In deze zaak heeft de kinderrechter op 31 augustus 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van vier minderjarigen bij hun grootmoeder. De minderjarigen, die onder toezicht zijn gesteld, wonen momenteel bij hun oma, terwijl hun ouders, de moeder en de vader, het ouderlijk gezag uitoefenen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarigen ernstig getraumatiseerd zijn en behoefte hebben aan stabiliteit en veiligheid, welke momenteel niet door hun ouders kan worden geboden. De grootmoeder kan deze stabiliteit wel bieden, wat de reden is voor de verlenging van de uithuisplaatsing tot 19 december 2023.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de minderjarigen angstig zijn voor de moeder en dat hun contacten met haar problematisch zijn. De moeder heeft aangegeven dat zij het perspectiefbesluit van de gecertificeerde instelling (GI) niet begrijpt en dat zij voornemens is dit zelf aan de kinderrechter voor te leggen. De vader steunt het verzoek van de GI en is van mening dat de minderjarigen niet bij de moeder kunnen terugkeren. De kinderrechter heeft de GI verzocht om het perspectiefbesluit in een toekomstig verzoek aan de kinderrechter te betrekken, zodat dit kan worden overwogen in het kader van de verdere behandeling van de zaak.
De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het verzoek van de GI om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen toegewezen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor belanghebbenden om binnen drie maanden hoger beroep aan te tekenen.