ECLI:NL:RBZWB:2023:7931

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 november 2023
Publicatiedatum
15 november 2023
Zaaknummer
C/02/415972 / JE RK 23-2006
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Jansen
  • mr. Van Triest
  • mr. Wallerbos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

Op 14 november 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2013. Dit verzoek werd ingediend door de Stichting Jeugdbescherming Brabant, die als gecertificeerde instelling optreedt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een situatie waarin de veiligheid van [minderjarige] niet kan worden gegarandeerd bij de moeder, die samenwoont met een partner met wie zij recentelijk meerdere ruzies heeft gehad. De GI heeft op 13 november 2023 geconstateerd dat de moeder en haar partner verbaal en fysiek agressief waren, wat leidde tot de inschakeling van de politie. De kinderrechter oordeelde dat het noodzakelijk was om [minderjarige] met spoed uit huis te plaatsen, gezien het onmiddellijk en ernstig gevaar voor haar welzijn. De machtiging tot uithuisplaatsing is verleend voor de duur van twee weken, met onmiddellijke ingang, en de mondelinge behandeling van het resterende verzoek is gepland op 27 november 2023. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden opgevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/415972 / JE RK 23-2006
Datum uitspraak: 14 november 2023
Beschikking van de kinderrechter over spoeduithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
gevestigd te Etten-Leur, hierna te noemen: de GI,
over de minderjarige
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2013 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden in deze zaak aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. R. Joosen te Oosterhout,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het op 14 november 2023 mondeling gedane verzoek van de GI;
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 15 november 2023, ingekomen bij de griffie op 15 november 2023.
1.2.
Aan de moeder is vanwege de verzochte uithuisplaatsing ambtshalve als advocaat toegevoegd mr. R. Joosen te Oosterhout.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij de moeder.
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 26 juli 2023 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI, met ingang van 26 juli 2023 tot 26 juli 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad, om met spoed een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg dan wel een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlenen voor de duur van vier weken en deze beslissing onverwijld af te geven, te weten zonder daaraan voorafgaand horen van partijen.

4.De beoordeling

4.1.
Op basis van artikel 1:265b lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
4.2.
Op grond van artikel 800, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een beschikking over het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing onverwijld, te weten zonder daaraan voorafgaand horen van partijen, worden afgegeven indien de mondelinge behandeling van het verzoek niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de jeugdige.
4.3.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat de moeder en haar huidige partner in de afgelopen dagen meermaals ruzie met elkaar hebben gehad, waarbij de situatie is geëscaleerd. De betrokken hulpverlening heeft op 13 november 2023 met de moeder en haar partner onder meer de veiligheidsafspraak gemaakt dat de partner van de moeder de woning zou verlaten. Echter, gebleken is dat de partner van de moeder later die dag naar de woning is teruggekeerd en dat er opnieuw ruzies hebben plaatsgevonden. Het is ook zorgelijk dat [minderjarige] op 13 november 2023 niet naar school is geweest.
Daarop heeft de GI besloten om de zorgen bij de moeder thuis te bespreken, waarbij zij heeft aangegeven dat het het meest in het belang van [minderjarige] is dat zij samen met de moeder op een geheime plek zal worden geplaatst. Tijdens dat gesprek is de situatie geëscaleerd, waarbij de politie is gealarmeerd. De moeder en haar partner hebben zich verbaal en fysiek agressief geuit, waarbij de politie hen ook op afstand van de GI moest houden.
Hoewel de moeder zich uiteindelijk bereid heeft verklaard om met [minderjarige] te worden geplaatst op een veilige plek, heeft zij daarbij aangegeven dat zij hoe dan ook contact zal opnemen met haar partner om hem te vertellen waar zij verblijven. Gelet hierop is de GI van mening dat de veiligheid van [minderjarige] bij de moeder niet kan worden gegarandeerd. Hoewel [minderjarige] om het weekend bij haar vader verblijft, kan de vader niet fulltime voor haar zorgen. Plaatsing van [minderjarige] bij de oma mz is ook niet mogelijk gebleken.
4.4.
Gelet op het voorgaande stelt de kinderrechter vast dat er sprake is van een situatie waarin het dringend en onverwijld noodzakelijk is dat [minderjarige] uit huis wordt geplaatst en de mondelinge behandeling van het verzoek niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor [minderjarige] . De kinderrechter zal het spoedverzoek daarom toewijzen en een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg dan wel een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlenen voor de duur van twee weken, met onmiddellijke ingang en tot 28 november 2023. Het spoedverzoek zal voor het overige worden aangehouden tot de mondelinge behandeling van 27 november 2023 om 14.45 uur, waarbij het restantverzoek tegelijkertijd mondeling zal worden behandeld met het verzoek van de GI om een aansluitende machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] te verlenen voor de duur van zes maanden (in de zaak met het zaaknummer: C/02/415976/ JE RK 23-2009). In die zaak zullen partijen apart worden opgeroepen.
4.5.
De kinderrechter zal de beslissing, gelet op de aard daarvan, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als hiertegen hoger beroep wordt ingesteld.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verleent een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg dan wel een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 14 november 2023 tot 28 november 2023;
5.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
houdt het resterende deel van het (spoed)verzoek aan tot de mondelinge behandeling van
maandag 27 november 2023 om 14.45 uur,bij de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, Stationslaan 10, 4815 GW, waarbij het restantverzoek in deze zaak gelijktijdig mondeling zal worden behandeld met het verzoek van de GI tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in de zaak C/02/415976/ JE RK 23-2009;
5.4.
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping voor die mondelinge behandeling voor de moeder, haar advocaat, de vader en de GI;
5.5.
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beslissing is mondeling gegeven op 14 november 2023 door mr. Jansen. Bij afwezigheid van mr. Jansen is de schriftelijke weergave van de op 14 november 2023 mondeling gegeven beslissing gecontroleerd en ondertekend door mr. Van Triest in aanwezigheid van mr. Wallerbos als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.