ECLI:NL:RBZWB:2023:7980

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
C/02/413899 / JE RK 23-1636
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Triest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van gezinsherstel en hulpverlening

In deze zaak heeft de kinderrechter op 6 november 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 18 november 2023, en de gecertificeerde instelling (GI) verzocht om een verdere verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van vier maanden. Dit verzoek werd ondersteund door de Raad voor de Kinderbescherming, die constateerde dat er positieve ontwikkelingen waren in de omgang tussen de vader en de kinderen. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de vader, de moeder en vertegenwoordigers van de GI en de Raad aanwezig waren. De kinderrechter heeft de vader als belanghebbende aangemerkt, gezien zijn betrokkenheid bij de zorg voor de kinderen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders, ondanks eerdere zorgen, zich positief hebben ontwikkeld en dat de hulpverlening aan de kinderen goed verloopt. De kinderrechter heeft de verlenging van de ondertoezichtstelling toegewezen, met als doel de positieve ontwikkelingen te bestendigen en de overgang naar vrijwillige hulpverlening te faciliteren. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De ondertoezichtstelling is verlengd tot 18 februari 2024, en de schriftelijke uitwerking van de beschikking is vastgesteld op 20 november 2023.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
zaakgegevens : C/02/413899 / JE RK 23-1636
datum uitspraak: 6 november 2023

beschikking verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,

hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI),
gevestigd te Tilburg.
betreffende
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag] 2009 te [geboorteplaats 1] , hierna te noemen [minderjarige 1]
,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2011 te [geboorteplaats 2] , hierna te noemen [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen de moeder,
wonende te [woonplaats] ,

[de vader] ,

hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. T. Möller te Tilburg.
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 15 september 2023, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum;
- het op 7 november 2023 van de GI ontvangen aanvullende verzoek.
Op 6 november 2023 heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren mondeling behandeld.
Gehoord zijn:
- de vader, bijgestaan door mr. C.C.J. Mouwen, waarnemend voor mr. Möller,
- een vertegenwoordiger van de GI,
- een vertegenwoordiger van de Raad.
Opgeroepen en niet verschenen is:
- de moeder.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn in de gelegenheid gesteld om hun mening over het verzoek kenbaar te maken, maar hebben daarvan geen gebruik gemaakt.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de moeder.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de moeder.
Laatstelijk is bij beschikking van 9 mei 2023 de ondertoezichtstelling verlengd tot 18 november 2023.

Het verzoek

De GI heeft verlenging van de ondertoezichtstelling verzocht voor de duur van 3 maanden.
Dit verzoek hangt nauw samen met het verzoek van de GI tot vaststelling van een omgangsregeling met het kenmerk C/02/413904 / JE RK 23-1638. Daarom heeft de rechtbank de verzoeken tegelijk mondeling behandeld. De beslissing in de andere zaak staat in een aparte beschikking.

De standpunten

De GI legt aan haar verzoek ten grondslag dat in het afgelopen half jaar met behulp van De Gezinsmanager (DGM) is gewerkt aan contactherstel tussen de vader en de kinderen.
Dat is goed verlopen. Wel is er nog enige vrees dat de vader zal terugvallen in zijn oude gedrag en hij afspraken niet zal nakomen en hij daarmee de kinderen weer teleurstelt.
[minderjarige 1] is inmiddels gestart bij “ [traject] ” om te onderzoeken welke extra zorg hij behoeft. Voor [minderjarige 2] is geen extra hulp nodig. De ouders zullen bij DGM nog enkele afsluitende gesprekken voeren.
De GI schat in dat om de ondertoezichtstelling goed te kunnen afsluiten een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van 3 maanden wat aan de korte kant zal zijn.
Om die reden vult de GI tijdens de mondelinge behandeling haar verzoek aan en verzoekt zij thans om verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van 4 maanden. Naar de mening van de GI zal de Raad dan nog voldoende de tijd hebben om te toetsen of de ondertoezichtstelling kan worden beëindigd.
De vader beaamt dat de omgangsregeling tussen hem en de kinderen goed verloopt. De vader is daar blij mee. De hulpverlening aan de kinderen beschouwt de vader als een positiefs iets.
Tegen het doen van het aanvullende verzoek heeft de vader geen bezwaar. Met een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van vier maanden stemt de vader in.
De Raad constateert dat sprake is van een positieve ontwikkeling. Om de positieve ontwikkeling te kunnen bestendigen acht de Raad het in het belang van de minderjarigen als de ondertoezichtstelling voor de duur van vier maanden wordt verlengd.

De beoordeling

De kinderrechter heeft tijdens de mondelinge behandeling allereerst de vraag opgeworpen of de vader in deze procedure als belanghebbende moet worden aangemerkt of als informant.
De GI en de vader hebben zich ten aanzien van deze kwestie gerefereerd aan het oordeel van de kinderrechter. Naar de mening van de vader dient hij aangemerkt te worden als belanghebbende, omdat hij bij het vorige verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling eveneens als belanghebbende werd aangemerkt.
De kinderrechter beslist als volgt. Het is duidelijk dat de doelen van de ondertoezichtstelling veelal gericht zijn op herstel van het contact tussen de vader en de kinderen. De doelen zien daarmee rechtstreeks op de rechten en plichten van de vader. Daarom zal de kinderrechter hem in deze procedure aanmerken als belanghebbende.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI haar verzoek aangevuld, in die zin dat zij thans verzoekt de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van vier maanden in plaats van voor de duur van drie maanden. De vader heeft tegen het doen van het aanvullende verzoek geen bezwaar gemaakt. Ook inhoudelijk stemt de vader in met het aanvullende verzoek. Na een korte schorsing van de mondelinge behandeling, waarin de GI telefonisch contact heeft gehad met de moeder, is gebleken dat ook de moeder geen bezwaar heeft tegen het aanvullende verzoek, alsook dat zij instemt met een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van vier maanden.
De kinderrechter constateert dat de positieve ontwikkelingen waar tijdens het vorige verzoek tot verlenging ondertoezichtstelling al sprake van was, zich heeft doorgezet. De kinderrechter hecht, met name voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , groot belang aan deze positieve ontwikkelingen en is met de Raad van oordeel dat om deze positieve ontwikkelingen te kunnen bestendigen een verlenging van de ondertoezichtstelling aangewezen is. Alsdan zal de GI kunnen zorgen voor een warme overdracht van de gedwongen hulpverlening naar de vrijwillige hulpverlening. Daar is nog tijd voor nodig. Er is voldaan aan de wettelijke criteria omdat een en ander nog niet is geregeld. Bestendiging van de huidige situatie waarbij de kinderen regelmatig contact met hun vader hebben is van wezenlijk belang voor hun ontwikkeling. Het (aanvullende) verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling zal dan ook worden toegewezen.
De rechtbank zal, gelet op de aard van de maatregel, de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met ingang van 18 november 2023 tot 18 februari 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 november 2023 door mr. Van Triest, kinderrechter, in tegenwoordigheid van Van Dongen, als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 20 november 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch