ECLI:NL:RBZWB:2023:7995

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 november 2023
Publicatiedatum
17 november 2023
Zaaknummer
C/02/415288 / JE RK 23-1886
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Toekoen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 november 2023 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2009. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van negen maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De minderjarige had eerder, van 16 augustus tot 16 november 2023, onder toezicht gestaan van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Brabant, vanwege zorgen over haar ontwikkeling en de thuissituatie. De ouders zijn bereid om mee te werken aan de hulpverlening, maar zijn momenteel onvoldoende in staat om de bedreigingen voor de ontwikkeling van de minderjarige weg te nemen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een ernstige ontwikkelingsbedreiging is en dat de ouders, hoewel bereid, niet in staat zijn om zelfstandig de situatie te verbeteren. De minderjarige woont sinds 8 oktober 2023 weer bij haar ouders, maar er is behoefte aan voortdurende monitoring en ondersteuning door de GI. De kinderrechter heeft het verzoek van de Raad toegewezen en de ondertoezichtstelling met ingang van 10 november 2023 tot 10 augustus 2024 ingesteld, met de nadruk op het creëren van een veilige en stabiele omgeving voor de minderjarige.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/415288 / JE RK 23-1886
Datum uitspraak: 10 november 2023
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,
hierna te noemen: de Raad,
locatie Breda,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2009 in [geboorteplaats] ([land]) ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[minderjarige], voornoemd,
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] ,
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
locatie Etten-Leur,
hierna te noemen: de GI (de gecertificeerde instelling),
MR. E.M.G. VAN NUENEN-MEULESTEEN, advocaat in Hilvarenbeek,
in haar hoedanigheid van bijzondere curator over [minderjarige] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 24 oktober 2023;
  • een rapport van de Raad van 30 oktober 2023;
  • het e-mailbericht met bijlage van de bijzondere curator van 1 november 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 10 november 2023. Gehoord zijn:
- [minderjarige] , apart in het bijzijn van de bijzondere curator;
- de ouders, bijgestaan door een tolk in de Syrisch-Arabische taal (telefonisch);
- twee vertegenwoordigsters van de GI;
- een vertegenwoordigster van de Raad;
- de bijzondere curator.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2.
[minderjarige] woont bij de ouders.
2.3.
[minderjarige] is bij beschikkingen van de kinderrechter in deze rechtbank van 16 en 29 augustus 2023 voorlopig onder toezicht van de GI gesteld voor de periode van 16 augustus 2023 tot 16 november 2023. Tevens is bij die beschikkingen voor dezelfde periode een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend. Bij de beschikking van 29 augustus 2023 is mr. E.M.G. van Nuenen-Meulesteen tevens tot bijzondere curator over [minderjarige] benoemd.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van negen maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De vertegenwoordigster van de Raad handhaaft het verzoek. [minderjarige] woont vanaf 8 oktober 2023 weer bij haar ouders. Er is sprake van een positief prille ontwikkeling voor wat betreft het verbeteren van de relatie tussen [minderjarige] en haar ouders. Het is belangrijk om dit te monitoren en de benodigde hulpverlening op te starten. Die hulpverlening mag ook worden ingezet voor de overige gezinsleden van [minderjarige] . Vervolgens kan de hulpverlening in het vrijwillig kader worden voortgezet.
4.2.
[minderjarige] heeft in het gesprek met de kinderrechter aangegeven dat zij de hulpverlening door de jeugdzorgwerkers als nuttig en prettig ervaart. Volgens haar heeft het gezin die hulpverlening ook nodig.
4.3.
Door de ouders is tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij instemmen met het verzoek van de Raad. De ouders hebben de bereidheid om mee te werken aan de hulpverlening in het belang van [minderjarige] .
4.4.
De vertegenwoordigsters van de GI ondersteunen het verzoek van de Raad. Er wordt hulpverlening vanuit [zorgorganisatie] opgestart. Eerst zal [zorgorganisatie] onderzoek doen naar de benodigde hulpverlening en vervolgens een plan van aanpak maken. Inmiddels heeft [minderjarige] een vertrouwenspersoon en zij ervaart het contact als prettig. In de thuissituatie bij de ouders wonen veel kinderen, waardoor er sprake is van onrust. [minderjarige] heeft hier last van. De ouders hebben ingestemd met de hulpverlening, zodat gekeken kan worden naar de benodigde hulp binnen het gehele gezin. [zorgorganisatie] zal daar ook aandacht voor hebben.
4.5.
De bijzondere curator sluit zich aan bij de onderzoeksresultaten van de Raad en het verzoek. Een ondertoezichtstelling is ook volgens haar noodzakelijk in het belang van [minderjarige] . Aldus kan door tussenkomst van een jeugdzorgwerker hulpverlening worden ingezet. De verwachting is dat de positieve ontwikkelingen bestendigheid krijgen. De bijzondere curator ziet haar taak in deze zaak als beëindigd. Wel blijft zij in de komende periode beschikbaar voor [minderjarige] . [minderjarige] weet dat zij, indien nodig, contact met haar kan zoeken.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter overweegt als volgt.
5.2.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
5.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] . De kinderrechter onderschrijft de zorgen van de Raad en de bijzondere curator dat [minderjarige] emotionele problemen en fysieke onveiligheid ervaart die voortkomen uit haar thuissituatie. De ouders zijn op dit moment voldoende bereid, maar onvoldoende in staat onder eigen verantwoordelijkheid de bedreiging weg te nemen. Het lukt de ouders in dat kader onder meer onvoldoende om leeftijdsadequaat in te spelen op [minderjarige] haar behoeften en een voor haar gevoel een veilig opvoedklimaat te creëren. De ouders zijn wel bereid om mee te werken aan de hulpverlening, welke recentelijk is opgestart. Er is op dit moment onvoldoende zicht of de bereidheid om vrijwillige hulpverlening te accepteren duurzaam is en het geleerde in de praktijk toe te passen met als doel de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] weg te nemen. De verwachting is dat de ouders de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] binnen een voor haar aanvaardbare termijn weer zelf kunnen dragen. [minderjarige] woont vanaf 8 oktober 2023 weer thuis. Als de ondertoezichtstelling voortijdig wordt stopgezet bestaat de kans dat de hulpverlening onvoldoende van de grond komt en dat het systeem sluit of terugvalt in oude patronen. Het is voor [minderjarige] van belang dat het borgingsplan wordt gehandhaafd, dit is voor haar een voorwaarde om thuis te kunnen wonen. Met de Raad wordt gezien dat er positieve stappen zijn gezet, maar de situatie is nog pril en het is van belang dat de thuisplaatsing goed blijft verlopen en de GI blijft monitoren en sturing kan geven waar nodig. Tijdens de mondelinge behandeling is besproken dat de hulpverlening onderzoek zal doen naar het gehele gezin om te bezien of er onder meer voor de zus van [minderjarige] hulp noodzakelijk is. Indien noodzakelijk zal die hulp worden ingezet. De ouders stemmen hiermee in.
5.4.
De kinderrechter is gelet op het voorgaande van oordeel dat een ondertoezichtstelling in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is. Het verzoek van de Raad zal daarom worden toegewezen.
5.5
Tijdens de ondertoezichtstelling dient onder meer te worden gewerkt aan de volgende doelen:
- [minderjarige] groeit op in een veilige en stabiele omgeving en is geen getuige of slachtoffer van huiselijk geweld;
- [minderjarige] is in straat om haar gevoelens en gedachten op een adequate manier te uiten en heeft controle op haar gedrag en stemming;
- [minderjarige] kan rekenen op emotioneel en fysiek beschikbare ouders die leeftijdsadequaat kunnen inspelen op haar behoeften;
- [minderjarige] wordt niet belast met volwassenzaken (regelzaken en hulp in de huishouding) ter ondersteuning van ouders;
- Er is indien nodig adequate hulpverlening in het gezin van [minderjarige] .
5.6.
De kinderrechter zal, gelet op de aard van de maatregel, de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de Raad. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er daartegen hoger beroep wordt ingesteld.
5.7.
De procedure eindigt door deze beschikking. De bijzondere curator heeft de opdracht van de kinderrechter volbracht. De werkzaamheden van de bijzondere curator zijn daarmee dan ook geëindigd, zodat zij zal worden ontslagen van die taak met dank voor haar inspanning. Prettig is dat zij voor de komende periode voor [minderjarige] beschikbaar blijft voor eventuele vragen van haar kant. Mocht één van de betrokkenen echter een rechtsmiddel instellen, dan herleeft de taak van de bijzondere curator.
5.8.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Brabant, locatie Etten-Leur, met ingang van 10 november 2023 tot 10 augustus 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
ontslaat mr. E.M.G. van Nuenen-Meulesteen van haar verplichtingen als bijzondere curator voor [minderjarige] .
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 november 2023 door mr. Toekoen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Can, als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 14 november 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.