In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 2 augustus 2022 van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland. Dit besluit houdt in dat het college zijn eerdere besluit van 25 april 2022 in stand laat, waarin eiser per 3 juni 2021 uit de Basisregistratie Personen (BRP) is uitgeschreven wegens vertrek uit Nederland. Eiser betwist de datum van uitschrijving en stelt dat hij destijds dakloos was en rondzwierf door Nederland, terwijl hij af en toe bij zijn echtgenote in België verbleef.
De rechtbank heeft het beroep op 28 september 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn echtgenote aanwezig waren, evenals de gemachtigden van het college. De rechtbank oordeelt dat het college terecht heeft besloten om eiser met terugwerkende kracht per 3 juni 2021 uit te schrijven uit de BRP. De rechtbank stelt vast dat eiser niet heeft aangifte gedaan van zijn verhuizing en dat het college op basis van een adresonderzoek heeft geconcludeerd dat eiser niet meer woonachtig was op het geregistreerde adres. De rechtbank wijst erop dat de wet bepaalt dat het college de datum van vertrek moet vaststellen op de datum waarop het voornemen tot ambtshalve opneming van gegevens over het vertrek is bekendgemaakt.
De rechtbank concludeert dat het college de juiste procedure heeft gevolgd en dat de beroepsgronden van eiser niet slagen. Het beroep wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat eiser geen terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is gedaan door rechter J.M.J.C. Paijmans en is geanonimiseerd gepubliceerd op rechtspraak.nl.