ECLI:NL:RBZWB:2023:8017

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 november 2023
Publicatiedatum
20 november 2023
Zaaknummer
C/02/413954 / JE RK 23-1648
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Triest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken in een familiekwestie

Op 6 november 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken voor de minderjarigen [minderjarige01] en [minderjarige02]. De zaak werd behandeld in het kader van een rekestprocedure, waarbij de ouders gezamenlijk belast zijn met het ouderlijk gezag. De kinderrechter heeft de verzoeken van de Gecertificeerde Instelling (GI) en de vader beoordeeld, waarbij de GI verzocht om een wijziging van de bestaande zorg- en contactregeling. De huidige regeling, die was vastgesteld in een eerdere beschikking van 18 augustus 2022, werd als te belastend voor de kinderen beschouwd, vooral nu [minderjarige01] leerplichtig is geworden. De ouders waren het niet eens over de frequentie van de omgang, waarbij de GI en de moeder een regeling voorstonden waarbij de kinderen om het weekend bij de vader zouden verblijven, terwijl de vader verzocht om wekelijkse omgang.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de huidige regeling niet in het belang van de minderjarigen is en heeft besloten om de zorg- en contactregeling te wijzigen. De nieuwe regeling houdt in dat de kinderen om de week van vrijdag uit school tot zondag 17.00 uur bij de vader verblijven, met aanvullende afspraken voor studiedagen en vakanties. De kinderrechter heeft ook overwogen dat de ouders in onderling overleg verdere afspraken moeten maken over de invulling van de contactregeling. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de kosten van de procedure zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is vastgesteld op 16 november 2023, en hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/413954 / JE RK 23-1648
Datum uitspraak: 6 november 2023
Beschikking van de kinderrechter over een wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken
in de zaken van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
gevestigd te Etten-Leur,
hierna te noemen: de GI (Gecertificeerde Instelling),
en
[de vader01],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats01] ,
advocaat mr. R.E. Teusink te Roosendaal
en
[de moeder01] ,
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats02] ,
advocaat mr. M.M.H.B. Stoffels te Zevenbergen,
over
[minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2018 in [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen [minderjarige01] ,
[minderjarige02], geboren op [geboortedatum02] 2020 in [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen [minderjarige02] .
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna: de Raad, de rechtbank over de verzoeken geadviseerd.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 12 september 2023;
  • het verweerschrift van de vader met bijlagen, met zelfstandig verzoek, van 26 oktober 2023;
  • de brief van de GI van 2 november 2023, met als bijlage de rapportage van De Gezinsmanager van 27 september 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 6 november 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad;
- een vertegenwoordiger van de GI.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige01] en [minderjarige02] .
2.2.
Bij beschikking van 5 januari 2023 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en [minderjarige02] met ingang van 18 januari 2023 verlengd tot 28 december 2023.
2.3.
Bij (echtscheidings)beschikking van 18 augustus 2022 heeft de rechtbank – voor zover hier van belang – bepaald dat [minderjarige01] en [minderjarige02] hun hoofdverblijf hebben bij de moeder. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de vader en de minderjarigen in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar:
- iedere week van donderdag uit school tot zaterdagavond 17.00 uur, waarbij de vader de kinderen op donderdag na schooltijd van [minderjarige01] ophaalt (en hij [minderjarige02] op dat moment ook meeneemt) en de moeder de kinderen op zaterdagavond om 17.00 uur weer bij de vader ophaalt. Deze regeling zal gelden zolang de moeder nog bij haar ouders in [woonplaats02] woont. Nadat de moeder zal zijn verhuisd binnen een straal van maximaal 30 kilometer van [plaats01] is het aan partijen om – zo nodig in overleg met de jeugdbeschermer – nadere afspraken te maken over de invulling van de contactregeling. Daarbij geldt als uitgangspunt dat deze nadere contactregeling qua omvang zeker niet minder mag zijn dan de nu vastgestelde regeling;
- gedurende de vakanties, feestdagen en bijzondere dagen, waarbij de kinderen tijdens de schoolvakanties van een week van woensdagochtend tot zondagavond bij de vader zijn. Gedurende de schoolvakanties van twee weken zullen de kinderen steeds een week bij de vader zijn en een week bij de moeder, waarbij geldt dat de kinderen tijdens de kerstvakantie het ene jaar in de even week bij de ene ouder zullen zijn en in de oneven week bij de andere ouder en dat deze weken jaarlijks zullen worden gewisseld. Tijdens Pasen en Pinksteren zullen de kinderen steeds het hele weekend en dus tot en met maandag bij een ouder zijn, waarbij de kinderen het ene jaar tijdens Pasen bij de ene ouder zullen zijn en tijdens Pinksteren bij de andere ouder hetgeen jaarlijks wisselt.
Voor het overige geldt dat gedurende andere feestdagen en/of bijzondere dagen de reguliere zorgregeling doorloopt, waarbij het de ouders vrij staat om in onderling overleg andere afspraken te maken.
De rechtbank ging er van uit dat de ouders over de invulling van de contactregeling tijdens
de zomervakantie in onderling overleg met de jeugdbeschermer afspraken zouden maken.
2.4.
Tegen voormelde beschikking van 18 augustus 2022 is de moeder in hoger beroep gekomen bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch. Vervolgens heeft de vader bij verweerschrift op enkele onderdelen incidenteel appél ingesteld. De mondelinge behandeling bij het gerechtshof is bepaald op 17 januari 2024.

3.De verzoeken

3.1.
GI verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad, de door de kinderrechter op 18 augustus 2022 vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt te wijzigen:
Reguliere regeling
- Om het weekend in de oneven weken gaan de kinderen naar de vader, van vrijdag uit school tot zondag 18.00 uur;
Vakanties
Herfstvakantie: de vader haalt de kinderen op van school op vrijdag 13 oktober, moeder haalt de kinderen op bij de vader op 20 oktober om 17.00 uur.
Carnavalsvakantie: zondag 11 februari om 17.00 uur haalt vader de kinderen op bij de moeder, op zondag 18 februari haalt de moeder de kinderen om 17.00 uur bij de vader op.
Meivakantie: zondag 21 april haalt vader de kinderen op bij de moeder om 17.00 uur. Zondag 28 april haalt de moeder de kinderen op bij de vader om 17.00 uur.
Hemelvaart: de vader haalt de kinderen op van school op woensdag 8 mei, aansluitend het weekend bij de vader tot 17.00 uur.
Pinksteren: bij moeder.
Pasen: de vader haalt de kinderen op van school op donderdag 28 maart, de moeder haalt de kinderen op maandag 14 april om 17.00 uur op.
Kerstvakantie: vrijdag 22 december haalt de vader de kinderen op bij school, vrijdag 29 december om 17.00 uur haalt de moeder de kinderen op bij de vader. Vrijdag 5 januari haalt de vader de kinderen op om 17.00 uur bij de moeder. De weekendregeling wordt hervat.
Studiedagen
- Bij studiedagen die aan het weekend van vader “plakken” blijven de kinderen langer bij de vader. Bij studiedagen die doordeweeks zijn en/of aan het weekend van moeder “plakken” blijven de kinderen bij de moeder.
3.2.
De vader verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de verzoeken van de GI af te wijzen en te bepalen dat de minderjarigen [minderjarige01] en [minderjarige02] in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, totdat het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch in het hoger beroep een beslissing heeft gegeven die uitvoerbaar is, iedere week bij de vader verblijven van vrijdag na school tot zondag 17.00 uur, waarbij de vader de kinderen bij de moeder ophaalt en de moeder de kinderen weer bij de vader dient op te halen, althans een zodanige regeling als de kinderrechter in goede justitie zal vermenen te behoren;
alsmede dat [minderjarige01] en [minderjarige02] bij de vader verblijven van 22 december 2023 na school tot 27 december 2023 te 17.00 uur alsmede vanaf 2 januari 2024 te 10.00 uur tot 7 januari 2024 te 17.00 uur, waarbij de vader de kinderen bij de moeder ophaalt en de moeder de kinderen weer bij de vader ophaalt;
alsmede dat de kinderen bij de vader verblijven van donderdag 16 november 2023 na school tot 19 november 2023 te 17.00 uur alsmede dat de kinderen op alle studiedagen die op een maandag of een vrijdag vallen bij de vader verblijven;
alsmede de GI te veroordelen in de kosten van deze procedure.

4.De standpunten

4.1.
De GI legt aan haar verzoek ten grondslag dat de ondertoezichtstelling en de ingezette hulpverlening tot op heden onvoldoende hebben geleid tot een verbetering in de opvoedsituatie van [minderjarige01] en [minderjarige02] . Nog steeds is sprake van een heftige ouderstrijd.
Omdat [minderjarige01] inmiddels 5 jaar oud is en daarmee leerplichtig, kan de bij beschikking van 18 augustus 2022 vastgestelde zorg- en contactregeling niet langer worden uitgevoerd.
De GI heeft daarom aan de ouders de door haar verzochte regeling voorgelegd. De vader is het daar niet mee eens, omdat hij dan naar zijn mening teveel wordt ingeperkt in zijn rol als ouder. Naar de mening van de GI lukt het de vader niet om in het belang van [minderjarige01] en [minderjarige02] mee te denken. Hij komt er bij elke beslissing die genomen moet worden op terug dat moeder en de kinderen weer in [plaats01] moeten komen wonen. Het lukt hem niet om in het belang van de kinderen te denken. Het voorgaande maakt dat de GI tot nu toe uit nood nog heeft vastgehouden aan de bestaande regeling. Echter betekent dit in de praktijk dat de vader de kinderen op donderdag ophaalt van school in [plaats02] , hij [minderjarige01] vrijdagochtend naar school brengt vanuit [woonplaats01] naar [woonplaats02] en hij hem aan het einde van de middag weer ophaalt. De moeder haalt de kinderen dan op zaterdag op bij de vader in [woonplaats01] . De GI vindt de regeling waaraan thans uitvoering wordt gegeven voor [minderjarige01] niet wenselijk, omdat [minderjarige01] dan op vrijdag heel vroeg uit zijn bed moet om vanuit [woonplaats01] op tijd op school te zijn in [plaats02] . De GI verzoekt de door haar verzochte regeling vast te stellen tot de uitspraak van het hoger beroep, voor de duur van een half jaar. Op die manier is er duidelijkheid over de regeling en blijven discussies achterwege. Naar de mening van de GI kunnen de ouders zich dan volledig inzetten voor de hulpverlening, het opstellen van een ouderschapsplan en het zich eigen maken met parallel solo-ouderschap.
4.2.
De vader verwijst naar de vele gegeven beschikkingen waaruit steeds blijkt hoe in rechte groot belang wordt toegekend aan een frequent contact van hem met de kinderen. Het steekt de vader dat de GI zich ten opzichte van hem zo negatief uitlaat en hij niet gehoord wordt in zijn voorstellen. De vader erkent dat sprake is van een ouderstrijd, maar die was er ook al ten tijde dat die desbetreffende beschikkingen werden gegeven. Bovendien is het de moeder die – nota bene op advies en met toestemming van de jeugdbeschermer – is verhuisd naar [woonplaats02] , terwijl de rechtbank het verzoek van de moeder om te mogen verhuizen had afgewezen. Daarbij overwoog de rechtbank onder meer het volgende: “Nadat de vrouw zal zijn verhuisd binnen een straal van maximaal 30 km van [plaats01] is het aan partijen om – zo nodig in overleg met de jeugdbeschermer – nadere afspraken te maken over de invulling van de contactregeling. Daarbij geldt als uitgangspunt dat deze nadere contactregeling qua omvang en frequentie zeker niet minder mag zijn dan de nu vastgestelde regeling”. De vader acht de door hem verzochte wekelijkse zorg- en contactregeling meer in het belang van de minderjarigen, met name omdat die een verdere contactbeperking van de kinderen met hem voorkomt en daarbij reisbewegingen worden beperkt. De moeder werkt niet. Dat betekent dat zij gedurende de gehele week de zorg van [minderjarige01] en [minderjarige02] kan invullen. Hierbij komt, aldus de vader, dat zijn voorstel uitgaat van een op zich nog beperkte periode, namelijk totdat in hoger beroep zal worden beslist over de verhuizing en de contactregeling.
4.3.
De moeder acht de huidige zorg- en contactregeling te vermoeiend en daardoor te belastend voor [minderjarige01] en [minderjarige02] . De moeder wil dat er rust komt voor de kinderen. Naar de mening van de moeder zal de door de GI verzochte regeling meer rust brengen. Met de door de vader verzochte regeling is de moeder het niet eens, omdat zij dan geen enkel weekend meer met [minderjarige01] en [minderjarige02] zal kunnen doorbrengen. In afwachting van de beslissing van het gerechtshof acht de moeder de door de GI verzochte regeling daarom meer in het belang van de minderjarigen en stemt zij daarmee in.
De moeder merkt nog op in te zien dat zij zal moeten terugverhuizen binnen een straal van 30 kilometer van haar oorspronkelijke woonplaats. Volgens de moeder heeft zij daartoe urgentie aangevraagd, maar wacht zij ook de komende beslissing van het gerechtshof af.
4.4.
De Raad constateert met alle betrokkenen dat de zorg- en contactregeling waaraan de ouders momenteel uitvoering geven niet goed werkbaar en niet in het belang van de minderjarigen is. De Raad hoort de kinderrechter het voorstel doen om [minderjarige01] en [minderjarige02] voorlopig drie van de vier weekenden omgang te laten hebben met hun vader, zodat de vader beduidend minder beperkt zal worden in het contact met zijn kinderen. De Raad vindt dat een goed voorstel.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van het eerste lid van artikel 1:265g van het Burgerlijk Wetboek kan de kinderrechter op verzoek van de GI een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken of een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
5.2.
Met alle betrokkenen is de kinderrechter van oordeel dat een wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken in het belang van de minderjarigen noodzakelijk is. Immers, omdat [minderjarige01] inmiddels de leeftijd van vijf jaar heeft bereikt moet hij naar school. Hij gaat nu dagelijks naar school in [plaats02] . Alle betrokkenen het erover eens dat de huidige regeling, die loopt van donderdag tot zaterdag, voor [minderjarige01] en [minderjarige02] te belastend is en daardoor niet langer tegemoet komt aan hun belangen. Bovendien levert de huidige regeling voor de vader en de kinderen veel reisbewegingen op. Helaas heeft de GI over aanpassing van de zorg- en contactregeling met de ouders geen sluitende afspraken kunnen maken. Het is daarom aan de kinderrechter om op de verzoeken van de GI en de vader een beslissing te gaan nemen.
5.3.
De ouders zijn het er met elkaar over eens dat de vader en de minderjarigen contact met elkaar zullen gaan hebben van vrijdag uit school tot zondag 17.00 uur, waarbij de vader de kinderen bij de moeder ophaalt en de moeder de kinderen weer bij de vader dient op te halen. [minderjarige01] en [minderjarige02] zullen dan op zondag bij de vader hun avondeten hebben genuttigd. Dat is door de vader toegezegd.
De ouders zijn het niet met elkaar eens over de frequentie van deze regeling. De GI en de moeder staan voor dat de kinderen om het weekend (in de oneven weken) naar de vader zullen gaan, van vrijdag tot zondag 17.00 uur. De vader wil dat de kinderen ieder weekend naar hem zullen toekomen. De kinderrechter heeft begrip voor het standpunt van de moeder dat zij, als de vader gevolgd zou worden, geen enkel weekend meer met de kinderen zal kunnen doorbrengen. Ook heeft zij begrip voor het standpunt van de vader dat bij de regeling die de GI en de moeder voorstaan, de tijd die hij met de kinderen kan gaan doorbrengen flink wordt ingeperkt. Dat is niet in lijn met de door de vader aangehaalde beschikkingen, in het bijzonder niet met de beschikking van deze rechtbank van 18 augustus 2022, waarin onder afwijzing van het verzoek van de moeder om te mogen verhuizen naar [woonplaats02] werd overwogen dat de nadere contactregeling ten gunste van de vader qua omvang en frequentie zeker niet minder mag zijn dan de bij die beschikking vastgestelde regeling. Alles afgewogen acht de kinderrechter een regeling waarbij [minderjarige01] en [minderjarige02] telkens afwisselend drie achtereenvolgende weekenden bij de vader zullen gaan verblijven en vervolgens een weekend bij de moeder het meest in het belang van de minderjarigen. Op de hiertoe door de GI en de vader gedane verzoeken zal daarom in die zin worden beslist. Deze regeling gaat in met ingang van het weekend van 10 tot en met 12 november 2023. De kinderrechter zal hierbij bepalen dat bij studiedagen die aan het weekend van vader “plakken” de kinderen ook die studiedagen bij de vader blijven en dat bij studiedagen die doordeweeks zijn en/of aan het weekend van moeder “plakken” de kinderen bij de moeder blijven. Ook hierover zijn alle betrokkenen het eens.
5.4.
Voor wat betreft de verdeling van de verzochte vakanties en feestdagen overweegt de kinderrechter – voor zover hier wegens tijdsverloop nog belang bij bestaat – als volgt.
In verband met de St. Nicolaasviering op zijn werk verzoekt de vader dat de kinderen bij hem mogen verblijven van donderdag 16 november 2023 na school tot 19 november 2023 te 17.00 uur. Nu hiertegen geen bezwaar is gemaakt, ligt dit verzoek voor toewijzing gereed.
Voorts is aan de orde de verdeling van de Kerstvakantie. Hierover zijn de GI en de moeder enerzijds en de vader anderzijds verdeeld gebleven. De kinderrechter zal hiertoe eveneens het verzoek van de vader inwilligen. Gebleken is dat de vader op 3 januari (2024) jarig is.
Dat zo zijnde acht de kinderrechter het niet in het belang van de minderjarigen indien zij voor de verjaardag van de vader voor die dag op en neer zullen moeten gaan reizen naar de vader. Daarom ligt toewijzing van het voorstel van de vader meer in de rede dan het voorstel van de GI (en de moeder).
Tot slot zal de kinderrechter beslissen dat ten aanzien van de Carnavalsvakantie het verzoek van de GI zal worden gevolgd. Daarover is niet gebleken van (noemenswaardige) bezwaren. Ten aanzien van de overige verzochte verdeling van de vakanties en feestdagen zal de kinderrechter geen beslissing nemen, nu verwacht wordt dat het gerechtshof tegen die tijd daarover reeds een beslissing zal hebben genomen. In zoverre zal het verzoek van de GI dan ook worden afgewezen.
5.5.
De vader verzoekt om de GI te veroordelen in de kosten van deze procedure. De kinderrechter ziet daarvoor geen enkele aanleiding. Indien de ouders er samen niet uitkomen is het juist de taak van de GI om zich daartoe met een verzoek ex. artikel 1:265g van het Burgerlijk Wetboek tot de kinderrechter te wenden. Het verzoek van de vader om de GI te veroordelen in de kosten van deze procedure zal daarom worden afgewezen. Gelet op de familierechtelijke aard van de procedure zal de kinderrechter bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten moet dragen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijzigt de in de beschikking van 18 augustus 2022 opgenomen verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en bepaalt dat de ouders en de minderjarigen voortaan gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar op de wijze zoals hiervoor onder de rechtsoverwegingen 5.3 en 5.4 is overwogen;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
6.3.
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
6.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 november 2023 door mr. Van Triest, kinderrechter, in tegenwoordigheid van Van Dongen, als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 16 november 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.