ECLI:NL:RBZWB:2023:7971

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
AWB- 23_10355
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in bestuursrechtelijke zaak betreffende aangifte van diefstal

Op 14 november 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak waarbij eiseres, een inwoner van een onbekende plaats, beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de Officier van Justitie (OvJ) naar aanleiding van haar aangifte van diefstal door haar zorgverlener. Eiseres had op 16 september 2023 aangifte gedaan en op 6 oktober 2023 de OvJ in gebreke gesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de Awb niet van toepassing is op de opsporing en vervolging van strafbare feiten. Dit is vastgelegd in artikel 1:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat bepaalt dat de hoofdstukken 2 tot en met 8 en 10 van de wet niet van toepassing zijn op strafrechtelijke zaken. De rechtbank heeft zich daarom onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het beroep van eiseres. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, in aanwezigheid van griffier mr. A.J.M. van Hees, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak, dat binnen zes weken na verzending ingediend kan worden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/10355

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 november 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats], eiseres

en
de Officier van Justitie van het Arrondissementsparket Zeeland-West-Brabant (OvJ)

Inleiding

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de OvJ op haar verzoek om onderzoek te doen naar haar aangifte van diefstal.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Feiten en omstandigheden

1. Eiseres heeft op 16 september 2023 (digitaal) aangifte gedaan van diefstal door haar zorgverlener.
Op 6 oktober 2023 heeft eiseres de OvJ in gebreke gesteld.

Beoordeling door de rechtbank

2. Met haar beroep wil eiseres bereiken dat de politie en/of de OvJ een onderzoek doet naar de diefstal waarvan zij aangifte heeft gedaan.
3. Artikel 1:6 van de Awb bepaalt, voor zover hier van belang, dat de hoofdstukken 2 tot en met 8 en 10 van deze wet niet van toepassing zijn op de opsporing en vervolging van strafbare feiten, alsmede de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen.
In de geschiedenis van de totstandkoming van deze bepaling wordt het volgende opgemerkt:
“De Awb zal niet van toepassing zijn op de opsporing en de vervolging van strafbare feiten, alsmede de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen. Zou deze uitzondering niet in de wet worden opgenomen, dan zouden ook de typisch in de sfeer van de strafvordering en de executie gelegen besluiten en handelingen van de betrokken bestuursorganen (de algemene en bijzondere opsporingsambtenaren, het openbaar ministerie en de Minister van Justitie) onder het bereik van de wet vallen. Gelet op de eigenstandige positie van het (materiële en formele) strafrecht en op het feit dat de strafrechtelijke regelgeving uitputtend is bedoeld, zou dat tot een ongewenste vermenging van rechtssferen leiden. [1] "
4. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank onbevoegd is om kennis te nemen van het beroep van eiseres.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het beroep van eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 14 november 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.TK 1988-1989, 21 221, nr. 3 blz. 43