ECLI:NL:RBZWB:2023:8064

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
21 november 2023
Zaaknummer
C/02/408657 FA RK 23-1846
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. van Triest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek tot erkenning van een kind door de verwekker in het belang van de ontwikkeling van het kind

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 november 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de erkenning van een kind door de verwekker. De man, die de erkenning van zijn kind [minderjarige] verzocht, heeft een relatie gehad met de vrouw, de moeder van het kind, van mei 2021 tot juni 2022. Tijdens deze relatie is [minderjarige] geboren, maar de man is niet op de geboorteakte vermeld en heeft geen contact met het kind. De vrouw heeft psychische problemen en is bezig met hulpverlening, wat haar in staat moet stellen om een goede hechtingsrelatie met [minderjarige] op te bouwen. De bijzondere curator en de Raad voor de Kinderbescherming hebben geadviseerd om het verzoek van de man af te wijzen, omdat de erkenning op dit moment schadelijk zou zijn voor de vrouw en het kind. De rechtbank heeft geoordeeld dat de belangen van [minderjarige] zich verzetten tegen de erkenning door de man, omdat dit de stabiliteit en ontwikkeling van het kind zou kunnen schaden. De rechtbank heeft het verzoek van de man afgewezen en benadrukt dat de vrouw de ruimte moet krijgen om aan haar herstel te werken en een goede band met [minderjarige] op te bouwen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de man mogelijk op termijn een rol kan vervullen in het leven van [minderjarige], maar dat dit nu niet aan de orde is. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/408657 FA RK 23-1846
Datum uitspraak: 21 november 2023
nadere beschikking
in de zaak van
[de man],
hierna te noemen: de man,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. C.J.H.E. Jeurissen te Breda.
Als belanghebbenden in onderhavige zaak worden aangemerkt:
de minderjarige
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2023, hierna te noemen: [minderjarige] , vertegenwoordigd door mr. S. van Reeven-Özer als bijzondere curator,
[de vrouw],
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. A.A.T. van Ginderen te Etten-Leur.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend: de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank te adviseren.
1. Het verdere procesverloop
De rechtbank oordeelt op grond van de volgende stukken:
- de in deze zaak gegeven beschikking van 28 juli 2023, waarin de bijzondere curator is benoemd en alle daarin genoemde stukken;
- het op 25 september 2023 ontvangen verslag van bevindingen van de bijzondere curator en de op 16 oktober 2023 ontvangen aanvulling daarop;
- de op 19 oktober 2023 ontvangen brief van mr. Jeurissen met bijlage;
- de op 24 oktober 2023 ontvangen brief van mr. Van Ginderen met bijlagen.
Het verzoek is mondeling, met gesloten deuren, behandeld op 26 oktober 2023. Verschenen zijn:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat,
- de man, bijgestaan door zijn advocaat,
- de bijzondere curator, die wegens ziekte digitaal aanwezig was,
- een vertegenwoordiger van de Raad.

2.De nadere beoordeling

2.1
Aan de orde is het verzoek van de man tot het verlenen van vervangende toestemming tot erkenning van [minderjarige] , hem mede te belasten met het gezag over [minderjarige] en tot vaststelling van een zorg- en contactregeling en een informatieverplichting.
2.2
Uit de stukken en de mondelinge behandeling blijken de volgende feiten.
- De man en de vrouw hebben elkaar op het werk leren kennen.
- Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad van mei 2021 tot juni 2022.
- Tijdens die relatie is [minderjarige] geboren.
- Op de geboorteakte van [minderjarige] staat alleen de vrouw als ouder vermeld.
- De vrouw is belast met het gezag over [minderjarige] .
- Er vindt geen contact plaats tussen [minderjarige] en de man.
- De man, de vrouw en [minderjarige] beschikken over de Nederlandse nationaliteit.
Vervangende toestemming tot erkenning
2.3
De man legt aan zijn verzoek het volgende ten grondslag. Kort nadat de vrouw zwanger bleek, is de relatie tussen partijen verbroken. De man wilde betrokken blijven bij de zwangerschap, maar de vrouw hield het contact af. Zij dreigde abortus te plegen als de man contact met haar zou blijven zoeken. De man heeft vervolgens wat afstand genomen. Hoewel hij met de moeder van de vrouw had afgesproken dat zij hem zou informeren over de geboorte van de baby, heeft de man via via moeten horen dat [minderjarige] is geboren. Nieuwe pogingen van de man om contact met de vrouw te krijgen hebben tot niets geleid, omdat de vrouw geen rol voor de man ziet weggelegd in het leven van [minderjarige] . Zij heeft ook tijdens de zwangerschap al aangekondigd dat de man het kind niet zou zien als hij de relatie zou verbreken. Het doet de man pijn dat de vrouw daar ook daadwerkelijk naar handelt. De man wil de psychische problemen van de vrouw niet bagatelliseren, maar hij vindt het moeilijk te begrijpen en te aanvaarden dat de oorzaak daarvan volledig bij hem wordt gelegd. De man is er immers mee bekend dat de vrouw moeilijkheden heeft gekend en ingrijpende gebeurtenissen heeft meegemaakt in haar verleden, die mede een weerslag kunnen hebben op haar psychische toestand. De man heeft er altijd veel verdriet van gehad dat zijn vader hem niet heeft willen erkennen en mede daarom wil hij graag als vader betrokken zijn bij het leven van [minderjarige] . Hij vreest dat de huidige partner van de vrouw over zal gaan tot erkenning van [minderjarige] . De man heeft [minderjarige] nog nooit gezien en wil hem leren kennen en een band met hem opbouwen. Hoewel het verslag van de bijzondere curator anders impliceert, heeft de man geen enkele twijfel over zijn verwekkerschap. De man heeft veel verdriet van de situatie. Hij is geen slecht mens, hij heeft niets fout gedaan en hij is een goede vader voor zijn twee dochters. De man wil [minderjarige] heel graag zien en een structurele rol in zijn leven vervullen.
2.4
De vrouw verkeerde bij aanvang van haar relatie met de man in de veronderstelling dat zijn huwelijk ten einde was. Dit bleek echter niet het geval. De man heeft haar verweten bewust zwanger te zijn geraakt om hem te strikken en hij wilde dat de vrouw een abortus zou ondergaan. De man heeft daarover ook de moeder van de vrouw benaderd. Kort na het begin van de zwangerschap is de relatie door de man plotseling beëindigd en zijn er meerdere incidenten geweest, die door de vrouw als bedreigend en belastend zijn ervaren. Daarnaast is de vrouw gebleken dat de man collega’s over de zwangerschap heeft geïnformeerd, dat hij collega’s heeft verteld dat de vrouw is vreemdgegaan, dat hij op het werk foto’s van de vrouw in lingerie heeft laten zien en dat hij er (deels verzonnen) slaapkamergeheimen heeft gedeeld. Haar werksituatie is daardoor verpest. Hoewel de man de vrouw is blijven betichten van vreemdgaan, bestaat er voor de vrouw geen enkele twijfel over het verwekkerschap van de man. De vrouw is vanwege haar psychische problemen tijdens de zwangerschap, die grotendeels door de man werden veroorzaakt, verwezen naar de POP-poli. Zij vond het lastig de geboorte van [minderjarige] wereldkundig te maken, uit angst voor bemoeienissen van de man en zij heeft daarom enkele dagen gewacht met het versieren van het huis. Zodra zij dat deed, ontving zij brieven en whatsapp-berichten van de man, die zij wederom als bedreigend heeft ervaren. De vrouw kampt nog altijd met veel negatieve gevoelens en zij heeft het gevoel door de man te zijn bedrogen en gebruikt voor een spannend avontuurtje. Zij heeft gemerkt dat de man haar in de gaten houdt. De vrouw voelt zich thuis niet meer veilig en op de werkvloer, waar zij lijnchef is in een mannenwereld, voelt zij zich door het handelen van de man niet meer gerespecteerd, terwijl zij hard heeft gewerkt om haar positie te bemachtigen. Die positie heeft de man met zijn handelen ondermijnd. De vrouw voelt een zekere spijt dat zij haar zwangerschap heeft doorgezet en dat verscheurt haar, omdat zij enorm veel van [minderjarige] houdt. Zij heeft het gevoel gefaald te hebben en dit beïnvloedt niet alleen haar band met [minderjarige] , maar ook zijn ontwikkeling. Hij reageert sterk op spanningen bij de vrouw. Zij kampt met angst- paniek- en woedeaanvallen en is momenteel niet in staat om te werken. Er is behoorlijk wat hulpverlening ingezet om de vrouw overeind te houden. EMDR is geïndiceerd en daarvoor staat de vrouw op een wachtlijst. De onderhavige procedure trekt evenwel een enorme wissel op de vrouw en de hulpverlening stagneert hierdoor. De vrouw voelt zich verscheurd door schuldgevoelens naar [minderjarige] , maar ook naar haar collega’s. Zij heeft behoefte aan rust en afstand tot de man, zodat zij kan werken aan haar herstel. Zij wil de ruimte krijgen om te focussen op haar hechtingsband met [minderjarige] , die van wezenlijk belang is. [minderjarige] is immers afhankelijk van de vrouw. Zij voelt niets voor een juridische positie van de man in het leven van [minderjarige] , maar zij zal [minderjarige] wel statusvoorlichting gaan geven. Daar zal zij ook hulp bij zoeken, omdat zij [minderjarige] in dat kader een positieve boodschap wil brengen, terwijl zij juist negatief over de man denkt. Indien [minderjarige] zijn vader wil leren kennen, dan zal de vrouw daaraan te zijner tijd ook haar medewerking verlenen. Op dit moment wil de vrouw echter ruimte en rust om haar leven weer op orde te krijgen en de aanwezigheid van de man in het leven van [minderjarige] staat daaraan in de weg.
2.5
De bijzondere curator heeft haar gesprekken met de man en de vrouw uitgebreid weergegeven in haar verslag van bevindingen en de aanvulling daarop. De bijzondere curator heeft geen redenen om te twijfelen aan het verwekkerschap van de man en zij beseft dat een erkenning van [minderjarige] door de man dus het uitgangspunt is. De bijzondere curator stelt echter vast dat de vrouw kampt met zware psychische problematiek als gevolg van haar relatie met de man. De problematiek is dusdanig complex, dat deze een goede hechting met [minderjarige] in de weg staat. De bijzondere curator vindt het belangrijk dat de vrouw haar ervaringen verwerkt en daarvoor is EMDR geïndiceerd. Een succesvolle behandeling vereist rust en stabiliteit. Daarnaast moet naar de mening van de bijzondere curator op dit moment het ontstaan van een veilige hechtingsrelatie tussen de vrouw en [minderjarige] voorop staan. Om de band met [minderjarige] te versterken is recent een traject gestart bij Kansrijke Start. De vrouw werkt hard aan zichzelf en aan de band met [minderjarige] . De bijzondere curator vreest dat dit proces negatief zal worden beïnvloed als de man overgaat tot erkenning van [minderjarige] en dat een erkenning schadelijk zal zijn voor de vrouw en (haar band met) [minderjarige] . De bijzondere curator meent dat het afstammingsverzoek van de man voor de vrouw en [minderjarige] te vroeg komt en dat een erkenning pas bespreekbaar kan zijn, als de vrouw haar emotionele toestand op orde heeft en de hechtingsrelatie met [minderjarige] goed tot stand is gebracht. Vanuit het perspectief van [minderjarige] , voor wiens belangen de bijzondere curator opkomt, acht de bijzondere curator een erkenning door de man op dit moment dan ook niet wenselijk. De bijzondere curator heeft overwogen om te verzoeken het afstammingsverzoek aan te houden, in afwachting van de door de vrouw te zetten stappen. Gelet echter op onder meer de bevindingen van de psycholoog van de vrouw, zoals vastgelegd in het verslag van 19 oktober 2023, acht de bijzondere curator rust en ruimte voor de vrouw, om aan zichzelf te kunnen werken, nu doorslaggevend en ook in het belang van [minderjarige] . Aanhouding van het onderhavige verzoek levert bij de vrouw teveel stress op en om die reden adviseert de bijzondere curator het afstammingsverzoek van de man af te wijzen.
2.6
Hoewel ook de Raad zich ervan bewust is dat een erkenning van een kind door de verwekker het wettelijke uitgangspunt is, ondersteunt de Raad het advies van de bijzondere curator. De vrouw moet in de gelegenheid worden gesteld om voor haar traumatische gebeurtenissen te verwerken en te werken aan haar band met [minderjarige] . Hij is volledig van haar afhankelijk en alles moet in het werk worden gesteld om hem stabiliteit te bieden. De man heeft als verwekker een belangrijke positie in het leven van [minderjarige] , maar van hem wordt op dit moment gevraagd om een stapje terug te doen. De Raad beseft dat dit veel van de man vraagt, ook omdat hij zich nauwelijks kan voorstellen dat hij de enige oorzaak is van de huidige psychische toestand van de vrouw. De oorzaak daarvan is voor de Raad echter van ondergeschikt belang. Duidelijk is dat het slecht gaat met de vrouw en dat zij hulp nodig heeft. Die moet worden ingeschakeld en zij moet in de gelegenheid worden gesteld daarmee in alle rust aan de slag te gaan. De Raad is onder die omstandigheden normaal gesproken voorstander van aanhouding van een afstammingsverzoek, maar de problematiek van de vrouw en de druk die een aanhouding van de procedure voor haar met zich mee zal brengen zijn op dit moment te groot. De Raad adviseert het afstammingsverzoek van de man om die reden af te wijzen.
2.7
Op grond van artikel 1:204, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan, voor zover hier van belang, de toestemming van de moeder, wier kind de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, op verzoek van de man die het kind wil erkennen, door de toestemming van de rechtbank worden vervangen, indien de erkenning de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind of de belangen van het kind niet zou schaden, en de man de verwekker is van het kind.
2.8
Voor de beantwoording van de vraag of in deze zaak de toestemming van de vrouw voor de erkenning kan worden vervangen, zoals de man verzoekt, komt het aan op een afweging van de belangen van de man, de vrouw en [minderjarige] bij de door de man beoogde erkenning. Blijkens vaste jurisprudentie geldt hierbij als uitgangspunt dat zowel een kind als de verwekker er aanspraak op heeft dat hun relatie in rechte wordt erkend als een familierechtelijke betrekking. Een moeder heeft er daarnaast belang bij dat zij een ongestoorde relatie met haar kind kan hebben. Van schade aan de belangen van het kind in de zin van artikel 1:204, derde lid, BW is slechts sprake, als er als gevolg van de erkenning voor het kind reële risico’s bestaan dat het kind wordt belemmerd in een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling. Een zekere emotionele weerstand van een moeder is onvoldoende om vervangende toestemming tot erkenning te weigeren. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken, als duidelijk is dat de weerstand van de moeder negatieve gevolgen heeft voor de positie van het kind.
2.9
De rechtbank is van oordeel dat de belangen van [minderjarige] zich op dit moment verzetten tegen het verlenen van vervangende toestemming aan de man voor een erkenning. De visies van de man en de vrouw op het verloop van hun relatie, het ontstaan van de zwangerschap en de periode daarna loopt uiteen. De vrouw heeft de bewuste keuze gemaakt om [minderjarige] geboren te laten worden en zij staat nog altijd achter die beslissing, maar als zij terugkijkt, dan voelt zij een zekere spijt en dat knaagt enorm aan haar. Zij houdt namelijk enorm veel van [minderjarige] en zij gunt hem het beste. De vrouw voelt zich bedrogen en gebruikt door de man en zij ervaart enorm door hem te zijn vernederd, niet alleen op persoonlijk vlak, maar ook ten opzichte van haar collega’s. De man heeft immers met mannelijke collega’s intieme informatie over de vrouw gedeeld, buiten haar medeweten of instemming. Dit heeft, in ieder geval in haar beleving, een gezagsondermijnend effect gehad waardoor haar positie op de werkvloer moeilijk is geworden. Om de situatie het hoofd te kunnen bieden, heeft de vrouw tijdens de zwangerschap al de nodige begeleiding van hulpverlening gehad. Ook daarna is de hulpverlening betrokken gebleven en is nieuwe hulpverlening betrokken geraakt. De vrouw krijgt onder meer hulp bij het laten ontstaan van een goede hechtingsrelatie met [minderjarige] , aangezien deze, door al hetgeen is gebeurd, onder druk is komen te staan. Daarnaast staat de vrouw op de wachtlijst voor EMDR, omdat de door haar opgelopen trauma’s haar, en daarmee [minderjarige] , in de weg staan. De vrouw ervaart nog altijd stress, onrust en druk door de aanwezigheid van de man in haar leven en als gevolg van hun relatie. Op dit moment vereist het belang van [minderjarige] , naar het oordeel van de rechtbank, dat hij een stabiele, veilige, voorspelbare en rustige thuissituatie krijgt, dat hij zich op veilige manier kan hechten aan de vrouw, die zijn dagelijkse verzorger is en van wie hij volledig afhankelijk is en dat hij zich op een adequate wijze kan ontwikkelen. Om dat te realiseren is het onder meer nodig dat de vrouw zich kan focussen op het herstel van haar psychische gesteldheid en op de zorg voor en haar band met [minderjarige] . Hiervoor is vereist dat de vrouw rust krijgt en veiligheid ervaart. Daarmee krijgt zij ruimte om hetgeen is gebeurd te verwerken. Haar negatieve gevoelens jegens de man en een mogelijke rol van de man in het leven van haar en [minderjarige] staan daaraan op dit moment in de weg. De psychische onrust die het verzoek van de man bij de vrouw veroorzaakt, heeft zijn weerslag op [minderjarige] en de onderlinge band tussen de vrouw en [minderjarige] . Het is voor [minderjarige] van levensbelang dat hij een veilige hechtingsrelatie kan ontwikkelen met zijn moeder, zijn primaire verzorgster. Hij heeft een moeder nodig die evenwichtig in het leven staat en sensitief kan reageren op zijn behoeftes. De psychische gesteldheid van de vrouw wordt, als gevolg van alles wat is voorgevallen, momenteel als wankel ingeschat. De rechtbank deelt de visie van de bijzondere curator en is van oordeel dat er reële risico’s bestaan dat [minderjarige] wordt belemmerd in een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling indien de man hem nu zou mogen erkennen. Het belang van [minderjarige] bij een evenwichtige ontwikkeling dient zwaarder te wegen dan het belang van de man om hem te erkennen. De rechtbank zal daarom het verzoek van de man tot verlening van vervangende toestemming tot erkenning van [minderjarige] afwijzen.
2.1
Het voorgaande neemt niet weg dat de man mogelijk, op termijn, een rol zal kunnen vervullen in het leven van [minderjarige] . Het is voor hem belangrijk om zijn ontstaansgeschiedenis te kennen. Van de vrouw wordt dan ook verwacht dat zij hulp zal zoeken, zodat zij daarover op termijn op gepaste wijze informatie aan [minderjarige] kan verstrekken. Over het verwekkerschap van de man bestaat geen enkele twijfel en ieder kind heeft behoefte aan en recht op afstammingsinformatie. Dat de vrouw een enorme weerstand ervaart jegens de man maakt dat niet anders en voorkomen moet worden dat [minderjarige] daarmee wordt belast. Hij moet zelf in staat gesteld worden een beeld te vormen van zijn vader en dat proces moet op zorgvuldige wijze plaatsvinden. Dat maakt dat de vrouw hard aan zichzelf zal moeten werken en de belangen van [minderjarige] boven haar eigen weerstand moet leren prevaleren, maar ook dat de man op dit moment ruimte moet geven aan de vrouw om haar dit proces goed te laten doorlopen.
Gezag en de omgangs- en informatieregeling
2.11
Met betrekking tot de overige verzoeken van de man overweegt de rechtbank het volgende. Als gevolg van de afwijzing van het afstammingsverzoek zal het juridische vaderschap niet als grondslag kunnen dienen voor deze verzoeken. Dat betekent dat de man zijn verzoeken eventueel zou kunnen gronden op het hebben van een nauwe persoonlijke betrekking met [minderjarige] . Hiervan is evenwel niet gebleken. Reeds kort na het ontstaan van de zwangerschap van de vrouw is de relatie met de man verbroken. Hij is bij die zwangerschap niet of nauwelijks betrokken geweest en hij heeft in die periode juist bewust afstand genomen. Hij heeft ervoor gekozen bij zijn echtgenote en hun kinderen te blijven en hij heeft [minderjarige] nog nooit gezien. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de wens van de man om [minderjarige] te leren kennen, is niet gebleken van een wettelijke grondslag voor de overige verzoeken van de man en deze dienen daarom te worden afgewezen.
2.12
De rechtbank merkt daarbij ten overvloede op dat tijdens de schorsing van de mondelinge behandeling is gesproken over de mogelijkheden van een contactmoment tussen de man en [minderjarige] . Daarover is op dat moment geen overeenstemming bereikt. Enerzijds omdat de man het contact niet wil beperken tot een eenmalig moment en anderzijds omdat de vrouw overweldigd raakte door haar emoties en dichtsloeg. Dat de verzoeken van de man zullen worden afgewezen, neemt niet weg dat een contactmoment tussen de man en [minderjarige] in onderling overleg mogelijk blijft, mits daarover, en over de condities waaronder dit contact plaatsvindt, overeenstemming bestaat. Het lijkt de rechtbank aangewezen dat het overleg daarover niet rechtstreeks zak plaatsvinden tussen de man en de vrouw. Dit kan immers weer tot onrust leiden, hetgeen het hulpverleningstraject van de vrouw niet ten goede komt. Eventueel overleg over een contactmoment in de toekomst zal daarom steeds plaats dienen te vinden met behulp van de advocaten of met professionele hulpverlening, zolang de vrouw zich niet sterk genoeg voelt om zelf de confrontatie met de man aan te gaan.
2.13
Nu deze procedure betrekking heeft op een kind dat biologisch afstamt van de man en de vrouw, zal de rechtbank de proceskosten tussen hen compenseren.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst de verzoeken van de man af;
compenseert de kosten van deze procedure aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van Triest, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2023, in aanwezigheid van mr. Verhulst-Langer, griffier.
Mededeling van de griffier:
Tegen deze beschikking kan voor zover het een eindbeslissing betreft hoger beroep worden ingesteld:
a. door de verzoeker en de verschenen belanghebbenden: binnen drie maanden na de dagtekening van deze beschikking;
b. door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend geworden is.
Het beroepschrift moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend bij het gerechtshof te
's-Hertogenbosch.