Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het verloop van het geding
2.De feiten
3.2 Terzake de tijdens het huwelijk opgebouwde pensioenrechten verklaren partijen (dat,toevoeging kantonrechter
) deze overeenkomstig de Wet Verevening Pensioenrechten conform de standaardregeling bij helften worden verevend.”
In afwijking van hetgeen partners in het echtscheidingsconvenant hebben vastgelegd, zal het pensioen van de gerechtigde [naam01] , geboren op [geboortedatum01] 1958 (partner 2) tot de datum van ingang pensioen van [gedaagde01] , geboren [geboortedatum02] 1960 (partner 1), zijnde [datum01] 2025 geheel aan partner 2 worden uitgekeerd. Eerst per [datum01] 2025 zal partner 1 meedelen in de pensioenuitkering van partner 2.”
Aangezien ING hiertoe zelf geen actie kan en zal ondernemen, zullen partijen t.z.t. een en ander onderling financieel regelen.”
3.Het geschil
4.De beoordeling
Als ik jouw boosheid kan temmen door dit deel van het pensioen als vergoeding voor jouw investering in onze zoon, dan is mij dat dubbel en dwars waard. (…) Je mag van mij dit deel pensioenregeling helemaal terugdraaien. Ik betaal je het deel dat ik heb ontvangen terug en jij kan het bruto bedrag als inkomsten opvoeren, (…). (…) Ik werk graag een jaar langer door als ik daarmee jouw gevoel voor financiële gerechtigheid richting [naam02] kan bijstellen. (…)
Of jij de pensioenregeling wilt terugdraaien en het uitgekeerde deel aan mij wilt overmaken laat ik aan jou over. Ik hoor het graag deze week, (…).”
Ach laat ook maar. (…) We sluiten deze zaak af. Ik geef het wel op als alimentatie. Jij geeft het op als inkomsten en als aftrekpost alimentatie (…).”
in relatie tot de manrechthebbende is op het door haar over de periode 26 mei 1984 tot 4 juni 2012 opgebouwde pensioen uit hoofde van haar dienstverband, welke is ondergebracht bij Pensioenfonds ING, voor wat betreft de periode 1 december 2018 tot 1 december 2023. De vorderingen van de man zullen worden afgewezen.
brutopensioen, verminderd met de bedragen die zij van ING heeft ontvangen.
5.De beslissing
in relatie tot de manrechthebbende is op het door haar over de periode 26 mei 1984 tot 4 juni 2012 opgebouwde pensioen uit hoofde van haar dienstverband, welke is ondergebracht bij Pensioenfonds ING, voor wat betreft de periode