan. Als hier contact over is op 16 oktober 2023 heeft [minderjarige 3] pijn bij het plassen, waarna bloed is ontdekt in haar onderbroek en bij het afvegen van haar schaamstreek. Ook zij heeft vervolgens een belastende verklaring afgelegd met betrekking tot de vader, hij zou met zijn vinger in haar schaamstreek komen. Gezien de ernst van de signalen is het van groot belang om de kinderen in veiligheid te brengen tot er meer duidelijkheid is over wat er daadwerkelijk is gebeurd. Daarom ziet de GI zich genoodzaakt om de zorgregeling direct stop te zetten en het onderhavige verzoek in te dienen. De GI is bekend met de stappen die doorlopen moeten worden. De politie, het ziekenhuis en Veilig Thuis zijn ingeschakeld. De zedenpolitie gaat geen onderzoek verrichten wegens alle mogelijke scenario’s die er zijn en een gebrek aan informatie/bewijs. Wegens ziekte en verlof van de jeugdbeschermer heeft zij geen verdere stappen kunnen ondernemen. De GI is nog aan het overwegen of zij aangifte zal doen tegen de vader. Op dinsdag 31 oktober 2023 staat er nu een gesprek gepland met Veilig Thuis. Er heeft nog geen methodisch interview plaatsgevonden, maar de speltherapeut heeft wel gesprekken met de kinderen. Het praten over zijn ervaring heeft ertoe geleid dat [minderjarige 2] zegt een leeg hoofd te hebben, zijnde een signaal voor de GI dat hij nu rust heeft. De GI vindt het belangrijk dat er op korte termijn weer contact is tussen de vader en de kinderen, maar denkt dan aan begeleide bezoeken. Daarnaast zal de eerder geplande hulpverlening in de vorm van ouderschapsbemiddeling en IPT gaan starten dan wel voortgezet worden.
4.2.
De moeder maakt zich ernstig zorgen over de signalen die zij heeft ontvangen van de kinderen. Zij heeft gedaan wat zij moet doen als moeder, maar is zeker geen ouderverstoter. Haar doel is niet het contact tussen de kinderen en de vader te verbreken. Wel ervaart zij dat de kinderen nu een zekere mate van rust ervaren doordat zij weer samen zijn, in plaats van verdeeld omdat [minderjarige 1] doordeweeks bij haar verbleef. Zij is bereid om de hulpverlening met de vader op te starten.
4.3.
Door en namens de vader wordt uitdrukkelijk benadrukt dat er geen sprake is (geweest) van seksueel misbruik van de kinderen door hem. Hij voelt zich valselijk beschuldigd. De kinderen worden nu wederom abrupt van de vader weggehouden, hetgeen niet in hun belang is. Hoe valt dit uit te leggen aan de kinderen? De vader wordt zelf overal buiten gehouden en weet niet wat aan zijn kinderen wordt verteld. Hij is bereid om overal aan mee te werken en heeft ook ingestemd met het tijdelijk stopzetten van het contact in afwachting van het onderzoek door het ziekenhuis, maar er wordt nu slechts gehandeld vanuit de werkhypothese dat er sprake is geweest van seksueel misbruik, terwijl de GI in totaal vier werkhypotheses heeft opgesteld. De beschuldigingen aan het adres van de vader worden steeds erger, zonder onderbouwing, en de vader ervaart niet dat de GI zich onpartijdig opstelt en hem zonder vooroordeel betrekt in het proces. Alles wat al eerder is voorgevallen heeft er al voor gezorgd dat [minderjarige 1] woedeaanvallen bij de vader heeft en stelt dat hij dit in opdracht van de moeder doet zodat [minderjarige 2] en [minderjarige 3] ook doordeweeks bij de moeder gaan wonen. De kinderen raken in een loyaliteitsconflict en nu zij weer worden verstoken van contact met de vader zonder enige onderbouwing en zonder de vader mee te nemen in wat er speelt, bestaat het risico dat de vader geheel uit de opvoeding van de kinderen wordt gezet. Hem wordt op deze manier niet de kans gegeven om een vader te zijn en de kinderen gaan hier kapot aan. Hij heeft daarmee zorgen over het handelen van de moeder. Er moet zo snel mogelijk weer contact zijn tussen de vader en de kinderen.
4.4
De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling zijn verbazing uitgesproken over de stappen die zijn genomen door de GI. In de handreiking seksueel misbruik die de Raad hanteert is de eerste stap dat met de zedenpolitie overleg moet plaatsvinden of er een strafrechtelijk onderzoek mogelijk en nodig is. Indien de zedenpolitie geen methodisch interview afneemt bij het kind dat de uitlatingen heeft gedaan, dan is het zaak om een onafhankelijke derde in te schakelen die een dergelijk methodisch interview kan afnemen om te kijken hoe de uitspraken van het kind geduid moeten worden. Dat interview mist in deze situatie, terwijl de uitlatingen al van enige tijd geleden zijn. De reeds betrokken speltherapeut kan hier niet als passend worden gezien gelet op de eerdere bemoeienis. Gedacht kan worden aan een gedragsdeskundige en bij Veilig Thuis is ook een medewerker die deze interviews kan afnemen. Na het kindverhoor kan er diagnostiek plaatsvinden en daarin kunnen alle werkhypotheses worden meegenomen. Gelet op de eerdere zorgen die er zijn geweest en omdat niet bekend is wat voor vragen de moeder heeft gesteld, is het kindverhoor zoals genoemd zeer belangrijk. Dit moet de eerste stap zijn en de Raad vindt het heel belangrijk dat dit alsnog op zeer korte termijn plaatsvindt. Tot die tijd adviseert de Raad om geen contact te laten plaatsvinden tussen de vader en de kinderen, omdat er eerst duidelijkheid verkregen moet worden. Daarbij benadrukt de Raad dat er specialistische hulp nodig is. Al eerder heeft de Raad geadviseerd om twee jeugdbeschermers in te zetten in deze situatie en dat advies wordt nogmaals benadrukt. De hulpverlening die de GI wil inzetten in de vorm van ouderschapsbemiddeling en IPT zullen naar verwachting te licht zijn, bovendien kan je moeilijk van ouders verwachten dat zij een traject van ouderschapsbemiddeling ingaan als deze zaak boven hun hoofd hangt. De Raad denkt aan een systemische aanpak door bijvoorbeeld [jeugdzorginstelling 1] of [jeugdzorginstelling 2] . De hele situatie is zeer zorgelijk en als dit zo doorgaat dan is een machtiging uithuisplaatsing om de kinderen op een neutrale plek te plaatsen onvermijdelijk.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter merkt allereerst op dat de GI heeft verzocht om een beslissing te nemen zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden. De kinderrechter heeft dit verzoek reeds impliciet afgewezen door een mondelinge behandeling te plannen om de belanghebbenden te horen. Dit deel van het verzoek zal daarom hieronder bij de beslissing worden afgewezen.
5.2.
De GI verzoekt de eerder vastgestelde regeling te wijzigen en te bepalen dat de vader en de kinderen voorlopig geen contact hebben totdat het lopende onderzoek is afgerond en er meer duidelijkheid is rondom het vermoeden van seksueel misbruik. De kinderrechter kan de eerder vastgestelde regeling verzoeken te wijzigen wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
5.3.
De situatie die zich nu voordoet is van uiterst precaire aard. De moeder heeft verklaard dat zowel [minderjarige 2] als [minderjarige 3] zeer belastende uitspraken hebben gedaan waardoor vermoedens zijn ontstaan van seksueel misbruik van hen door de vader. [minderjarige 2] heeft zijn verhaal op gelijke wijze verteld aan de speltherapeut. Dergelijke signalen moeten uiterst serieus genomen worden en moeten tegelijk ook zeer zorgvuldig behandeld en beoordeeld worden. Om die reden zijn er protocollen die voorschrijven welke stappen er genomen moeten worden in dit soort situaties. Een te snelle of onvolledige conclusie kan immers verstrekkende gevolgen hebben en dat moet te allen tijde voorkomen worden. De kinderrechter begrijpt dat de GI stappen heeft gezet na het ontvangen van de signalen, maar dat er nog geen methodisch interview heeft plaatsgevonden. Een methodisch interview is bedoeld om kort na het ontvangen van signalen te laten plaatsvinden zodat bezien kan worden hoe bepaalde uitlatingen geduid moeten worden. De GI heeft zelf in haar verzoek vier mogelijke werkhypotheses opgesomd. Na een methodisch interview kan diagnostiek plaatsvinden waarin deze werkhypotheses meegenomen worden. Hier moet voorkomen worden dat gehandeld wordt vanuit één werkhypothese en dat een zogenaamde tunnelvisie ontstaat.
5.4.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat er op 31 oktober 2023 een gesprek gepland staat tussen de GI en Veilig Thuis. Met de GI is besproken dat het zeer wenselijk is dat de GI reeds op voorhand per e-mail meer informatie verschaft over de situatie, de verschillende werkhypotheses en de wens om een methodisch kindinterview te laten plaatsvinden. Van de Raad is immers begrepen dat dit bij Veilig Thuis mogelijk is. Door op voorhand deze informatie te verstrekken wordt beoogd dat Veilig Thuis hier reeds voor het gesprek op kan inspelen en wellicht ook in de eigen agenda’s kan kijken wanneer er op zeer korte termijn een dergelijk interview kan plaatsvinden. Gelet op de signalen die zijn ontvangen, de jonge leeftijd van de kinderen en de omstandigheid dat de kinderen (wederom) abrupt hun vader niet zien, is het zaak om met spoed stappen te zetten. Er mag niet meer tijd verloren gaan tot er duidelijkheid kan komen. Met de Raad is de rechtbank het eens dat het tot die tijd niet in het belang van de kinderen is om contact te hebben met de vader. De hele situatie moet enorm verwarrend voor hen zijn en dit moet niet nóg verwarrender gemaakt worden. Om die reden zal de rechtbank bepalen dat voorlopig er geen contact zal zijn tussen de vader en de kinderen, zulks in afwachting van de resultaten van het gesprek met Veilig Thuis, het methodisch interview en de daaropvolgende diagnostiek(waarin de verschillende werkhypotheses worden meegenomen). Van belang is dat de GI met beide ouders bespreekt wat er door de GI tegen de kinderen verteld zal worden hierover.
5.5.
Om de vinger aan de pols te houden is in overleg met de aanwezige betrokkenen besproken dat de kinderrechter de zaak nader zal behandelen op
22 november 2023 om 13.00 uur. Tot deze mondelinge behandeling zal zodoende geen contact tussen de vader en de kinderen plaatsvinden, tenzij de GI al eerder op basis van de verkregen informatie kan beoordelen dat het contact veilig kan plaatsvinden. In die situatie kan het contact weer worden opgestart onder regie van de GI. De kinderrechter verwacht dat de GI voorafgaand aan de mondelinge behandeling alle van belang zijnde informatie deelt met zowel de ouders als de rechtbank, waaronder het beleid van de GI in dit soort situaties, de verslagen van de speltherapeut, het contact met Veilig Thuis, de onderbouwing van standpunten en de afweging van de verschillende werkhypotheses. Tot slot verwacht de kinderrechter van de GI dat er een tweede jeugdbeschermer betrokken zal raken en dat de GI het advies van de Raad inzake de in te zetten hulpverlening in overweging zal nemen. De Raad zal dit advies op schrift stellen voor de GI.
5.6.
De kinderrechter zal deze tussenbeslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat zij dat in het belang van de veiligheid van de kinderen vindt.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst af het verzoek om zonder voorafgaand horen van belanghebbenden te beslissen op het verzoek van de GI;
6.2.
schorst tot de hierna te noemen mondelinge behandeling het contact tussen de vader en de kinderen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] , tenzij de GI op basis van de verkregen informatie beoordeelt dat het contact voor de kinderen veilig kan plaatsvinden;
6.3.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan en roept de moeder met haar advocaat, de vader met zijn advocaat, de GI en de Raad op te verschijnen tijdens de mondelinge behandeling van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, in het gerechtsgebouw aan de Kousteensedijk 2 te Middelburg, op
22 november 2023 te 13.00 uur, teneinde nader op het verzoek te worden gehoord;
6.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 27 oktober 2023 door mr. Dijkman, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Van Ginneke als griffier, en op schrift gesteld op 13 november 2023.
KG
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.