In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 november 2023 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een spoedmachtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, aangeduid als [minderjarige]. Het verzoek is ingediend door het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Tilburg, die de spoedmachtiging verzochten op basis van artikel 6.1.3 lid 1 van de Jeugdwet. De minderjarige, geboren in 2006, verblijft op een crisisgroep van [zorgorganisatie] en heeft een kwetsbaar verleden met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen. De grootvader, die de voogdij over de minderjarige uitoefent, stemt in met de opname in een gesloten jeugdhulp accommodatie.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er grote zorgen zijn over het gedrag van de minderjarige, waaronder middelenmisbruik en zelfbeschadiging. Na een aantal incidenten, waaronder weglopen van de zorginstelling en betrokkenheid bij criminele activiteiten, is de noodzaak voor een spoedmachtiging evident. De kinderrechter oordeelt dat de wettelijke vereisten voor opname in een gesloten jeugdhulp accommodatie zijn vervuld, ondanks dat de minderjarige niet door een gedragswetenschapper is onderzocht, omdat dit feitelijk onmogelijk was.
De kinderrechter verleent een spoedmachtiging voor de duur van twee weken, met onmiddellijke ingang, en houdt de mondelinge behandeling van het reguliere verzoek aan tot een later moment. De kinderrechter verzoekt het college om een schriftelijke verklaring van een gedragswetenschapper die de minderjarige wel heeft onderzocht, voor de volgende mondelinge behandeling. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.