ECLI:NL:RBZWB:2023:8019

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 november 2023
Publicatiedatum
20 november 2023
Zaaknummer
C/02/415097 / FA RK 23-4923
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Gremmen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening zorgmachtiging in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 10 november 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verlening van een zorgmachtiging. Dit verzoek was ingediend door de officier van justitie op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) voor een betrokkene, geboren in 1985, die verblijft in een accommodatie. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, na een mondelinge behandeling waarin de betrokkene, zijn advocaat, een verpleegkundige en een trajectregisseur aanwezig waren.

De betrokkene heeft tijdens de behandeling verklaard dat hij zijn medicatie accepteert en dat hij graag in de accommodatie wil blijven wonen. De verpleegkundige en de trajectregisseur bevestigden dat de betrokkene zijn depotmedicatie nooit heeft geweigerd, maar dat er twijfels zijn over de noodzaak van een zorgmachtiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, maar dat hij in het afgelopen jaar zijn medicatie altijd heeft geaccepteerd. De rechtbank concludeerde dat het verzoek om een zorgmachtiging niet noodzakelijk was, gezien de bereidheid van de betrokkene om zijn medicatie op vrijwillige basis te blijven gebruiken.

De rechtbank heeft de betrokkene aangespoord om zijn depotmedicatie te blijven accepteren om zijn verblijf in de accommodatie veilig te stellen. De beslissing is mondeling gegeven door mr. Gremmen en is op 17 november 2023 schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/415097 / FA RK 23/4923
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 10 november 2023van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene01],
geboren op [geboortedatum01] 1985 te [geboorteplaats01] , [land01] ,
wonende aan de [adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ,
aldaar verblijvende in de [accomodatie01] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. M.C.A. Hollants te Tilburg.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 20 oktober 2023.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 18 oktober 2023;
- de medische verklaring van 17 oktober 2023;
- een zorgplan van 12 september 2023;
- een zorgkaart van 13 september 2023;
- de aanvraag voorbereiding verzoek zorgmachtiging van 12 september 2023;
- de brieven van de GGz Breburg van 26 september 2023;
- een uittreksel uit het curatele- en bewindregister;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet Bopz en de Wvggz;
- een afschrift van de justitiële documentatie en/of de politiemutaties.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 10 november 2023, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat. Betrokkene werd tevens bijgestaan door de heer [tolk01] Syrisch-Albanese taal;
- mevrouw [naam01] , verpleegkundige;
- mevrouw [naam02] , trajectregisseur.
1.4
De officier is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Verzoek

2.1
De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging te verlenen ten behoeve van betrokkene, voor de duur van 12 maanden en voor de navolgende vormen van verplichte zorg:
- toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.

3.Standpunten

3.1
De betrokkene verklaart dat hij lange tijd niet heeft ingezien dat voor zijn ziekte medicatie aangewezen is. Toen hij enige tijd geleden hierover een gesprek voerde met de dokter werd hij ervan overtuigd dat voor zijn problematiek medicatie aangewezen is en is hij dat vervolgens gaan accepteren. Zijn aandoening is volgens betrokkene echter geen psychische stoornis. Ook zonder zorgmachtiging zal hij de medicatie blijven accepteren, met name omdat hij heel graag bij [accomodatie01] wil blijven wonen. Een zorgmachtiging vindt betrokkene niet nodig. Daarbij erkent betrokkene soms nog weleens te denken dat hij niet meer ziek is en dan met medicatie te willen stoppen. Van daadwerkelijk willen stoppen is nooit sprake.
3.2
De verpleegkundige verklaart dat met betrokkene goed in contact kan worden gekomen. Betrokkene heeft zijn depotmedicatie nooit geweigerd. Wel spreekt betrokkene weleens zijn twijfels uit over het nut van de medicatie. Dat zo zijnde heeft de verpleegkundige er nog onvoldoende vertrouwen in dat zou kunnen worden volstaan met enkel zorg op vrijwillige basis. Voor wat betreft de verplichte vormen van zorg kan naar de mening van de verpleegkundige worden volstaan met enkel de verplichte vorm van zorg “het toedienen van medicatie”. Voor oplegging van de overige verzochte vormen van verplichte zorg bestaat volgens haar geen noodzaak. De verpleegkundige merkt daarbij op dat betrokkene conform diens wens zijn verblijf bij [accomodatie01] kan voortzetten. Het is daarvoor wel nodig dat hij zijn medicatie blijft gebruiken.
3.3
De trajectregisseur verklaart dat betrokkene in de loop der tijd zelf goed is gaan inzien dat hij depotmedicatie nodig heeft.
3.4
De advocaat constateert dat betrokkene diens medicatie nooit heeft geweigerd en hij het nut ervan inziet. Daarbij constateert de advocaat dat betrokkene zelf geen behoefte heeft aan verlening van een zorgmachtiging als “een soort van vangnet” en dat hij zijn verblijf bij [accomodatie01] graag wil voortzetten. De advocaat hoort de verpleegkundige zeggen dat enkel de verplichte vorm van zorg “medicatie” aan de orde is. Dat alles zo zijnde is de advocaat van mening dat die zorgvorm op vrijwillige basis kan en moet worden verleend.
4. Beoordeling
4.1
Uit de overgelegde stukken, in het bijzonder de medische verklaring, en het behandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen en middelgerelateerde en verslavingsstoornissen. Het feit dat betrokkene zijn stoornis ontkent geeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de in de medische verklaring gestelde diagnose.
4.2
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in maatschappelijke teloorgang, de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. De rechtbank neemt hierbij met name in aanmerking dat betrokkene bij een psychose zich agressief kan opstellen naar derden toe. Het risico is dat hij dan niet langer bij [accomodatie01] zou kunnen verblijven, terwijl hij dat zelf juist graag wil. Mogelijk zal betrokkene dan weer op straat gaan rondzwerven, waardoor hij maatschappelijk verder teloor zal gaan. Gebleken is bovendien dat betrokkene, wanneer hij in een psychose verkeert, door zijn opvallende en hinderlijke gedrag agressie over zichzelf kan afroepen.
4.3
Om het ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, de geestelijke gezondheid van betrokkene te herstellen en de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
4.4
Betrokkene geeft, zoals in gesprek met de onafhankelijk psychiater, aan het nut in te zien van de depotmedicatie. Ook geeft hij aan zijn verblijf bij [accomodatie01] heel graag te willen voortzetten. Tijdens de vorige mondelinge behandeling (op 12 december 2022) is, evenals dit keer, besproken of een zorgmachtiging noodzakelijk is of zou kunnen worden volstaan met zorg op vrijwillige basis. Gebleken is in elk geval dat betrokkene in het afgelopen jaar zijn depotmedicatie altijd heeft geaccepteerd; het is hem nooit aangezegd.
Dat alles zo zijnde moet betrokkene dit keer het vertrouwen worden gegeven dat volstaan kan worden met zorg op vrijwillige basis. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.
De rechtbank geeft betrokkene hierbij nadrukkelijk in overweging mee dat hij zijn depotmedicatie moet blijft accepteren, zodat zijn plek bij [accomodatie01] niet in gevaar zal komen.

5.Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Gremmen, rechter en in het openbaar uitgesproken op 10 november 2023 in tegenwoordigheid van Van Dongen als griffier, en op 17 november 2023 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.

Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.