ECLI:NL:RBZWB:2023:8000

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
17 november 2023
Zaaknummer
02/415400
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing in verband met huiselijk geweld en alcoholmisbruik

Op 8 november 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de veiligheid van [minderjarige], die getuige en slachtoffer is geweest van huiselijk geweld. De moeder kan onvoldoende bescherming bieden tegen de onveilige situatie, mede door alcoholmisbruik van de vader. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van drie maanden. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 november 2023 was de moeder aanwezig, bijgestaan door haar advocaat, maar de vader was niet verschenen. De kinderrechter heeft de voorlopige ondertoezichtstelling verlengd tot 29 januari 2024 en de machtiging tot uithuisplaatsing eveneens verlengd. De kinderrechter heeft benadrukt dat de veiligheid van [minderjarige] voorop staat en dat er in de komende periode moet worden onderzocht wat een veilige plek is voor zowel de moeder als [minderjarige]. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat deze onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/415400 / JE RK 23-1906
Datum uitspraak: 8 november 2023
Nadere beschikking van de kinderrechter over een voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,

hierna te noemen: de Raad,
locatie Breda,
over

[minderjarige] ,

geboren op [geboortedag] 2020 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende in [plaats] ,
advocaat: mr. T. Kocabas te Zoetermeer,

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,

hierna te noemen: de GI (Gecertificeerde Instelling),
gevestigd te Etten-Leur.
De kinderrechter merkt als informant aan:

[de vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats] .

Het (verdere) procesverloop

Het verdere procesverloop blijkt uit de in deze zaak gegeven beschikking van 29 oktober 2023 en alle daarin genoemde stukken.
Op 8 november 2023 heeft de kinderrechter de zaak behandeld tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren.
Bij die gelegenheid zijn verschenen:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat en een (telefonische) tolk in de Poolse taal;
- een vertegenwoordigster van de Raad,
- een vertegenwoordigster van de GI.
Hoewel daartoe correct opgeroepen is de vader niet bij de mondelinge behandeling verschenen. De kinderrechter begrijpt van betrokkenen dat dit te maken kan hebben met het contactverbod met de moeder.

De feiten

Bij voormelde beschikking van 29 oktober 2023 heeft de kinderrechter [minderjarige] voorlopig onder toezicht van de GI gesteld met ingang van 29 oktober 2023 tot 12 november 2023. Tevens heeft de kinderrechter een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verleend met ingang van 29 oktober 2023 tot 12 november 2023. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden.
Op grond van voornoemde machtiging verblijft [minderjarige] in een pleeggezin op een geheime locatie.
De vader heeft [minderjarige] erkend. De moeder heeft alleen het gezag over [minderjarige] .
De ouders en [minderjarige] hebben de Poolse nationaliteit.

Het (resterende) verzoek

De Raad verzoekt de voorlopige ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van drie maanden. Tevens wordt door de Raad verzocht een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van drie maanden. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De kinderrechter moet beoordelen of er feiten en omstandigheden zijn die maken dat de spoedbeslissing van 29 oktober 2023 dient te worden herroepen. Daarnaast ligt ter beoordeling voor het resterende deel van het verzoek, te weten de voorlopige ondertoezichtstelling van en de machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg, voor de periode tot 29 januari 2024.

Het standpunt van de Raad

Namens de Raad wordt ter onderbouwing van het verzoek, samengevat, het volgende aangevoerd. De Raad heeft grote zorgen over [minderjarige] . Hij is getuige en slachtoffer geweest van huiselijk geweld. Hij heeft daarvan zelf ook fysiek last ondervonden en moest naar het ziekenhuis. [minderjarige] wordt in zijn emotionele ontwikkeling bedreigd. Daarnaast speelt alcoholmisbruik van zijn ouders, maar met name de vader, een rol. Hoewel de moeder betwist dat van alcoholproblematiek sprake is, is door het ziekenhuis bevestigd dat hiervan sprake was.
Al langere tijd worden zorgmeldingen gedaan bij Veilig Thuis. Er is sprake van een reeks aan incidenten door spanningen in de relatie van de ouders. De moeder kan [minderjarige] niet beschermen en komt opnieuw in spanningsvolle situaties terecht. Het is een herhaling van zetten waar de moeder niet uit lijkt te komen. De Raad handhaaft het verzoek en zal nog aanvullend onderzoek verrichten.

Het standpunt van belanghebbenden

Door en namens de moeder is, samengevat, het volgende aangevoerd. Het incident wat zich heeft voorgedaan, mag niet meer worden herhaald. De moeder staat open voor hulpverlening en heeft er geen moeite mee dat de GI met haar meekijkt. Met het verzoek ten aanzien van de voorlopige ondertoezichtstelling is de moeder het dan ook eens.
Ten aanzien van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] is de moeder kritisch. De moeder bagatelliseert niet wat er tussen de ouders is gebeurd, echter het is niet zo dat [minderjarige] in bescherming moet worden genomen tegen de moeder. De moeder heeft zelf de politie gebeld. Op dat moment was zij net mishandeld. Haar is halsoverkop ruimte gegeven om thuis spullen op te halen. Zij pakte een tas van de kapstok waar later twee flessen alcohol in bleken te zitten. Deze waren niet van haar. Met de moeder is vervolgens door de crisisdienst een gesprek gevoerd met behulp van Google Translate. Er is geen tolk ingeschakeld. Toch zijn er aan dat gesprek grote conclusies verbonden. De moeder heeft besloten om uit de giftige relatie met de vader te stappen. Hij heeft verschillende locatie- en contactverboden in het kader van een lopende strafzaak. De moeder woont nu bij haar zus, die ermee heeft ingestemd dat [minderjarige] daar kan komen wonen. Daar is het veilig. De moeder is bereid om te doen wat nodig is. Zij is bereid om veiligheidsafspraken te maken en in een Safe House te worden geplaatst, heeft geen problemen met alcohol en is bewust uit de relatie met de vader gestapt. De moeder is bovendien beschikbaar voor [minderjarige] . Op dit moment is er dan ook geen reden voor een machtiging tot uithuisplaatsing. Die maatregel is te verstrekkend en kan niet worden gebaseerd op basis van vermoedens en gesprekken zonder tolk.
Namens de GI is, samengevat, naar voren gebracht dat [minderjarige] in een tijdelijk pleeggezin is geplaats op een geheime locatie. Dit in verband met de spanningen vanuit de vader. Tussen de moeder en [minderjarige] heeft een begeleid contact plaatsgevonden. Dit contactmoment is goed verlopen. Er zijn ook vanuit de GI zorgen over het gezin. In het afgelopen jaar is er ten aanzien van de vader drie keer een huisverbod uitgesproken. Ook het alcoholgebruik van de ouders baart grote zorgen. Van Veilig Thuis heeft de GI begrepen dat er hulpverlening van Surplus is ingezet, echter zonder resultaat. De moeder heeft onvoldoende aan hulpverlening meegewerkt. De moeder verblijft op dit moment bij haar zus. Daarmee heeft zij een goede stap gezet. De GI vindt het belangrijk dat [minderjarige] veilig kan opgroeien. Daar moet aan worden gewerkt. Gedacht wordt om de moeder en [minderjarige] in een Safe House te plaatsen. Daarvoor is nodig dat de GI de moeder vertrouwt en dat is nog niet het geval. De moeder moet hiervoor eerst haar eigen aandeel inzien en bereid zijn te veranderen. De GI benadrukt dat er ook oog moet zijn voor de rol van de vader, maar daarvoor nodig is dat er afspraken worden gemaakt ten aanzien van zijn agressie. De voorlopige ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing zijn noodzakelijk om genoemde doelen te bereiken.

De (nadere) beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
Aangezien de ouders en [minderjarige] de Poolse nationaliteit hebben, draagt deze zaak een internationaal karakter, zodat eerst de vraag beantwoord dient te worden of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en, zo ja, welk recht daarop van toepassing is.
De Nederlandse rechter is bevoegd van het verzoek kennis te nemen aangezien [minderjarige] zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft. Op dezelfde grond is op het verzoek Nederlands recht van toepassing.
Spoedbeslissing voorlopige ondertoezichtstelling en (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing
De kinderrechter dient te beoordelen of er tijdens de mondelinge behandeling nieuwe feiten dan wel omstandigheden naar voren zijn gekomen die maken dat de spoedbeslissing van 29 oktober 2023 zou moeten worden herroepen. De kinderrechter stelt vast dat hiervan geen sprake is en dat daarom de spoedbeslissing in stand blijft.
Inhoudelijke beoordeling resterende deel van het verzoek
Op grond van artikel 1:257 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kinderrechter de minderjarige voorlopig onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling indien een ernstig vermoeden bestaat dat de grond, bedoeld in artikel 1:255, eerste lid, BW is vervuld en de maatregel noodzakelijk is om een acute en ernstige bedreiging voor de minderjarige weg te nemen.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er grote zorgen zijn over het gezin. Er is sprake van fors huiselijk geweld. Hiervan was [minderjarige] niet alleen getuige, maar ook slachtoffer. [minderjarige] is geraakt door een tafel die door de vader naar de moeder is gegooid. Als gevolg daarvan was een kort verblijf van [minderjarige] in het ziekenhuis noodzakelijk. Dit incident tussen de ouders staat niet op zichzelf. Voor dit incident zijn er al meerdere meldingen bij Veilig Thuis gedaan en was het gezin al bij hulpverlening in beeld. Zo is er meermaals sprake (geweest) van contactverboden voor de vader en is Surplus betrokken geraakt. Hoewel de moeder nu aangeeft mee te zullen werken aan hulpverlening en alles te doen wat nodig is, was zijn eerder onvoldoende in staat om veiligheidsafspraken te maken. Zij heeft zichzelf en [minderjarige] steeds opnieuw in een spanningsvolle situatie gebracht en het is haar niet gelukt om [minderjarige] de bescherming te bieden die hij nodig heeft. Of er bij de moeder al dan niet sprake is (geweest) van alcoholmisbruik doet daar niet aan af.
Gelet op het voorgaande is verlenging van de voorlopige ondertoezichtstelling noodzakelijk om de door de GI genoemde doelen te bereiken. De kinderrechter acht het passend dat er in de komende periode veiligheidsafspraken worden gemaakt en wordt onderzocht of de moeder en [minderjarige] in een Safe House kunnen worden geplaatst.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de moeder het eens is met de voorlopige ondertoezichtstelling.
Machtiging tot uithuisplaatsing
Op basis van het bepaalde in artikel 1:265b lid 1 en lid 2 BW kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op verzoek van de Raad machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
Op grond van voornoemde zorgen zal de kinderrechter ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengen. Op dit moment is onvoldoende duidelijk wat een veilige plek voor [minderjarige] en de moeder is. Hoewel de moeder bij haar zus is gaan wonen en de zus ook bevestigt dat [minderjarige] daar welkom is, kan niet met zekerheid worden vastgesteld of deze plek voor [minderjarige] veilig is en de moeder die plek voor [minderjarige] ook veilig kan houden.
De kinderrechter geeft de GI mee dat in de komende periode dient te worden onderzocht wat een veilige plek is voor de moeder en [minderjarige] . Daarbij dient ook te worden bekeken of de zus van de moeder hen die veilige plek kan bieden. Het uitgangspunt daarbij is dat de GI zodra dit kan de moeder en [minderjarige] , zal herenigen. De kinderrechter beaamt dat ook moet worden gekeken naar de rol van de vader in het leven van [minderjarige] . Dit maakt echter niet dat de vader belanghebbende is in deze procedure. In afwijking van het standpunt van de GI zal de vader, zoals gebruikelijk bij een ouder zonder gezag, in deze procedure aangemerkt blijven worden als informant.
Uitvoerbaar bij voorraad
De kinderrechter zal deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het in het belang van [minderjarige] is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen kan worden uitgevoerd.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de voorlopige ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 12 november 2023 tot 29 januari 2024;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 12 november 2023 tot 29 januari 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 8 november 2023 door mr. Phillips, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Vos als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 15 november 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan, voor zover deze ziet op de machtiging tot uithuisplaatsing, worden ingesteld:
- door de verzoekers en de degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.