ECLI:NL:RBZWB:2023:7962

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
10375435 CV EXPL 23-661 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van Dam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen en rechtsverwerking in huurkoopovereenkomst

In deze zaak vordert Huurshop Etten-Leur B.V. betaling van openstaande facturen van gedaagde, die een eenmanszaak exploiteert. De procedure is gestart na een tussenvonnis van 5 april 2023 en een mondelinge behandeling op 11 oktober 2023. Huurshop heeft in de afgelopen jaren diverse huur- en koopovereenkomsten gesloten met gedaagde, maar een deel van de facturen is onbetaald gebleven. Gedaagde heeft in 2019 een voertuig gehuurd en later gekocht, maar heeft niet voldaan aan de voorwaarden voor een betalingskorting. Huurshop heeft de niet-geoormerkte betalingen van gedaagde afgeboekt op de oudste openstaande facturen, wat gedaagde betwist. De kantonrechter oordeelt dat Huurshop de juiste partij heeft gedagvaard en dat gedaagde niet voldoende heeft aangetoond dat hij aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan. De kantonrechter wijst de vordering van Huurshop toe, inclusief wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van in totaal € 14.067,02, vermeerderd met rente, en moet de proceskosten dragen.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 10375435 \ CV EXPL 23-661
Vonnis van 15 november 2023
in de zaak van
HUURSHOP ETTEN-LEUR B.V.,
te Etten-Leur,
eisende partij,
hierna te noemen: Huurshop,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
tegen
[gedaagde] ,
h.o.d.n. [eenmanszaak 1] , voorheen h.o.d.n. [eenmanszaak 2],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 5 april 2023 en de daarin genoemde stukken;
  • producties 18 en 19 van [gedaagde] , ingekomen ter griffie op 3 oktober 2023;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling gehouden op 11 oktober 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Huurshop verhuurt machines, voertuigen en gereedschap. [gedaagde] exploiteert een onderneming in de aanleg van tuinen en bestratingen, alsmede het onderhoud daarvan.
2.2.
Op 29 april 2011 is [bedrijf 1] B.V. opgericht. Enig aandeelhouder en bestuurder van deze B.V. is [bedrijf 2] B.V.
2.3.
Partijen hebben in ieder geval sinds 2016 zaken met elkaar gedaan.
2.4.
[gedaagde] heeft in 2019 een Mercedes 516 Sprinter + laadklep (hierna: het voertuig) gehuurd van Huurshop. [gedaagde] verrichtte in dat kader wekelijks huurbetalingen van € 242,00 en vermeldde daarbij de tekst “huurshop Deelbetaling huur Mercedes Sprinter [kenteken] ” als betalingskenmerk.
2.5.
Op 31 maart 2020 zijn partijen overeengekomen dat [gedaagde] het voertuig zou overnemen voor € 11.890,00. Daarnaast hebben partijen afgesproken dat aan [gedaagde] een betalingskorting van € 1.000,00 zou worden verleend indien [gedaagde] zijn gehele openstaande schuld aan Huurshop zou voldoen vóór 31 december 2020.
2.6.
Ook ná 31 maart 2020 is [gedaagde] doorgegaan met de wekelijkse betalingen van € 242,00. [gedaagde] is daarbij hetzelfde betalingskenmerk blijven gebruiken (zie 2.4.).
2.7.
Op 11 oktober 2021 heeft (de gemachtigde van) Huurshop een sommatie naar [bedrijf 1] B.V. gestuurd over nog openstaande facturen. [gedaagde] heeft dezelfde dag hierop als volgt gereageerd:
“Dit betreft een vordering op [eenmanszaak 2] , handelend als eenmanszaak. U haalt ten onrechte andere ondernemingen aan in uw schrijven, daar heeft dit geen betrekking op. (…)”
2.8.
De eenmanszaak [eenmanszaak 1] , voorheen handelend onder de naam [eenmanszaak 2] , is opgeheven met ingang van 1 januari 2023.

3.Het geschil

3.1.
Huurshop vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling van:
een bedrag van € 16.926,07 (€ 13.160,42 aan hoofdsom, € 906,60 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 2.859,05 aan verschenen rente), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 13.160,42 vanaf 14 februari 2023 tot en met de dag der algehele voldoening;
de proceskosten.
3.2.
Huurshop legt – samengevat – aan haar vordering ten grondslag dat zij vanaf 2016 diverse huur- en koopovereenkomsten heeft gesloten met [gedaagde] . Een gedeelte van deze facturen werd door [gedaagde] niet voldaan.
Huurshop heeft vervolgens de (niet “geoormerkte”) betalingen van [gedaagde] afgeboekt op de oudste openstaande facturen. Op dit moment staan er nog facturen open uit 2020 en 2021 (met factuurnummers [nummer 1] , [nummer 2] , [nummer 3] en [nummer 4] ), waaronder de factuur inzake het door [gedaagde] gekochte voertuig. Dit betekent dat niet alle facturen zijn betaald vóór 31 december 2020, zodat [gedaagde] niet aan de door Huurshop gestelde voorwaarde bij de aankoop van het voertuig heeft voldaan. De betalingskorting zal daarom niet aan [gedaagde] worden toegekend.
Huurshop vordert betaling van de nog openstaande facturen (inclusief betaling van de voorwaardelijk toegekende betalingskorting).
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Huurshop, met veroordeling van Huurshop in de kosten van deze procedure.
[gedaagde] voert aan dat hij in de periode van 31 maart 2020 tot 31 december 2020 exact € 10.890,00 (zijnde de koopsom van het voertuig minus de betalingskorting) heeft betaald. De stelling van Huurshop dat de betalingskorting is komen te vervallen is dus onjuist.
Verder betwist [gedaagde] dat hij facturen van Huurshop onbetaald heeft gelaten.
Ook is [gedaagde] van mening dat Huurshop de verkeerde partij heeft gedagvaard. Zijn eenmanszaak [eenmanszaak 1] , voorheen handelend onder de naam [eenmanszaak 2] , is in 2020 geruisloos overgegaan in [bedrijf 1] B.V. Deze B.V. heeft de bezittingen en schulden van de eenmanszaak volledig overgenomen.
Ten slotte voert [gedaagde] aan dat hij ruim drie jaar niets heeft vernomen over eventuele vorderingen van Huurshop.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Is de juiste partij gedagvaard?
4.1.
Allereerst moet worden beoordeeld of Huurshop de juiste partij heeft gedagvaard. De stelling van [gedaagde] dat alle bezittingen en schulden van de eenmanszaak in 2020 zijn overgedragen aan de B.V., is door [gedaagde] niet onderbouwd. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om dat wel te doen, bijvoorbeeld door een activa- en passivastaat en/of andere onderbouwende stukken over te leggen. Daarnaast is van belang dat [gedaagde] in zijn e-mail van 11 oktober 2021 (zie 2.7.) Huurshop zelf heeft doorverwezen van de B.V. naar de eenmanszaak. [gedaagde] had toen ook nog gewoon een eenmanszaak. Daarom is onvoldoende vast komen te staan dat de (door [gedaagde] betwiste) schuld aan Huurshop in 2020 is overgedragen van de eenmanszaak aan de B.V. en ook is niet vast komen te staan dat de overeenkomsten vanaf 2020 zijn gesloten met de B.V. in plaats van met de eenmanszaak. De kantonrechter zal de vordering daarom inhoudelijk beoordelen.
Zijn alle facturen van Huurshop betaald?
4.2.
Huurshop heeft een overzicht (factuurhistorie) aangeleverd met daarop alle door haar naar [gedaagde] gestuurde facturen. Op deze factuurhistorie zijn de door [gedaagde] gedane betalingen verwerkt, waarbij niet-geoormerkte betalingen zijn afgeboekt op de oudste openstaande facturen. De kantonrechter heeft geconstateerd dat de vermelde betalingen op het door [gedaagde] overgelegde betalingsoverzicht geheel zijn verwerkt in de factuurhistorie van Huurshop.
4.3.
De kantonrechter gaat ervan uit dat de factuurhistorie van Huurshop klopt. Huurshop heeft die historie duidelijk gespecificeerd en [gedaagde] heeft niet duidelijk gemaakt dat en zo ja, waar fouten in het overzicht zitten. [gedaagde] heeft het overzicht alleen in algemene bewoordingen betwist en dat is onvoldoende. Dat [gedaagde] wel alle facturen van Huurshop heeft betaald, kan niet worden afgeleid uit de betaaloverzichten van [gedaagde] . Deze gaan namelijk alleen over 2019 tot en met 2021, terwijl partijen al zaken doen met elkaar vanaf 2016. [gedaagde] heeft dus onvoldoende aangetoond dat hij
allefacturen heeft betaald.
Dient de betalingskorting te worden toegekend?
4.4.
Het standpunt van [gedaagde] dat hij in de periode van 31 maart 2020 tot 31 december 2020 exact € 10.890,00 heeft betaald, is op zichzelf bezien correct. Echter, doordat [gedaagde] ervoor heeft gekozen om het betalingskenmerk van zijn betalingen niet aan te passen, stond het Huurshop vrij om deze (niet geoormerkte) betalingen naar eigen inzicht af te boeken op de openstaande facturen. Huurshop heeft ervoor gekozen om de betalingen steeds af te boeken op de oudste facturen. De meer recente facturen (waaronder de factuur over het voertuig) moeten dus nog worden betaald.
Daar komt overigens bij dat ook indien de betalingen in de periode van 31 maart 2020 tot 31 december 2020 wel zouden zijn afgeboekt op de factuur over het voertuig, er per saldo nog steeds sprake zou zijn van een openstaande schuld van [gedaagde] aan Huurshop, die niet is voldaan vóór 31 december 2020.
[gedaagde] heeft daarmee niet voldaan aan de bij de overeenkomst tot koop van het voertuig gestelde voorwaarde, namelijk dat er vóór 31 december 2020 geen sprake meer zou zijn van openstaande facturen. De voorwaardelijk toegekende korting van € 1.000,00 is dus alsnog door [gedaagde] verschuldigd.
Rechtsverwerking?
4.5.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat Huurshop drie jaar lang heeft ‘stilgezeten’. De kantonrechter begrijpt uit de bewoordingen van [gedaagde] dat hij een beroep doet op rechtsverwerking. Van rechtsverwerking kan slechts sprake zijn als de schuldeiser zich heeft gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het vervolgens geldend maken van het betrokken recht. Daarvoor is de enkele omstandigheid dat de schuldeiser gedurende lange tijd heeft stilgezeten onvoldoende; er dient sprake te zijn van bijkomende omstandigheden.
Huurshop heeft diverse sommaties uit 2021 overgelegd, zodat de stelling van [gedaagde] dat Huurshop gedurende drie jaren geen aanspraak op betaling van haar facturen heeft gemaakt, onjuist is.
Daarnaast zijn er door [gedaagde] – naast het eerder genoemde ‘stilzitten’ – geen bijkomende omstandigheden aangevoerd op grond waarvan hij zou mogen aannemen dat Huurshop haar vorderingen zou hebben laten vervallen. De kantonrechter volgt [gedaagde] dan ook niet in zijn standpunt dat er sprake is van rechtsverwerking.
4.6.
Uit het voorgaande volgt dat aangenomen wordt dat de door Huurshop overgelegde factuurhistorie juist is. Door [gedaagde] is onvoldoende aangetoond dat hij de door Huurshop gespecificeerde vorderingen geheel heeft voldaan. Van rechtsverwerking is in het onderhavige geval geen sprake. [gedaagde] wordt dus veroordeeld tot betaling van de door Huurshop gevorderde hoofdsom van € 13.160,42.
Wettelijke handelsrente
4.7.
De door Huurshop gevorderde wettelijke handelsrente zal worden toegewezen over € 13.160,42 vanaf de vervaldata van de betreffende facturen tot aan de dag der algehele voldoening.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.8.
Huurshop vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Huurshop heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
4.9.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
13.160,42
- buitengerechtelijke incassokosten
906,60
+
Totaal
14.067,02
Proceskosten
4.10.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Huurshop worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
111,35
- griffierecht
1.384,00
- salaris gemachtigde
792,00
(2,00 punten × € 396,00)
- nakosten
132,00
Totaal
2.419,35

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Huurshop te betalen een bedrag van € 14.067,02, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over 13.160,42 , telkens met ingang van de vervaldata van de betreffende facturen (met factuurnummers [nummer 1] , [nummer 2] , [nummer 3] en [nummer 4] ) tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Huurshop tot dit vonnis vastgesteld op € 2.419,35,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Dam, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2023.