ECLI:NL:RBZWB:2023:7981

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
C/02/413904 / JE RK 23-1638
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Triest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling omgangsregeling voor minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

Op 6 november 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de vaststelling van een omgangsregeling voor de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak werd behandeld naar aanleiding van een verzoek van de Stichting Jeugdbescherming Brabant, die als gecertificeerde instelling (GI) optreedt. De moeder van de minderjarigen heeft het ouderlijk gezag, terwijl de vader recht heeft op omgang. De kinderrechter heeft de vader en de minderjarigen gerechtigd tot omgang met elkaar, waarbij specifieke tijden zijn vastgesteld voor de omgang in de oneven en even weken. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er positieve ontwikkelingen zijn in de relatie tussen de vader en de kinderen, en dat het in het belang van de minderjarigen is om de omgangsregeling vast te stellen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is op 20 november 2023 vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/413904 / JE RK 23-1638
Datum uitspraak: 6 november 2023
Beschikking van de kinderrechter over de vaststelling van de omgangsregeling
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
gevestigd te Tilburg,
hierna te noemen: de GI (Gecertificeerde Instelling),
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2009 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2011 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats] .
advocaat: mr. T. Möller te Tilburg.
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 15 september 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 6 november 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door mr. C.C.J. Mouwen, waarnemend voor mr. Möller,
- een vertegenwoordiger van de Raad.
1.3.
Opgeroepen en niet verschenen is:
- de moeder.
1.4.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn in de gelegenheid gesteld om hun mening over het verzoek kenbaar te maken, maar hebben daarvan geen gebruik gemaakt.

2.De feiten

2.1.
De moeder is alleen belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij hun moeder.
2.3.
Laatstelijk is bij beschikking van 9 mei 2023 de ondertoezichtstelling verlengd tot 18 november 2023.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt, naar de kinderrechter begrijpt, een omgangsregeling vast te stellen, waarbij de vader en de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gerechtigd zijn tot omgang met elkaar:
in de oneven week:
• op vrijdag, tijdens schoolweken van 16.30 uur tot 21.30 uur en tijdens vakantiedagen van 10.15 uur tot 21.30 uur;
in de even week:
• op zaterdag van 10.15 uur tot 21.30 uur.
De GI verzoekt om de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Deze zaak hangt nauw samen met het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling met het kenmerk C/02/413899 / JE RK 23-1636. Daarom heeft de rechtbank de verzoeken tegelijk mondeling behandeld. De beslissing in de andere zaak staat in een aparte beschikking.

4.De standpunten

4.1.
De GI legt aan haar verzoek ten grondslag dat in het afgelopen half jaar met behulp van De Gezinsmanager is gewerkt aan contactherstel tussen de vader en de kinderen. Dat is goed verlopen. Wel is er nog enige vrees dat de vader zal terugvallen in zijn oude gedrag en hij afspraken niet zal gaan nakomen en hij daarmee de kinderen weer zal teleurstellen. Tijdens gesprekken met de hulpverlening is het de ouders inmiddels gelukt om over de omgangsregeling tot afspraken te komen. De GI verzoekt om deze afspraken zoals door haar ook is verzocht in de te geven beschikking op te nemen, zodat in de toekomst onderlinge discussies of onenigheden tussen ouders zoveel als mogelijk worden voorkomen.
4.2.
De vader geeft aan dat de omgangsregeling momenteel goed verloopt. Met het verzoek stemt de vader in.
4.3.
De Raad acht inwilliging van het verzoek in het belang van de minderjarigen.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van het eerste lid van artikel 1:265g BW kan de kinderrechter op verzoek van de GI een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken of een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
5.2.
Zodra de ondertoezichtstelling is geëindigd, geldt ingevolge het derde lid van genoemd artikel de op grond van het eerste lid vastgestelde regeling als een regeling bedoeld in artikel 1:253a, tweede lid, onder a, dan wel artikel 377a, tweede lid BW.
5.3.
De kinderrechter constateert dat sprake is van positieve ontwikkelingen, in die zin dat het contact tussen de vader en de minderjarigen inmiddels is hersteld en dat er momenteel sprake is van een goedlopende omgangsregeling. De kinderrechter hecht, met name voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , groot belang aan deze positieve ontwikkelingen en is met de Raad van oordeel dat om deze positieve ontwikkelingen te kunnen bestendigen inwilliging van het verzoek in het belang van de minderjarigen noodzakelijk is. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] weten dan waar zij aan toe zijn en discussies tussen ouders worden daarmee zoveel als mogelijk voorkomen.
5.4.
De rechtbank zal, gelet op de aard van de maatregel, de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
bepaalt dat de vader en de minderjarigen
[minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 2009,
[minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 2] 2011,
gerechtigd zijn tot omgang met elkaar:
in de oneven week:
• op vrijdag, tijdens schoolweken van 16.30 uur tot 21.30 uur en tijdens vakantiedagen van 10.15 uur tot 21.30 uur;
in de even week:
• op zaterdag van 10.15 uur tot 21.30 uur;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 november 2023 door mr. Van Triest, kinderrechter, in tegenwoordigheid van Van Dongen, als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 20 november 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.