ECLI:NL:RBZWB:2023:8038

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 november 2023
Publicatiedatum
20 november 2023
Zaaknummer
C/02/413942 / FA RK 23/4330
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Smits
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 6 november 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een zorgmachtiging voor betrokkene, geboren op [geboortedatum01] 1977. De rechtbank heeft deze machtiging verleend op verzoek van de officier van justitie, die een zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden vroeg. De rechtbank heeft echter besloten de zorgmachtiging voor een kortere duur van zes maanden te verlenen, tot en met 6 mei 2024. Dit besluit is genomen na een mondelinge behandeling waarin betrokkene, zijn advocaat, de behandelaar en een begeleidster aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene lijdt aan een schizoaffectieve stoornis met stemmingsstoornissen en manisch psychotisch paranoïde episodes, en dat hij geen ziektebesef en -inzicht heeft. De rechtbank oordeelde dat verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel af te wenden, waaronder levensgevaar en ernstige psychische schade. De rechtbank heeft de verzoeken van de officier van justitie voor verplichte zorg, zoals het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid, toegewezen, maar andere verzoeken afgewezen omdat deze niet noodzakelijk werden geacht. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn en dat de voorgestelde zorg evenredig en effectief is. De beslissing is mondeling gegeven door mr. Smits en schriftelijk uitgewerkt op 20 november 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/413942 / FA RK 23/4330
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 6 november 2023van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene01],
geboren op [geboortedatum01] 1977 te [geboorteplaats01] ,
wonende aan de [adres01] , [postcode01] , te [woonplaats01] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. M.W. Dieleman te Middelburg.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg van 9 oktober 2023, waarin een zorgmachtiging is verleend voor de duur van een maand, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek, en alle daarin vermelde en genoemde stukken.
Daarnaast blijkt het procesverloop uit de in het kader van een second opinion opgestelde medische verklaring van 21 oktober 2023, opgesteld door psychiater [naam01] .
1.2
De nadere mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 6 november 2023, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- mevr. [naam02] , behandelaar .
Tevens was de volgende persoon aanwezig, deze is echter niet gehoord:
- een begeleidster.
1.4
De officier is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Verzoek

2.1
De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging aansluitend op een zorgmachtiging te verlenen ten behoeve van betrokkene, voor de duur van twaalf maanden en voor de navolgende vormen van verplichte zorg:
- toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.
2.2
Op dit punt in de procedure moet de rechtbank nog een oordeel geven over het resterende deel van het verzoek tot een zorgmachtiging, te weten voor de duur van elf maanden met ingang van 9 november 2023.

3.Standpunten

3.1
Betrokkene heeft aangegeven dat het, naast dat hij zich zorgen maakt over zijn moeder, goed met hem gaat. Hij is nu elf maanden bij [zorginstelling01] en heeft zich goed aan de regels gehouden. Betrokkene verblijft op dit moment bij de [afdeling01] , hetgeen hij prettiger vindt dan de [afdeling02] . Desondanks is hij nog steeds op zoek naar een eigen woning. Verder geeft betrokkene aan dat hij het gesprek met de onafhankelijke psychiater, die de second opinion heeft opgesteld, als onprettig heeft ervaren. Het gesprek was erg kort. Betrokkene kan zich niet vinden in dat de onafhankelijke psychiater heeft gesteld dat hij wilsonbekwaam is ten aanzien van de behandeling. Ook erkent betrokkene niet dat hij zou lijden aan een stoornis. Betrokkene ziet de voorgeschreven depotmedicatie als gif. Het heeft geen effect op zijn gedrag. Hij wil het liefst geen depotmedicatie. Hij krijgt het tegen zijn wil in, hetgeen in strijd is met de Grondwet en het EVRM. Door de giftige depotmedicatie krijgt betrokkene juist een stoornis. Daarbij komt dat [zorginstelling01] een verdienmodel is. Betrokkene heeft geen vertrouwen in [zorginstelling01] . Temeer nu er onwaarheden over hem worden opgeschreven. Doordat [zorginstelling01] medisch aan het falen is, heeft betrokkene een zorgmachtiging. Dit is voor betrokkene een bron van stress. Verder heeft hij op eigen initiatief een zelfbindingsverklaring en een crisissignaleringsplan opgesteld, welke (nog) niet zijn beoordeeld door deskundigen. Betrokkene ziet dit als een oplossing.
3.2
De advocaat vindt de medische verklaring in het kader van de second opinion niet overtuigend. Het is een herhaling van de medische verklaring van 4 september 2023.
Namens betrokkene heeft de advocaat primair verzocht om het verzoek af te wijzen, omdat betrokkene zelf in overleg met de behandelaar beslissingen kan nemen ten aanzien van de behandeling. Het is niet dat betrokkene niets wil. Dat blijkt ook uit het gegeven dat hij op eigen initiatief is gestart met de procedure om een zelfbindingsverklaring op te stellen, welke nog niet is beoordeeld en daarom in juridische zin op dit moment niet voorligt. Wel juicht de advocaat de inzet van deze procedure toe. Het kan een oplossing zijn. De advocaat geeft aan dat de discussie met name over de dosering van de depotmedicatie gaat. De depotmedicatie en de dosering daarvan zit betrokkene dwars. Dat is altijd zo geweest. Daarbij komt nog dat de situatie van betrokkene in een korte periode is verbeterd. Subsidiair verzoekt de advocaat daarom om de zorgmachtiging voor een kortere duur te verlenen te weten drie maanden.
3.3
De behandelaar vindt dat het verzoek moet worden toegewezen, waarbij de vormen van verplichte zorg te weten het toedienen van vocht en voeding en het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen niet nodig zijn. Gelet op de zelfbindingsverklaring van betrokkene – waarvan de inhoud nog niet bekend is bij de behandelaar – kan zij zich vinden in het verzoek van de advocaat om de zorgmachtiging voor een kortere duur te verlenen. Een periode van drie maanden vindt zij echter te kort.
Betrokkene lijdt aan een psychische stoornis en als gevolg daarvan is er sprake van ernstig nadeel. Zo heeft betrokkene naakt rondgelopen. Ook heeft betrokkene door een conflict met de gemeente geen woning meer. Dat betrokkene een andere visie heeft op zijn stoornis en de noodzakelijk geachte behandeling dan de behandelaar(s) staat vast. Omdat betrokkene veel last heeft van de bijwerkingen is in overleg de dosering van de depotmedicatie verlaagd naar 20mg. Dat is de laagste dosering die mogelijk is als het gaat om een onderhoudsbehandeling, hetgeen noodzakelijk is gelet op de terugvallen van betrokkene. Het verder verlagen van de dosering is volgens wetenschappelijk onderzoek niet effectief. Betrokkene heeft aangegeven dat hij de huidige dosering van de depotmedicatie voor een jaar niet wil proberen om een stabiel leven met een eigen woning, een baan en een netwerk op te bouwen. Ook stond betrokkene er niet voor open om te zoeken naar andere oplossingen zoals het gebruik van stemmingsstabilisatoren of orale medicatie. De behandelaar denkt dat betrokkene daar wel veel baat bij kan hebben. Zodra betrokkene een stabiel netwerk heeft, zijn thuissituatie op orde is en er hulpverlening is, kan de dosering wellicht in goed overleg worden afgebouwd.

4.Beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken en het behandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, bipolaire-stemmingsstoornissen, disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen en andere problemen die een reden voor zorg kunnen zijn. Anders dan betrokkene vindt, stelt de rechtbank vast dat betrokkene lijdt aan een schizoaffectieve stoornis met stemmingsstoornissen en manisch psychotisch paranoïde episodes. Dit is vastgesteld door zowel een onafhankelijke psychiater van [zorginstelling01] als door een onafhankelijke psychiater die niet aan [zorginstelling01] is verbonden. Verder heeft betrokkene geen ziektebesef en -inzicht.
4.2
Anders dan betrokkene heeft gesteld, leidt deze stoornis tot ernstig nadeel, gelegen in levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige materiële schade, ernstige financiële schade, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang, ernstig verstoorde ontwikkeling voor of van betrokkene of een ander, de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Betrokkene kan zich richting derden agressief, dreigend en onvoorspelbaar gedragen. Zo heeft betrokkene eerder een stoel door de ruit gegooid. Ook heeft betrokkene zich vreemd gedragen door herhaaldelijk de hulpdiensten te bellen en naakt over straat te lopen, hetgeen betrokkene ontkent.
4.3
Het verlenen van verplichte zorg is gericht op het afwenden van ernstig nadeel, het dusdanig herstellen van de geestelijke gezondheid van betrokkene dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint en het stabiliseren van de geestelijke gezondheid van betrokkene.
4.4
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn.
Op grond van de stukken en de discussie tijdens de mondelinge behandeling is het de rechtbank gebleken dat de visie van betrokkene en de behandelaar(s) ten aanzien van de (medicamenteuze) behandeling zeer verschillend zijn. De rechtbank neemt hierbij in overweging dat betrokkene door twee onafhankelijke psychiaters wilsonbekwaam is geacht ten aanzien van de (medicamenteuze) behandeling. Anders dan de behandelaar wil betrokkene het liefst geen en anders een lagere dosering van de depotmedicatie. Hij ziet de depotmedicatie als gif. Voor andere mogelijkheden zoals orale medicatie en/of stemmingsstabilisatoren staat betrokkene niet open. De behandelaar heeft toegelicht dat een lagere dosering van de depotmedicatie dan 20mg als onderhoudsbehandeling niet effect is. Gelet op de discussie zoals deze tijdens de mondelinge behandeling is gevoerd, is de rechtbank van oordeel dat de noodzakelijk geachte depotmedicatie niet op vrijwillige basis kan worden toegediend. De rechtbank overweegt hiertoe dat goed overleg ten aanzien van de depotmedicatie het uitgangspunt moet zijn, maar dat ook moet worden voorkomen dat betrokkene niet langer de noodzakelijk geachte depotmedicatie accepteert als gevolg waarvan hij mogelijk psychotisch decompenseert. Om die reden is verplichte zorg nodig.
4.5
De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toediening van medicatie;
- verrichten van medische controles;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.
De overige door de officier van justitie verzochte vormen van verplichte zorg worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en de behandelaar tijdens de mondelinge behandeling heeft bevestigd dat deze niet nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden.
Voor wat betreft de vorm van verplichte zorg te weten het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen merkt de rechtbank op dat het zorgplan ingevolge artikel 6:4 lid 2 Wvggz moet worden gewijzigd nu deze zorgmodaliteit op dit moment nog niet in het zorgplan is opgenomen.
4.6
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.7
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
4.8
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal niet worden verleend voor de resterende duur van elf maanden, maar voor de duur van zes maanden. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat betrokkene op eigen initiatief is gestart met het opstellen van een zelfbindingsverklaring. De zelfbindingsverklaring, die betrokkene ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft overhandigd, is ten tijde van de mondelinge behandeling nog niet beoordeeld door de deskundigen. Reden waarom de rechtbank op dit punt in de procedure de zelfbindingsverklaring verder niet (inhoudelijk) kan meenemen in haar beoordeling. De rechtbank wil betrokkene wel de kans geven om de komende periode de procedure ten aanzien van de zelfbindingsverklaring verder in gang te zetten, waarbij ook duidelijke afspraken ten aanzien van (de dosering van) de depotmedicatie moeten worden vastgelegd. Daarbij komt dat de behandelaar zich er ook in kan vinden als de zorgmachtiging voor een kortere duur (maar langer dan drie maanden) wordt verleend.
4.9
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene01] ,geboren op [geboortedatum01] 1977 te [geboorteplaats01] ,
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals genoemd in rechtsoverweging 4.5 kunnen worden getroffen;
bepaalt dat deze machtiging geldt
tot en met 6 mei 2024;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Smits, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 6 november 2023 in tegenwoordigheid van mr. Vork als griffier, en op 20 november 2023 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.