ECLI:NL:RBZWB:2023:7938

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 augustus 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
C/02/411885 JE RK 23-1267
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. de Jong
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter op 31 augustus 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van vier minderjarigen bij hun grootmoeder. De minderjarigen, die onder toezicht zijn gesteld, wonen momenteel bij hun oma, terwijl hun ouders, de moeder en de vader, het ouderlijk gezag uitoefenen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarigen ernstig getraumatiseerd zijn en behoefte hebben aan stabiliteit en veiligheid, welke momenteel niet door hun ouders kan worden geboden. De grootmoeder kan deze stabiliteit wel bieden, wat de reden is voor de verlenging van de uithuisplaatsing tot 19 december 2023.

Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de minderjarigen angstig zijn voor de moeder en dat hun contacten met haar problematisch zijn. De moeder heeft aangegeven dat zij het perspectiefbesluit van de gecertificeerde instelling (GI) niet begrijpt en dat zij voornemens is dit zelf aan de kinderrechter voor te leggen. De vader steunt het verzoek van de GI en is van mening dat de minderjarigen niet bij de moeder kunnen terugkeren. De kinderrechter heeft de GI verzocht om het perspectiefbesluit in een toekomstig verzoek aan de kinderrechter te betrekken, zodat dit kan worden overwogen in het kader van de verdere behandeling van de zaak.

De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het verzoek van de GI om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen toegewezen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor belanghebbenden om binnen drie maanden hoger beroep aan te tekenen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/411885 / JE RK 23-1267
Datum uitspraak: 31 augustus 2023

Nadere beschikking betreffende verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van

LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING EN RECLASSERING,

hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI),
gevestigd te Eindhoven,
betreffende

[minderjarige 1] ,

geboren op [geboortedag 1] 2013 te [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,

[minderjarige 2] ,

geboren op [geboortedag 2] 2015 te [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] ,

[minderjarige 3] ,

geboren op [geboortedag 3] 2017 te [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 3] ,

[minderjarige 4] ,

geboren op [geboortedag 4] 2018 te [geboorteplaats 3] ,
hierna te noemen: [minderjarige 4] ,
hierna gezamenlijk te noemen: de minderjarigen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] , hierna te noemen: de moeder,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. J. Nederlof te Tilburg,

[de vader] , hierna te noemen: de vader,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[de oma] , hierna te noemen: de oma (vz),

wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het nadere procesverloop

Het nadere verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van de kinderrechter van 2 augustus 2023, en alle daarin genoemde stukken;
- de op 1 augustus 2023 ontvangen brief van de GI met bijlagen.
Op 31 augustus 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder en haar advocaat,
- de vader,
- de oma,
- twee vertegenwoordigers van de GI.
De vader, de oma en de vertegenwoordigers van de GI hebben via een digitale verbinding deelgenomen aan de mondelinge behandeling.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn voorafgaande aan de mondelinge behandeling in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken tijdens een zogenoemd ‘kindgesprek’. Hiervan heeft hebben zij op 30 augustus 2023 gebruik gemaakt. Kort weergegeven hebben zij aangegeven bang te zijn dat de moeder boos wordt en het fijn te hebben bij oma. Ze willen contact met de moeder, maar [minderjarige 2] gaf aan niet heel vaak naar haar toe te willen en alleen als ze dat zelf ook wil. [minderjarige 1] gaf aan dat hij ook bang is als de contacten met de moeder begeleid zijn. Als ze niet te lang duren, dan is hij minder bang. Daarnaast vertelde [minderjarige 1] over de kerk van de moeder, waar mensen gillen en over de grond rollen. Hij vindt de pastoor eng.

De feiten

Het ouderlijk gezag over de minderjarigen wordt uitgeoefend door de vader en de moeder.
De minderjarigen wonen bij de oma.
Bij beschikking van 19 december 2019 zijn de minderjarigen onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd. Voor de laatste keer, bij beschikking van 12 december 2022, heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van de minderjarigen verlengd tot 19 december 2023. De kinderrechter heeft bij diezelfde beschikking van 12 december 2022 ook de machtiging verlengd tot uithuisplaatsing van de minderjarigen bij de oma (vz) van 19 december 2021 tot 19 augustus 2023. Bij beschikking van 2 augustus 2023 is de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen bij de oma voor korte tijd verlengd tot 19 september 2023 en is het onderhavige verzoek voor het overige aangehouden tot de mondelinge behandeling op 31 augustus 2023.

Het verzoek

Ter beoordeling ligt nog voor het resterende verzoek van de GI tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen in een voorziening voor pleegzorg (bij de oma (vz). Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI aangegeven deze machtiging te verzoeken voor de duur van de ondertoezichtstelling, dus tot 19 december 2023, in plaats van voor de duur van een jaar.
De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De GI legt aan het verzoek het volgende ten grondslag. Ingezet is op thuisplaatsing van de minderjarigen, na positieve afronding van het MST-CAN traject en een goed verloop van de therapie van de minderjarigen. De moeder heeft MST-CAN goed afgerond, maar de minderjarigen hebben daaraan niet of niet volledig deelgenomen. Het traject leverde hen enorm veel spanning op. Het traject is daarom gescheiden en voor de minderjarigen is ingezet op therapie. Getracht is te komen tot onbegeleide contacten gedurende het ene weekend met de vader en het andere weekend met de moeder. De minderjarigen zijn echter tijdens de contactmomenten met de moeder belast met verbale agressie, manipulatie en volwassenproblematiek. De moeder heeft de minderjarigen ook meegenomen naar haar kerk. Daar is op zich niets mis mee, maar de minderjarigen vinden het er eng, zij zijn bang en zij hebben veel last van hetgeen zij daar zien. Besloten is de (onbegeleide) contacten met de moeder stop te zetten en omgangsbegeleiding op te starten. [zorgorganisatie 1] heeft echter aangegeven deze niet te kunnen bieden, omdat de veiligheid van de minderjarigen niet gewaarborgd kan worden en [zorgorganisatie 2] acht de casus te complex. Recent is een aanvraag neergelegd bij ‘10 voor toekomst’. De GI is in afwachting van een reactie op de aanvraag.
De traumatherapie van de minderjarigen is een vervolgtraject ingegaan. Er is bewust voor gekozen niet alle vier de kinderen tegelijk therapie te laten volgen en daarom is de vervolgbehandeling recent alleen voor de oudste twee gestart. Vanwege de grote omvang van het trauma hebben de therapeuten uitgesproken de contacten met de moeder pas te willen hervatten als de behandeling is gestart, zodat eventuele gedragsveranderingen bij de minderjarigen als gevolg van die contacten kunnen worden waargenomen. De minderjarigen zijn getraumatiseerd en angstig om bij de oma weg te worden gehaald. Zij tonen dit ieder op eigen wijze. Getracht zal worden in september de begeleide contacten met de moeder te hervatten, maar de minderjarigen vertonen veel weerstand en bezien zal worden wat voor hen haalbaar is. Het belang van de minderjarigen zal leidend zijn bij de vaststelling van de frequentie en duur van de contacten.
De GI heeft op 11 juli 2023 een perspectiefbesluit genomen, inhoudende dat de minderjarigen bij de oma blijven wonen. Dat geeft de minderjarigen rust en zekerheid en hun belang vereiste dat dit besluit niet langer werd uitgesteld. Voor hen is nu ook duidelijk dat zij op hun huidige school mogen blijven. De Raad voor de Kinderbescherming wordt (nog) niet verzocht om onderzoek te verrichten naar de noodzaak van een gezagsbeëindigende maatregel. Daarvoor vindt de GI het te vroeg. Er is nog een lange weg te gaan.
Het contact met de vader verloopt goed. Hij is voornemens naar de woonomgeving van de minderjarigen te verhuizen en op dat moment kan een uitbreiding van de contacten met hem worden bezien.

De standpunten

De moeder betreurt het dat het perspectiefbesluit door de GI niet aan de rechtbank is voorgelegd. Zij is voornemens dat initiatief nu zelf te nemen. De moeder begrijpt dat het perspectief van de minderjarigen bij de vader wordt overwogen en dat haar kerk een belangrijke reden is om het contact met de minderjarigen stop te zetten. Dat vindt zij zorgelijk en zij kan de geschetste angst van de minderjarigen in dit kader niet plaatsen. Er gaat nog veel niet goed en er moet nog veel gebeuren, maar de moeder begrijpt dat een thuisplaatsing op dit moment niet mogelijk is. Zij verzet zich dan ook niet tegen het verzoek de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen te verlengen tot 19 december 2023.
De vader staat achter het verzoek van de GI. Hij meent dat de minderjarigen niet terug kunnen keren bij de moeder. Voorlopig zitten zij goed bij zijn moeder, maar zijn uiteindelijke doel is dat de minderjarigen bij hem komen wonen. Hij ziet hen nu om de week. Tweemaal heeft dat contact niet plaatsgevonden, omdat de vader vanwege werkzaamheden in het buitenland verbleef.
De oma heeft aangegeven dat het voor de minderjarigen zenuwslopend was om niet te weten of ze bij haar mochten blijven wonen en of ze op hun school konden blijven. Hun angst voor de kerk van de moeder zit heel erg diep. De minderjarigen zijn niet kerkelijk opgevoed en zij zijn er geconfronteerd met duivelsuitdrijvingen. De kerk is volgens de oma echter niet het grootste probleem. Er is sprake van een complex aan problemen.

De beoordeling

Volgens artikel 1:265b lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen een minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van die minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
Op grond van artikel 1:265c lid 2 BW kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:265b lid 1 BW is voldaan, de duur van de machtiging uithuisplaatsing telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
De kinderrechter acht een voortzetting van het verblijf van de minderjarigen bij de oma op dit moment in hun belang en het verzoek van de GI zal dan ook worden toegewezen, voor de duur van de ondertoezichtstelling. De minderjarigen zijn ernstig getraumatiseerd en zij hebben zeer veel behoefte aan stabiliteit en veiligheid. De vader en de moeder kunnen hen die op dit moment niet bieden. De oma kan dat wel en de minderjarigen geven ook aan behoefte te hebben aan bestendiging van hun verblijf bij haar. Vanuit de veilige en stabiele opvoedingsomgeving bij de oma kunnen de minderjarigen aan de slag met de (verdere) verwerking van hun trauma’s. Dat is voor hen een heftig en intensief traject. In de (nabije) toekomst zal voorts bezien moeten worden of de contacten tussen de minderjarigen en hun vader verder kunnen worden uitgebreid en of, en op welke wijze, het contact met de moeder kan worden hersteld. Van een thuisplaatsing van de minderjarigen kan alleen al om die reden momenteel geen sprake zijn.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter met alle aanwezigen besproken dat de beslissing van de GI ten aanzien van het perspectief niet ter toetsing voorligt en dus buiten beschouwing wordt gelaten. Dit laat onverlet dat (in)directe toetsing van dit perspectiefbesluit mogelijk op een ander moment aan de orde kan zijn. Mr. Nederlof heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard voornemens te zijn het perspectiefbesluit in het kader van artikel 1:262b BW aan de kinderrechter voor te leggen. De kinderrechter wijst er op dat de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2023:1148) inmiddels heeft bepaald dat een perspectiefbesluit niet via de geschillenregeling als bedoeld in artikel 1:262b BW ter beoordeling, goedkeuring of bekrachtiging aan de kinderechter kan worden voorgelegd, omdat dit wetsartikel niet in een afzonderlijke rechtsgang voor een zelfstandige beoordeling van het perspectiefbesluit voorziet. Naar het oordeel van de Hoge Raad dient de wetgever in een dergelijke rechtsgang te voorzien, indien het wenselijk wordt geacht dat een perspectiefbesluit door de rechter kan worden getoetst. Dat neemt niet weg dat een perspectiefbesluit aan de orde kan komen bij de beoordeling door de kinderrechter van een maatregel tot gezagsbeëindiging of in het kader van de beoordeling van beslissingen, maatregelen en verzoeken die (mede) voortvloeien uit of samenhangen met dat perspectiefbesluit. Indien en voor zover de GI meent dat het perspectiefbesluit aan de orde dient te komen tijdens de mondelinge behandeling van een eventueel verlengingsverzoek van de huidige maatregelen, dan verzoekt de kinderrechter de GI dit uitdrukkelijk kenbaar te maken bij de indiening van het verzoek, zodat kan worden overwogen om de behandeling van dat verzoek door de meervoudige kamer van de rechtbank te laten plaatsvinden.
De kinderrechter beslist als volgt.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] bij de oma (vz) van 19 september 2023 tot 19 december 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 31 augustus 2023 door mr. De Jong, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Verhulst-Langer, griffier, en op schrift gesteld op 13 september 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.