ECLI:NL:RBZWB:2023:807
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure inzake kinderopvangtoeslag
In deze zaak heeft verzoekster, een inwoner van [plaatsnaam], de Belastingdienst/Toeslagen als verweerder aangesproken. Verzoekster heeft op 20 januari 2022 de verweerder in gebreke gesteld omdat deze niet tijdig had beslist op haar verzoek van 20 januari 2021 om herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. Na een eerdere uitspraak van de rechtbank op 12 oktober 2022, waarin het beroep van verzoekster niet-ontvankelijk werd verklaard, heeft verzoekster verzet ingesteld. Terwijl deze verzetsprocedure nog liep, heeft zij op 18 november 2022 een nieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de verweerder.
De rechtbank heeft op 15 december 2022 het verzet gegrond verklaard en op 2 januari 2023 opnieuw uitspraak gedaan op het eerste beroep van verzoekster. Na deze uitspraak heeft verzoekster het beroep van 18 november 2022 ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren, maar verweerder heeft hierop niet gereageerd.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder niet tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster en heeft het verzoek om vergoeding van de proceskosten afgewezen. Deze beslissing is genomen door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier, op 9 februari 2023.