ECLI:NL:RBZWB:2023:804

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 januari 2023
Publicatiedatum
10 februari 2023
Zaaknummer
10048870_E18012023
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Zander
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vordering tot betaling van een factuur wegens onvoldoende onderbouwing van de gestelde overeenkomst

In deze civiele procedure, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, vorderde ANWB B.V. betaling van een factuur van € 99,83 van 8 september 2020, die betrekking had op de kosten van de dienst 'Gastvrij Plus'. ANWB stelde dat gedaagde sub 1 zich voor deze dienst had aangemeld, maar gedaagde sub 1 betwistte de betalingsverplichting en voerde aan dat er geen overeenkomst tot stand was gekomen. De procedure begon met een dagvaarding op 15 juni 2022, gevolgd door een conclusie van antwoord en diverse producties van beide partijen.

De kantonrechter oordeelde dat ANWB de vordering onvoldoende had onderbouwd. De overgelegde stukken, waaronder een algemene brochure en aanmaningen, bewezen niet dat gedaagde sub 1 zich daadwerkelijk had aangemeld voor de dienst. Ook een e-mail van gedaagde sub 1 waarin om uitstel van betaling werd gevraagd, bood geen bewijs voor de gestelde betalingsverplichting. De kantonrechter concludeerde dat ANWB niet had aangetoond dat er een overeenkomst was en wees de vordering af.

Daarnaast werden de gevorderde wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten ook afgewezen, omdat deze afhankelijk waren van de hoofdsom die niet toewijsbaar was. ANWB werd als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van gedaagde sub 1, die op nihil werden vastgesteld, aangezien gedaagde sub 1 geen kosten had gemaakt die voor vergoeding in aanmerking kwamen. Het vonnis werd uitgesproken op 18 januari 2023.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 10048870 \ CV EXPL 22-2569
Vonnis van 18 januari 2023
in de zaak van
ANWB B.V., M.H.O.D.N. "ANWB GASTVRIJ",
gevestigd en kantoorhoudende te 's-Gravenhage,
eisende partij,
hierna te noemen: ANWB,
gemachtigde: [naam] , gevestigd te [plaats] ,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
vertegenwoordigd door gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
procederend in persoon,
3.
[gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
procederend in persoon,
gedaagde partijen,
hierna gezamenlijk in (vrouwelijk) enkelvoud te noemen: [gedaagde sub 1] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 15 juni 2022 met 1 productie;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de akte van ANWB van 16 november 2022 met producties;
- de antwoordakte van [gedaagde sub 1] van 14 december 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
ANWB vordert -samengevat- bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde sub 1] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van bedrag van € 139,83, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 99,83 vanaf de vervaldag van de factuur tot aan de dag van de algehele voldoening, alsmede [gedaagde sub 1] hoofdelijk in de kosten van de procedure te veroordelen.
ANWB legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde sub 1] tekort is geschoten in de nakoming van haar betalingsverplichtingen door de aan haar in rekening gebrachte factuur van € 99,83 niet, althans niet tijdig aan haar te voldoen.
De buitengerechtelijke incassokosten van € 40,- worden gevorderd op grond van artikel 6:96 Burgerlijk Wetboek (BW) en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit).
De wettelijke handelsrente wordt gevorderd op grond van artikel 6:119a BW vanaf de dag van opeisbaarheid van de factuur tot aan de dag van de algehele voldoening.
2.2.
[gedaagde sub 1] voert verweer. [gedaagde sub 1] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van ANWB, met veroordeling van ANWB in de kosten van deze procedure.
2.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
ANWB vordert betaling van een factuur van 8 september 2020, bedragende
€ 99,83. De factuur ziet op de kosten van “Gastvrij Plus met Corona korting over de periode van 23 juni 2020 tot en met 22 juni 2021”. ANWB stelt dat [gedaagde sub 1] zich voor deze dienst heeft aangemeld.
3.2.
[gedaagde sub 1] betwist dat zij op grond van een tussen partijen gesloten overeenkomst de gestelde kosten aan ANWB verschuldigd is. [gedaagde sub 1] stelt dat uit het per e-mail van 24 oktober 2020 gedane verzoek tot uitstel van betaling evenmin blijkt dat de door ANWB gestelde overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen.
3.3.
De kantonrechter acht de door ANWB gevorderde hoofdsom als onvoldoende onderbouwd niet toewijsbaar. [gedaagde sub 1] heeft de door ANWB gestelde overeenkomst gemotiveerd weersproken. Het lag mede gezien de na dagvaarding gevoerde correspondentie en het bij conclusie van antwoord gevoerde verweer op de weg van ANWB om bij akte stukken in het geding te brengen waaruit in voldoende mate blijkt dat [gedaagde sub 1] zich heeft aangemeld voor de Gastvrij Plus dienst. ANWB heeft ter onderbouwing van haar vordering enkel een algemene brochure over de Gastvrij Plus Dienst en (een overzicht van) door haar gemachtigde verzonden aanmaningen overgelegd. Hieruit blijkt echter niet dat [gedaagde sub 1] zich ook daadwerkelijk voor de Gastvrij Plus Dienst heeft aangemeld.
Ook uit het door ANWB overgelegde e-mailbericht van 24 oktober 2020, waarin [gedaagde sub 1] naar aanleiding van een betalingsherinnering van 13 oktober 2020 verzocht heeft om aan haar uitstel van betaling te verlenen kan naar het oordeel van de kantonrechter nu de in de vorige alinea bedoelde stukken niet zijn overgelegd niet worden afgeleid dat er ten aanzien van de gestelde Gastvrij Plus Dienst een betalingsverplichting bestaat. In het door ANWB overgelegde e-mailbericht is alleen een verwijzing naar een referentienummer opgenomen. Dit referentienummer komt overeen met het op de factuur van 8 september 2020 vermelde [debiteurnummer] . In het overgelegde e-mailbericht ontbreekt echter een verwijzing naar het betreffende [factuurnummer] .
Evenmin is de in het e-mail genoemde betalingsherinnering van 13 oktober 2020 door ANWB bij akte overgelegd.
Ook heeft ANWB nagelaten een (gespecificeerd) bewijsaanbod van haar stelling te doen.
3.4.
De medegevorderde wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten zijn op grond van het vorenstaande evenmin toewijsbaar.
3.5.
ANWB zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde sub 1] . Die kosten worden vastgesteld op nihil. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde sub 1] door een professioneel gemachtigde is bijgestaan of dat zij anderszins kosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen als bedoeld in artikel 238 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst de vordering van ANWB af;
4.2.
veroordeelt ANWB in de proceskosten van [gedaagde sub 1] , vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. Zander en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2023