Op 14 september 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een wrakingsverzoek behandeld dat door een verzoeker was ingediend. Het verzoek was gericht tegen een politierechter die op 18 september 2023 een zaak zou behandelen. De verzoeker had eerder op 29 augustus 2023 een ontvangstbevestiging van zijn wrakingsverzoek ontvangen, maar heeft daarna geen inhoudelijke reactie meer gegeven. In zijn verzoek stelde de verzoeker dat twee advocaten, mr. Van Dalen en mr. Weeland, meineed hadden gepleegd in een civiele kantonzaak en dat het Openbaar Ministerie de rechtbank manipuleerde. Hij verzocht om verwijzing naar een andere rechtbank vanwege de betrokkenheid van mr. Weeland.
De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering. Het uitgangspunt is dat rechters worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De verzoeker heeft echter niet duidelijk gemaakt tegen welke rechter hij het wrakingsverzoek richtte en heeft geen onderbouwing gegeven voor zijn beschuldigingen van partijdigheid. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het verzoek te laat was ingediend en dat er geen objectieve gronden waren voor de vrees van partijdigheid.
Daarom heeft de rechtbank het wrakingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en besloten dat de behandeling van de onderliggende strafzaak zal worden voortgezet. De beslissing is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.