In deze zaak heeft de kinderrechter op 6 november 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 18 november 2023, en de gecertificeerde instelling (GI) verzocht om een verdere verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van vier maanden. Dit verzoek werd ondersteund door de Raad voor de Kinderbescherming, die constateerde dat er positieve ontwikkelingen waren in de omgang tussen de vader en de kinderen. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de vader, de moeder en vertegenwoordigers van de GI en de Raad aanwezig waren. De kinderrechter heeft de vader als belanghebbende aangemerkt, gezien zijn betrokkenheid bij de zorg voor de kinderen.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders, ondanks eerdere zorgen, zich positief hebben ontwikkeld en dat de hulpverlening aan de kinderen goed verloopt. De kinderrechter heeft de verlenging van de ondertoezichtstelling toegewezen, met als doel de positieve ontwikkelingen te bestendigen en de overgang naar vrijwillige hulpverlening te faciliteren. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De ondertoezichtstelling is verlengd tot 18 februari 2024, en de schriftelijke uitwerking van de beschikking is vastgesteld op 20 november 2023.