ECLI:NL:RBZWB:2023:7957

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
AWB- 21_5010
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidsevaluatie

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de weigering van het UWV om een WIA-uitkering toe te kennen. Het UWV had op 4 februari 2021 besloten om per 15 februari 2021 geen WIA-uitkering toe te kennen aan eiser, die minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Eiser maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde dit bezwaar ongegrond op 5 oktober 2021, waarbij het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiser werd aangepast van 33,79% naar 34,18%. Eiser ging hiertegen in beroep bij de rechtbank.

De rechtbank heeft op 29 september 2023 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, maar de werkgever niet. De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld, die stelde dat zijn medische beperkingen waren onderschat. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft geweigerd om een WIA-uitkering toe te kennen, omdat eiser niet voldeed aan de vereiste mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer. De rechtbank oordeelt dat het medisch onderzoek door het UWV zorgvuldig is uitgevoerd en dat de rapportages van de verzekeringsartsen voldoende onderbouwd zijn.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van het UWV. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding en het griffierecht wordt niet vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. J. van Alphen, rechter, en openbaar gemaakt op 10 november 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/5010 WIA

uitspraak van 10 november 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] te [plaats 1] , eiser,

gemachtigde: mr. I.A.C. Cools,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.
Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
[bedrijf] B.V.te [plaats 2] , (voormalig) werkgever,
gemachtigde: mr. W.A.A. van Kuijk.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
Het UWV heeft met het besluit van 4 februari 2021 (primair besluit) geweigerd per
15 februari 2021 aan eiser een WIA-uitkering toe te kennen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Met het bestreden besluit van 5 oktober 2021 heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard, onder wijziging van eisers arbeidsongeschiktheidspercentage binnen de klasse ‘minder dan 35%’ van 33,79% naar 34,18%. Het UWV is dus bij het primaire besluit gebleven.
Hierop heeft eiser bij deze rechtbank beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 29 september 2023 in Breda op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde en namens het UWV [naam 1] . Werkgever is niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiser per
15 februari 2021 geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% (34,18%) arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Bij deze beoordeling is van belang of eiser medische beperkingen heeft en
of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te
verwerven.
3.1.
De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht per 15 februari 2021 heeft geweigerd aan eiser een WIA-uitkering toe te kennen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.2.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.3.
Eiser is werkzaam geweest als CNC-draaier/freezer bij [bedrijf] B.V. voor gemiddeld 39,98 uur per week. Voor dat werk is hij uitgevallen vanwege belemmerende gezondheidsklachten. Eiser is gedurende zijn ziekteperiode begeleid door een bedrijfsarts. De poging tot re-integratie in minder belastend werk heeft voor eiser en zijn (voormalig) werkgever helaas niet geleid tot een succesvol resultaat van het
re-integratieproces. Daarom heeft eiser op 12 november 2020 bij het UWV een WIA-uitkering aangevraagd.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van het UWV.
4.1.
Verzekeringsarts [naam] heeft eiser in verband met de coronamaatregelen gesproken tijdens een telefonisch spreekuur van 55 minuten op 27 januari 2021, waarbij psychisch onderzoek is verricht, om het re-integratieverslag en de WIA-aanvraag te beoordelen. De verzekeringsarts heeft ook het dossier en de ontvangen medische informatie bestudeerd. De verzekeringsarts heeft op 27 januari 2021 hierover gerapporteerd en heeft eisers beperkingen en belastbaarheid neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 27 januari 2021.
Verzekeringsarts b&b [naam 2] heeft eiser gezien bij de hoorzitting van 16 september 2021 en heeft lichamelijk en psychisch onderzoek verricht. De verzekeringsarts b&b heeft ook het dossier en de ontvangen medische informatie bestudeerd en heeft op 17 september 2021 hierover – zakelijk weergegeven – het volgende gerapporteerd. Tijdens de hoorzitting blijkt dat de beperkingen ongewijzigd aanwezig zijn. Er zijn geen verzekeringsgeneeskundige gronden om tot een ander oordeel te komen dan verzekeringsarts [naam] . Eiser kan niet worden gevolgd in zijn claim van volledige arbeidsongeschiktheid. Er zijn geen redenen om te veronderstellen dat de gestelde diagnoses incorrect zouden zijn. [naam] heeft middels het afnemen van een uitgebreide anamnese en meenemen van de aanwezige medische informatie de beperkingen bepaald. In bezwaar is dit nog aangevuld met informatie uit de behandelend sector en gericht fysiek onderzoek. De beperkingen sluiten aan bij de aard en ernst van de aanwezige medische problematiek. Het opvragen van nog meer informatie bij de curatieve sector is niet aan de orde, aangezien deze al werd overgelegd en dit een compleet beeld gaf.
4.2.
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat zijn medische beperkingen zijn onderschat en dat de medische rapportage inhoudelijk niet volledig klopt.
Het UWV blijft bij het bestreden besluit. Er is geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de belastbaarheid die blijkt uit de FML van 27 januari 2021. Eiser motiveert niet op welke wijze de beperkingen onderschat zouden zijn. Ook zijn er geen nieuwe medische gegevens overgelegd, waaruit zou blijken dat de beperkingen onjuist zijn ingeschat. Daarnaast heeft de verzekeringsarts b&b eiser gesproken tijdens de hoorzitting, medisch onderzoek verricht en dit betrokken in zijn heroverweging.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde klachten. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. Wat eiser in beroep heeft aangevoerd, geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Daarbij is in aanmerking genomen dat de verzekeringsartsen eiser hebben laten uitweiden over zijn ervaren klachten en beperkingen en hem hebben bevraagd over zijn gezondheid. Ook hebben de verzekeringsartsen alle overgelegde medische informatie betrokken in hun beoordeling en heeft de verzekeringsarts b&b in bezwaar op basis van het gehele dossier uitgebreid en duidelijk nogmaals heeft gemotiveerd waarom de beoordeling door de primaire verzekeringsarts correct is (geweest). Eiser heeft de rapportage van de verzekeringsarts b&b vervolgens niet weerlegd met objectieve en verifieerbare medische gegevens die zijn claim van volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden kunnen onderbouwen. Eisers toelichting ter zitting over de gewenste beperkingen en de manier waarop hij de spreekuurcontacten heeft ervaren, maakt dit niet anders. De rechtbank merkt op dat de subjectieve beleving van eiser omtrent zijn klachten en beperkingen niet leidend is bij de beoordeling die hier voorligt.
Nu niet is gebleken dat in de FML van 27 januari 2021 de beperkingen van eiser zijn onderschat, slaagt de beroepsgrond dat eiser meer beperkt moet worden geacht niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
5.1
Evenals arbeidsdeskundige De Kok heeft arbeidsdeskundige b&b Leentvaar in bezwaar, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: administratief medewerker notaris/advocaat/rechtbank (Sbc-code 532040), productieplanner /werkvoorbereider (Sbc-code 312010) en productiemedewerker industrie (Sbc-code 111180).
5.2
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiser geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank [naam] naar het rapport van de arbeidsdeskundige van 4 februari 2021 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van
1 oktober 2021. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiser de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
6. Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 15 februari 2021.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht de WIA-uitkering terecht geweigerd per 15 februari 2021. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiser geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiser het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van Alphen, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 10 november 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke
maatregel) te treffen.

Bijlage wettelijk kader

In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
In het tweede lid is bepaald dat in het eerste lid onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
In het derde lid is bepaald dat onder duurzaam mede wordt verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.