Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 14 december 2022 en de daarin genoemde processtukken;
- de mondelinge behandeling van 8 november 2023 en de daarvan door de griffier gemaakte aantekeningen.
2.Het geschil
3.De beoordeling
€ 325.000,00 dienden te stellen, en dat Liberty zich bereid heeft verklaard om garant te staan. In de door [gedaagden] op 23 december 2021 ondertekende garantieopdracht is voor zover van belang bepaald dat (1) [gedaagden] zich akkoord verklaren met de inhoud van de garantie en de daarin op te nemen bepaling dat de garant op eerste aangetekende schriftelijke verzoek van de notaris zorg zal dragen voor betaling aan de notaris, zonder enige verplichting van de garant om de juistheid van de vordering nader te onderzoeken, en (2) [gedaagden] zich verbinden om onmiddellijk nadat de garant op grond van de garantie betalingen heeft gedaan, die bedragen aan de garant te voldoen. Ook staat vast dat de notaris namens [naam] de bankgarantie heeft ingeroepen, en dat Liberty op 30 mei 2022 een bedrag van € 325.000,00 op de kwaliteitsrekening van de notaris heeft gestort.
€ 3.530,28 (€ 676,00 aan griffierecht, € 2.491,00 aan salaris advocaat en (€ 249,27 +
€ 114,01=) € 363,28 aan explootkosten).
163,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)