ECLI:NL:RBZWB:2023:795

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 januari 2023
Publicatiedatum
10 februari 2023
Zaaknummer
22-020670
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding ex artikel 530 Sv na sepot van strafzaak

Op 30 januari 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het verzoekschrift was ingediend door een verzoeker wiens strafzaak op 30 augustus 2022 was geseponeerd wegens gebrek aan bewijs. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R.W. van Voorst Vader, vroeg om vergoeding van kosten die hij had gemaakt in verband met de strafzaak. Tijdens de zitting op 16 januari 2023 waren de officier van justitie, mr. J.A. Castelein, en de advocaat van verzoeker aanwezig. De verzoeker was echter niet verschenen.

De rechtbank overwoog dat de zaak was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, en dat de rechtbank bevoegd was om het verzoek in behandeling te nemen. De officier van justitie stelde dat de vergoeding voor de kosten van een vervangende werktelefoon moest worden afgewezen, maar dat de overige verzochte vergoedingen konden worden toegewezen. De advocaat van verzoeker trok het verzoek voor de vervangende werktelefoon in.

De rechtbank kende een vergoeding toe van € 1.264,80 voor kosten van rechtsbijstand en € 680,00 voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift. De overige verzoeken werden afgewezen. De totale toegekende vergoeding bedroeg € 1.944,80. De beslissing werd genomen door mr. J.C. Gillesse, rechter, in aanwezigheid van griffier mr. S. Zuidhof, en werd uitgesproken tijdens de openbare zitting op 30 januari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Middelburg
parketnummer: 13-043333-22
rk-nummer: 22-020670
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 15 september 2022, in de zaak:
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedag] 1972 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. R.W. van Voorst Vader, 4537 AA Terneuzen, Axelsestraat 1.
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 1.264,80, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • € 740,83, voor vergoeding van kosten van aanschaf van een vervangende werktelefoon wegens inbeslagneming;
  • € 82,60, voor vergoeding van reiskosten in verband met een verhoor van verzoeker;
  • € 61,52, voor vergoeding van overnachtingskosten in verband met een verhoor van verzoeker;
  • te vermeerderen met de forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift;
  • de kennisgeving sepot van 30 augustus 2022;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie;
  • de e-mail van 28 september 2022 van de advocaat van verzoeker.
Op 16 januari 2023 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. J.A. Castelein, en mr. R.W. van Voorst Vader als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
In het verzoekschrift is aangevoerd dat de zaak jegens verzoeker op 30 augustus 2022 wegens gebrek aan bewijs is geseponeerd. Derhalve is de zaak geëindigd zonder oplegging van een straf of maatregel. Verzoeker verzoekt om vergoedingen zoals hiervoor bij de procedure gemeld.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verzochte vergoeding van kosten van aanschaf van een vervangende werktelefoon moet worden afgewezen. De overige verzochte vergoedingen kunnen naar de mening van de officier van justitie worden toegewezen.
De advocaat van verzoeker heeft in raadkamer het onderdeel van het verzoek met betrekking tot kosten van aanschaf van een vervangende werktelefoon voor zover vereist ingetrokken omdat hij dat al eerder per e-mail heeft gedaan.
De officier van justitie heeft in raadkamer zijn standpunt gehandhaafd.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Gelet op de omstandigheid dat verzoekers gemachtigde de kosten anders dan voor rechtsbijstand heeft ingetrokken hoeft daarover niet te worden beslist. De gemachtigde raadsman is immers bevoegd verzoeker ter zitting te vertegenwoordigen (ECLI:NL:HR:2011:BO1633) en geen rechtsregel verzet zich er tegen een aanhangig verzoek tijdens de behandeling aan te vullen of te wijzigen, bijzondere omstandigheden daargelaten (Hof Den Haag 18 december 1997, NJ 1998/141).
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 1.264,80is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
De rechtbank is van oordeel dat de verzochte reis- en overnachtingskosten in verband met een verhoor van verzoeker buiten de reikwijdte van artikel 530 Sv vallen. Om die reden wijst de rechtbank deze onderdelen van het verzoek af.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 1.944,80, bestaande uit:
- € 1.264,80 aan kosten van rechtsbijstand en
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
wijst de verzoeken voor het overige af;
bepaalt dat een bedrag van
€ 1.944,80zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Derdenrekening De Rechter Advocaten te
Hulst/Terneuzen, onder vermelding van “ [kenmerk] ”.
Deze beslissing is op 30 januari 2023 gegeven door mr. J.C. Gillesse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Zuidhof, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 januari 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).