ECLI:NL:RBZWB:2023:8059

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
21 november 2023
Zaaknummer
10584279 \ CV EXPL 23-2122
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Sierkstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring van vorderingen tot betaling van energiekosten en stuiting van de verjaring

In deze bodemzaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 november 2023, staat de vraag centraal of [gedaagde01] verplicht is om energienota's van ENGIE te betalen. ENGIE, vertegenwoordigd door haar gemachtigde Janssen & Janssen c.s. Gerechtsdeurwaarders, heeft [gedaagde01] aangeklaagd voor een bedrag van € 1.467,43, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De procedure is gestart met een dagvaarding op 12 juni 2023, gevolgd door verschillende conclusies van antwoord, repliek en dupliek.

De feiten van de zaak zijn als volgt: ENGIE heeft op of omstreeks 9 november 2018 een overeenkomst gesloten met [gedaagde01] voor de levering van gas en elektriciteit. Betaling geschiedt via automatische incasso, maar [gedaagde01] heeft niet alle gefactureerde kosten voldaan. ENGIE stelt dat de vordering niet is verjaard, terwijl [gedaagde01] aanvoert dat de vordering wel is verjaard omdat er meer dan twee jaar is verstreken sinds het laatste contact.

De kantonrechter oordeelt dat de verjaringstermijn is begonnen op 21 april 2020, toen [gedaagde01] op de hoogte was van de openstaande bedragen. ENGIE heeft echter niet kunnen aantonen dat de verjaring is gestuit door middel van aanmaningen die [gedaagde01] daadwerkelijk heeft ontvangen. De kantonrechter concludeert dat de vordering van ENGIE is verjaard op 17 juni 2022, en wijst de vorderingen van ENGIE af. ENGIE wordt veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde01], vastgesteld op nihil, aangezien [gedaagde01] geen kosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 10584279 \ CV EXPL 23-2122
Vonnis van 8 november 2023
in de zaak van
Engie UnitedConsumers Energie B.V.,
handelend onder de naam
UnitedConsumers Energie,
gevestigd te Zwolle,
eisende partij,
hierna te noemen: ENGIE,
gemachtigde: Janssen & Janssen c.s. Gerechtsdeurwaarders te Eindhoven,
tegen
[gedaagde01],
wonende te [woonplaats01] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde01] ,
procederend in persoon.

1.De zaak in het kort

In deze zaak gaat het om de vraag of [gedaagde01] energienota's van ENGIE moet betalen.

2.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 12 juni 2023, met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de conclusie van repliek met producties;
- de conclusie van dupliek.

3.De feiten

3.1.
ENGIE heeft onder toepassing van haar algemene leveringsvoorwaarden met [gedaagde01] op of omstreeks 9 november 2018 een overeenkomst tot levering van gas en elektriciteit gesloten voor en ten behoeve van het verbruikersperceel aan de [adres01] te [plaats01] .
3.2.
Betaling gebeurt in maandelijkse termijnbedragen van € 115,00 voor gas en € 98,00 voor stroom. Deze betalingen vinden plaats via automatische incasso. Artikel 12.3 van de algemene voorwaarden bepaalt voor zover hier van belang:
12.3
Minimaal één keer per jaar krijgt u van ons een jaarnota waarop alle kosten staan die u aan ons
verschuldigd bent. Op deze jaarnota staan ook de termijnbedragen die u moest betalen voor de
leveringsperiode waarop de jaarnota betrekking heeft. Wij berekenen dan hoeveel u terug krijgt of
hoeveel u nog moet betalen. Heeft u zelf meer elektriciteit opgewekt dan u heeft verbruikt dan houden
we hier rekening mee. Een eindnota krijgt u als u verhuist of als u de overeenkomst beëindigt. Een
tegoed op een jaarnota of eindnota kan gebruikt worden voor het verrekenen van een eventuele
openstaande vordering. […]
3.3.
Op grond van deze overeenkomst heeft ENGIE zowel gas als stroom aan [gedaagde01] geleverd.

4.De vordering en het verweer

4.1.
ENGIE vordert primair betaling van een bedrag van € 1.467,43, vermeerderd met wettelijke rente over een bedrag van € 1.198,78 vanaf 12 juni 2023 tot aan het moment dat alles is betaald. ENGIE vordert ook dat [gedaagde01] in de proceskosten wordt veroordeeld. ENGIE wil verder de mogelijkheid krijgen om het vonnis meteen uit te voeren, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.
4.2.
[gedaagde01] voert verweer. [gedaagde01] vindt dat de vordering van ENGIE moet worden afgewezen en wil dat ENGIE in de proceskosten wordt veroordeeld.
4.3.
De argumenten van partijen - voor zover van belang - zullen hierna in onderdeel 5 (De beoordeling) worden besproken.

5.De beoordeling

5.1.
ENGIE stelt dat [gedaagde01] niet alle door ENGIE gefactureerde kosten heeft betaald.
Het gaat daarbij volgens ENGIE om de volgende facturen:
a. Jaarnota 577572 gas van 16 januari 2020 10-12-2018 t/m 22-12-2019 € 395,88
b. Eindnota 597549 gas van 26 maart 2020 22-12-2019 t/m 15-03-2020 € 592,03
c. Eindnota 707955 stroom van 26 maart 2020 22-12-2019 t/m 15-03-2020 € 210,87
5.2.
[gedaagde01] betwist niet dat ENGIE energie heeft geleverd. Daarom is [gedaagde01] in principe verplicht om de daarbij behorende kosten te betalen.
Is sprake van verjaring?
5.3.
[gedaagde01] voert echter als meest verstrekkende verweer aan dat sprake is van verjaring van de vorderingen, omdat er meer dan twee jaar voorbij is gegaan sinds hij voor het laatst contact had met ENGIE.
5.4.
Uit artikel 7:28 Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat in geval van een consumentenkoop (waarvan hier sprake is) de rechtsvordering tot betaling van de koopprijs verjaart door verloop van twee jaren. De verjaringstermijn start vanaf het moment dat nakoming - in dit geval betaling - kan worden gevorderd (artikel 3:313 BW). Verjaring kan gestuit worden. Dit betekent dat de verjaringstermijn opnieuw begint te lopen. Omdat ENGIE zich hierop beroept, moet ook worden beoordeeld of een stuitingshandeling heeft plaatsgevonden in de vorm van een schriftelijke aanmaning of mededeling als bedoeld in artikel 3:317 BW.
Begin verjaring
5.5.
In deze zaak hebben partijen afgesproken dat bedragen door ENGIE via automatische incasso worden geïncasseerd. Bij automatische incasso ligt het initiatief bij ENGIE. Lukt de automatische incasso niet, dan kan ENGIE zich er op dat moment nog niet op beroepen dat te laat is betaald. ENGIE kan wel alsnog direct nakoming vorderen, omdat in de overeenkomst tussen ENGIE en [gedaagde01] geen betalingstermijn is afgesproken (artikel 6:38 BW). ENGIE stelt dat zij nakoming heeft gevorderd door (voorschot)nota’s en/of eindafrekeningen en aanmaningen te sturen, zowel per mail als per post.
5.6.
[gedaagde01] betwist echter dat deze nota’s, afrekeningen en aanmaningen zijn gestuurd en dat hij deze heeft ontvangen. Het ligt in dat geval op grond van artikel 3:37 BW op de weg van ENGIE om nader te onderbouwen dat haar verzoek tot nakoming en de aanmaningen [gedaagde01] hebben bereikt. De kantonrechter overweegt daarover het volgende.
5.7.
Zowel ENGIE als [gedaagde01] brengen mails van 17 april 2020 in het geding (productie 1 bij conclusie van antwoord en productie 9 bij conclusie van repliek). Uit deze mails volgt dat ENGIE op 17 april 2020 een betalingsherinnering stuurde voor zowel de eindnota gas als voor de eindnota stroom. Dat [gedaagde01] deze betalingsherinneringen ontvangen heeft, blijkt ten eerste uit de mails van 17 april 2020 van [gedaagde01] , waarin hij op deze mails van ENGIE reageerde. Daarbij is het door zowel ENGIE als [gedaagde01] gebruikte mailadres omschreven als “ [gedaagde01] | [bedrijf01] BV”. Op grond van daarnaast nog in het geding gebrachte mails ziet deze omschrijving op gebruik van het mailadres [e_mail01] . Nu [gedaagde01] bovendien niet betwist dat dit mailadres van hem is, oordeelt de kantonrechter dat ervan mag worden uitgegaan dat mails die rond die datum door ENGIE naar dit mailadres zijn gestuurd, [gedaagde01] ook daadwerkelijk hebben bereikt. Dat geldt daarom ook voor de door ENGIE (eveneens bij productie 9 van de conclusie van repliek) overgelegde mail van 21 april 2020, waarmee zij als bijlagen meestuurde
‘Jaarnota gas.pdf; Eindnota stroom.pdf; Eindnota gas.pdf; jaarnota stroom.pdf’en waarin zij [gedaagde01] verzoekt om het openstaande bedrag van € 1.480,67 te betalen. De kantonrechter is op grond daarvan van oordeel dat [gedaagde01] in ieder geval vanaf
21 april 2020 wist, althans kon weten op grond waarvan hij het door ENGIE gevorderde bedrag van € 1.480,67 nog moest betalen en dat ENGIE in ieder geval vanaf dat moment nakoming (betaling) kon vorderen. Daarmee is de verjaring in ieder geval vanaf die datum begonnen. De vordering van ENGIE zou twee jaar later, op 21 april 2022, verjaren.
Deze datum was op het moment van dagvaarden al verstreken, zodat uitgangspunt is dat de vordering is verjaard.
Stuiting
5.8.
ENGIE stelt echter dat zij de verjaring heeft gestuit. Zij verwijst daarbij allereerst naar door haar gestuurde mails van 13 mei 2020 en 17 juni 2020. In deze mails aan [gedaagde01] verzoekt ENGIE om betaling, zodat deze kunnen worden aangemerkt als aanmaning. ENGIE gebruikt in deze mails het hiervoor genoemde mailadres. Bovendien staat in de onderwerpen van deze mails ‘RE’, waaruit volgt dat ENGIE met deze mails antwoordt op de eveneens overgelegde mails van [gedaagde01] van 8 mei 2020 en 16 juni 2020. Op grond daarvan en wat hiervoor is overwogen, oordeelt de kantonrechter dat ENGIE met deze mails voldaan heeft aan artikel 3:317 BW en artikel 3:37 BW, waarmee de vordering van ENGIE in ieder geval nog op 17 juni 2020 is gestuit. Daarmee zou de verjaring beginnen op 17 juni 2022.
5.9.
ENGIE stelt dat ook deze datum is gestuit. Ter onderbouwing daarvan heeft zij als productie 10 bij de conclusie van repliek enkele aanmaningen van haar gemachtigde, gedateerd 14 september 2020, 23 september 2020, 19 oktober 2020 en 7 december 2021 overgelegd. ENGIE stelt deze zowel per mail als per post aan [gedaagde01] gestuurd te hebben.
De kantonrechter is van oordeel dat voor deze aanmaningen niet is voldaan aan artikel 3:37 BW.
Niet blijkt namelijk uit de stukken dat deze aanmaningen ook daadwerkelijk per mail zijn verstuurd. Weliswaar staat onder de adresgegevens van [gedaagde01] op de brieven waarin de aanmaningen zijn opgenomen
“Per [e_mail01] ”, maar de eigenlijke mails waarmee deze brieven door de gemachtigde van ENGIE zijn verzonden, zijn niet overgelegd, terwijl dat bij de eerdere, door Engie zelf verzonden mails (zie productie 9 bij de conclusie van repliek) wel is gedaan. Evenmin blijkt uit de stukken dat [gedaagde01] deze aanmaningen per mail heeft ontvangen.
Datzelfde geldt voor de aanmaningen die ENGIE per post stelt te hebben verstuurd. Niet is gesteld of gebleken dat verzending per aangetekende post is gebeurd. Daarom moet er in rechte van worden uitgegaan dat deze manier van verzending niet is gebruikt. De kanton-rechter kan om die reden niet vaststellen dat de betreffende poststukken daadwerkelijk zijn verzonden. En ook als wel van verzending uitgegaan zou worden, blijkt niet dat de aanmaningen in deze periode ook daadwerkelijk door [gedaagde01] zijn ontvangen. De gevolgen van de (kennelijke) keuze om poststukken niet aangetekend te versturen, dienen voor rekening en risico van ENGIE te komen. Dit geldt te meer, nu het al dan niet ontvangen door [gedaagde01] van een aanmaning van belang was, althans kon zijn, voor het eventueel stuiten van de verjaring van de vordering. De kantonrechter oordeelt daarom dat de gestelde stuitingshandelingen van ENGIE na 17 juni 2020 [gedaagde01] niet hebben bereikt. De verjarings-termijn van twee jaren is daarna dus niet nogmaals gestuit. Dit betekent dat de vordering van ENGIE is verjaard op 17 juni 2022. Nu deze datum op het moment van dagvaarden al was verstreken, leidt dat tot de slotconclusie dat de vordering van ENGIE moet worden afgewezen. De overige stellingen van partijen kunnen daarom verder onbesproken blijven.
5.10.
Nu de hoofdsom zal worden afgewezen, zullen ook de daaraan gekoppelde vorderingen tot betaling van rente en kosten worden afgewezen.
5.11.
ENGIE zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde01] . Die kosten worden vastgesteld op nihil. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde01] door een professioneel gemachtigde is bijgestaan of dat hij anderszins kosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen als bedoeld in artikel 238 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

6.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vorderingen van ENGIE af;
veroordeelt ENGIE in de proceskosten van [gedaagde01] , vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. Sierkstra en is in het openbaar uitgesproken op
8 november 2023.