ECLI:NL:RBZWB:2023:8074

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
21 november 2023
Zaaknummer
C/02/408866 / FA RK 23-1946
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Triest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Teruggeleidingsprocedure en gezagskwestie van minderjarige in internationaal kader

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 november 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van het gezag over de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2016. De vrouw, die met [minderjarige] in Polen verblijft, verzocht om het gezamenlijk gezag te beëindigen en haar alleen het gezag te geven. De man, die in Nederland woont, verzet zich tegen dit verzoek en heeft een teruggeleidingsprocedure aangespannen in Polen, waar de rechtbank heeft geoordeeld dat [minderjarige] terug moet keren naar Nederland. De vrouw heeft deze beslissing aangevochten, maar de man heeft geen contact met [minderjarige] kunnen hebben sinds haar vertrek naar Polen in mei 2021.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen van het verzoek, omdat er sprake is van ongeoorloofde overbrenging van het kind. De rechtbank heeft ook het toepasselijke recht vastgesteld, namelijk het Nederlandse recht, op basis van het Haags Kinderbeschermingsverdrag. De rechtbank heeft overwogen dat er geen onaanvaardbaar risico is dat [minderjarige] klem of verloren raakt tussen de ouders, en dat het in het belang van [minderjarige] is dat de man zijn gezag behoudt. De rechtbank heeft het verzoek van de vrouw afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

De rechtbank heeft benadrukt dat het belangrijk is dat [minderjarige] contact kan hebben met haar vader en dat de vrouw haar houding ten opzichte van de man moet wijzigen in het belang van het kind. De rechtbank heeft geen noodzaak gezien voor een raadsonderzoek, omdat zij voldoende voorgelicht was om een verantwoorde beslissing te nemen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/408866 / FA RK 23-1946
datum uitspraak: 21 november 2023
beschikking over gezag
in de zaak van
[de vrouw] ,
hierna: de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M.B. Chylinska in Zaandam,
tegen
[de man] ,
hierna: de man,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. E. Kocabas-Güler in Zoetermeer,
over de minderjarige:
-
[minderjarige] ,geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 2016, hierna: [minderjarige] .
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.

1.Het procesverloop

1.1
In het dossier zitten de volgende stukken:
- de beschikking van de rechtbank van 13 april 2023 en alle daarin genoemde stukken;
- het verweerschrift met bijlagen van 30 oktober 2023.
1.2
Het verzoek is mondeling - met gesloten deuren - behandeld op 2 november 2023. Bij die behandeling zijn gekomen partijen, met hun advocaten. Ook was een vertegenwoordigster aanwezig namens de Raad.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben met elkaar een relatie gehad. Binnen deze relatie is [minderjarige] geboren op [geboortedag] 2016 te [geboorteplaats] .
2.2
[minderjarige] verblijft bij de vrouw. De vrouw verblijft, zo blijkt uit de gegevens van de Gemeentelijke Basisadministratie, sinds 30 juni 2021 met [minderjarige] in Polen.
De man heeft zich na hun vertrek tot de Poolse Centrale Autoriteit gewend met een verzoek tot teruggeleiding van [minderjarige] .
Op 31 januari 2022 heeft de (regionale) rechtbank van Gdansk de terugkeer van [minderjarige] naar Nederland gelast en de vrouw veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de man. Deze beslissing is bekrachtigd door het hof van beroep te Warschau op 10 februari 2022, waarbij de vrouw wederom is veroordeeld in de proceskosten van de man.
Tegen deze beslissing is cassatieberoep ingesteld. De tenuitvoerlegging van de beslissing van de rechtbank (bekrachtigd door het hof van beroep) is bij beslissing van 28 februari 2023 door het hof van beroep te Warschau opgeschort tot de voltooiing van de cassatieprocedure.
2.3
De man heeft [minderjarige] erkend.
Partijen hebben sinds 13 december 2018 samen het gezag over [minderjarige] . Uit de beschikking van de rechtbank van 13 december 2018 blijkt dat de vrouw ermee in heeft gestemd dat ook de man het gezag over [minderjarige] ging uitoefenen.
2.4
Partijen en [minderjarige] hebben de Poolse nationaliteit.
2.5
Bij voornoemde beschikking van 13 april 2023 heeft de rechtbank Oost-Brabant zich onbevoegd verklaard om van het bij haar ingediende verzoek kennis te nemen. Zij heeft de zaak verwezen naar de rechtbank Zeeland-West-Brabant.

3.Het verzoek en de standpunten

3.1
De vrouw verzoekt om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. het gezamenlijk ouderlijk gezag te beëindigen en de vrouw te belasten met het eenhoofdig gezag over de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2016 te [geboorteplaats] ;
II. althans een zodanige beschikking te wijzen die de rechtbank mocht vernemen te behoren;
III. kosten rechtens.
3.2
De man is het niet eens met de verzoeken van de vrouw en verzoekt deze verzoeken niet-ontvankelijk te verklaren dan wel af te wijzen. De man verzoekt daarbij de vrouw te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.3
Op de standpunten van alle betrokkenen wordt, voor zover nodig om de verzoeken te beoordelen, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

Rechtsmacht
4.1
Nu partijen en [minderjarige] over de Poolse nationaliteit beschikken en de advocaat van de man (primair) betoogd heeft dat de Nederlandse rechtbank in deze zaak geen rechtsmacht toekomt, nu [minderjarige] sinds haar vertrek naar Polen in mei 2021 aldaar haar gewone verblijfplaats heeft, zal moeten worden onderzocht of de Nederlandse rechter in deze zaak rechtsmacht heeft.
4.2
Het verzoek van de vrouw, ingekomen bij de rechtbank Oost-Brabant op 12 januari 2023, met betrekking tot het gezag over [minderjarige] betreft de ouderlijke verantwoordelijkheid als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder 7 van de Verordening Brussel II-ter, zodat dit verzoek valt binnen het toepassingsgebied van Brussel II-ter. Op grond van artikel 7, eerste lid, Brussel II-ter zijn ter zake de ouderlijke verantwoordelijkheid bevoegd de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan het kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt. Op grond van het tweede lid van dit artikel geldt het bepaalde in het eerste lid onder voorbehoud van, onder meer, artikel 9 Brussel II-ter.
4.3
Artikel 9 Brussel II-ter bepaalt - onder andere - dat in geval van ongeoorloofde overbrenging of niet doen terugkeren van een kind de gerechten van de lidstaat waar het kind onmiddellijk voor de ongeoorloofde overbrenging of niet doen terugkeren zijn gewone verblijfplaats had, bevoegd blijven totdat het kind in een andere lidstaat een gewone verblijfplaats heeft verkregen.
4.4
In deze zaak is niet in geschil dat [minderjarige] tot mei 2021 haar gewone verblijfplaats in Nederland had. Vervolgens heeft de vrouw haar – zonder toestemming van de man – meegenomen naar Polen en sindsdien verblijven zij in Polen.
De man heeft tijdig een teruggeleidingsverzoek gedaan, waarop de rechtbank in Polen heeft beslist dat [minderjarige] terug moet keren naar Nederland. Dit vonnis is door het hof in Polen bekrachtigd. Tegen deze beslissing van het gerechtshof is cassatie ingesteld. Nu er sprake is van ongeoorloofde overbrenging en de gewone verblijfplaats van [minderjarige] dus niet gewijzigd is, is de Nederlandse rechter bevoegd kennis te nemen van het verzoek van de moeder ter zake van het gezag over [minderjarige] .
Toepasselijk recht
4.5
Volgens artikel 15 lid 1 van het hier toepasselijke Verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van de ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen (het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996) oefenen de autoriteiten van de verdragsluitende staten de bevoegdheid uit onder toepassing van hun interne recht. Dit betekent dat in deze zaak, waarin de Nederlandse rechter bevoegd is, het Nederlandse recht van toepassing is.
Toepasselijk wetsartikel
4.6
Ingevolge artikel 1:253n jo. artikel 1:251a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
4.7
Niet in geschil is dat sprake is van een wijziging van omstandigheden omdat de moeder met [minderjarige] naar Polen is vertrokken en geen contact tussen de vader en [minderjarige] toestaat.
Standpunten
4.8
Door en namens de vrouw is tijdens de mondelinge behandeling en in de stukken aangevoerd dat zij in mei 2021 met [minderjarige] naar Polen is vertrokken. [minderjarige] gaat daar naar school en krijgt daar de juiste hulpverlening. De man is al twee en een half jaar uit beeld. Partijen zijn ernstig gebrouilleerd en de verwachting is niet dat dit op korte termijn zal verbeteren. De vrouw meent dat gekeken moet worden naar de feitelijke situatie waarin de man al jaren zijn gezag niet meer uitoefent. De vrouw heeft tot nu toe de zorg en school voor [minderjarige] kunnen regelen zonder de toestemming van de man, maar dit ging gepaard met de nodige inspanningen en vertraging. [minderjarige] heeft, evenals de vrouw, rust en stabiliteit nodig. Het belang van [minderjarige] en de vrijheid van de vrouw om de zorg te regelen die nodig is, prevaleren hier. De vrouw is het niet eens met de conclusies van de gerechtelijke deskundigen die door het Hof in Polen zijn benoemd. Zij blijft erbij dat [minderjarige] ernstige dingen heeft meegemaakt bij de man, waardoor zij haar vader niet meer vertrouwt. [minderjarige] ontwikkelt zich goed in Polen. Er is al geruime tijd sprake van een situatie waarin [minderjarige] klem en verloren is geraakt tussen partijen. Dit maakt dat een wijziging van het gezag in het belang van [minderjarige] is.
4.9
Door en namens de man is in de stukken en tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat hij zich verzet tegen een wijziging van het gezag. De man betwist dat er sprake is geweest van seksueel misbruik van [minderjarige] . Dit standpunt wordt onderschreven door de deskundigen die door het Hof in Polen zijn geraadpleegd. Ook anderszins zijn er geen bewijzen dat de vrouw de waarheid spreekt. Daarnaast ontkent de man dat hij een alcoholprobleem zou hebben, zoals de vrouw beweert. [minderjarige] is door de vrouw ongeoorloofd meegenomen naar Polen. De man is al twee jaar aan het vechten om haar terug naar Nederland te krijgen, zodat hij weer contact met haar kan hebben. De man is niet eens op de hoogte van haar verblijfplaats. Hij wordt op alle manieren tegengewerkt om contact met [minderjarige] te hebben. De man wil graag zo spoedig mogelijk contact met zijn dochter hebben, het liefst in persoon.
4.1
Namens de Raad is aangevoerd dat er voor de Raad nog veel onduidelijk is. In 2018 is de man mede met het gezag over [minderjarige] belast. In het verslag dat destijds door de Raad is opgesteld naar aanleiding van de zitting stond vermeld dat de ouders ontspannen naast elkaar op de gang zaten. Uit de uitspraak over het gezag blijkt dat de moeder achter gezagstoekenning aan de man stond op dat moment. Het is voor de Raad niet duidelijk wat er sindsdien is gebeurd en hoe de situatie in elkaar zit. Nu de procedure in Polen nog aanhangig is, is er nog veel onduidelijk. De Raad meent dat er op dit moment nog geen redenen zijn om het verzoek van de vrouw tot eenhoofdig gezag toe te wijzen. De Raad is bereid om eventueel een onderzoek in te stellen via de Centrale Autoriteit om meer zicht te krijgen op de situatie van [minderjarige] .
Overwegingen van de rechtbank
4.11
De rechtbank acht zich op grond van de stukken en de mondelinge behandeling voldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te kunnen nemen over het gezag over [minderjarige] , zodat geen noodzaak bestaat om een raadsonderzoek te gelasten.
4.12
Op grond van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is aangevoerd overweegt de rechtbank het volgende. Door de Raad is tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat partijen ten tijde van de procedure tot het verkrijgen van gezamenlijk gezag, in 2018, in goede harmonie met elkaar op de gang zaten. Vervolgens is er blijkbaar het nodige gebeurd tussen partijen.
In 2021 is er een melding gedaan bij Veilig Thuis, die zag op een ongewenste aanraking door de man bij de billen van [minderjarige] . Tevens heeft er een incident plaatsgevonden toen [minderjarige] begin mei 2023 met haar oudere zus [naam] – met toestemming van de vrouw - met de man in Polen verbleef, waarbij - zo begrijpt de rechtbank uit de stukken – de toen 4-jarige [minderjarige] in bad zat, het koud kreeg, maar de man teveel alcohol had gedronken om haar adequaat te kunnen helpen. Veilig Thuis heeft op 4 mei 2021 een veiligheidsplan opgesteld waarin de man erkent dat deze incidenten zich hebben voorgedaan. Veilig Thuis heeft onder meer opgeschreven dat is afgesproken dat de man zich zal wenden tot professionele hulpverlening inzake zijn alcoholmisbruik en het reguleren van zijn emoties en stress. Ook is in het verslag van Veilig Thuis beschreven dat de vrouw onder behandeling was van PsyQ en zich zal aanmelden bij [GGZ instelling] .
4.13
Uit de stukken blijkt dat door partijen na begin mei 2021 geen uitvoering is gegeven aan het door Veilig Thuis opgestelde veiligheidsplan en dat de vrouw eind mei 2021 zonder toestemming en medeweten van de man met [minderjarige] naar Polen is vertrokken. De rechtbank constateert daarbij dat beide partijen tijdens de mondelinge behandeling van november 2023 hebben bevestigd zich tegen de afspraken in niet onder psychologische behandeling te hebben gesteld. Dit betekent dat noch de man noch de vrouw de professionele (psychologische) hulpverlening heeft ontvangen waarover in het veiligheidsplan van Veilig Thuis werd gesproken.
4.14
De man is vervolgens in Polen een procedure gestart om de terugkeer van [minderjarige] naar Nederland te bewerkstelligen. De rechtbank in Polen heeft daarop beslist dat [minderjarige] terug moet keren naar Nederland. De vrouw heeft deze beslissing van de rechtbank aangevochten, maar ook het gerechtshof in Polen heeft aangegeven dat [minderjarige] moet terugkeren naar Nederland. Tegen deze beslissing is vervolgens cassatie ingesteld. Het is nog niet duidelijk wanneer er uitspraak wordt gedaan in deze procedure. Al die tijd heeft [minderjarige] in Polen verbleven en heeft zij geen enkel contact met haar vader gehad.
4.15
De rechtbank constateert dat de beschuldigingen van de vrouw jegens de man in de loop van de tijd steeds zwaarder zijn geworden. Waar het bij het vertrek van de vrouw naar Polen in 2021 en in het veiligheidsplan van Veilig Thuis nog ging om een ongewenste aanraking bij de billen en onoplettendheid van de man vanwege overmatig alcoholgebruik, sprak de vrouw tijdens de mondelinge behandeling van 2 november 2023 plots over vergaande seksuele handelingen waartoe [minderjarige] door de man gedwongen zou zijn.
4.16
Het Hof van beroep in Polen heeft gerechtelijke deskundigen, een psycholoog en een pedagoog, benoemd die onderzoek hebben gedaan naar de ontwikkeling en het sociaal emotioneel functioneren van [minderjarige] . De deskundigen hebben in hun rapport onder meer het volgende geconcludeerd:

In dit onderzoek onthulde het meisje geen ervaring met seksueel misbruik. Ze onthulde ook geen ervaring met het ervaren van psychologisch misbruik. De minderjarige gaf een twijfelachtige beschrijving van de ervaring met fysiek geweld – een eenmalig pak slaag door haar vader in de vroege ontwikkelingsperiode, waarin zich geen gestructureerde herinneringen vormen. In het gedrag van de minderjarige werden geen kenmerkende gedragingen – indicatoren van slachtofferschap, zoals bijvoorbeeld angst, depressie, dissociatie, geseksualiseerd gedrag en atypische interesses enz.- waargenomen.” (….)

Naar het oordeel van het onderzoekspanel is het mogelijk dat de negatieve houding van [minderjarige] tegenover haar vader niet is gevormd op basis van de individuele ervaringen die het meisje heeft opgedaan in haar persoonlijke relatie met haar vader, maar onder invloed van de houding en handelingen van de personen die voor de minderjarige de belangrijkste autoriteiten en objecten van emotionele gehechtheid zijn: haar moeder en haar oudere zus.”
4.17
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank de vrouw met bovengenoemde conclusies geconfronteerd. De vrouw gaf daarop aan dat deze deskundigen fraude hebben gepleegd en dat er door het openbaar ministerie in Polen een klacht tegen hen is ingediend. Deze stellingen van de vrouw ten aanzien van dit panel van gerechtelijke deskundigen zijn echter op geen enkele wijze door haar onderbouwd en worden daarom door de rechtbank gepasseerd. De rechtbank gaat aldus uit van de conclusies van deze – door het Hof aangestelde - deskundigen.
4.18
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of het gezamenlijk gezag van beide ouders in stand moet blijven of dat [minderjarige] bij het in stand houden van het gezamenlijk gezag klem of verloren zal raken, dan wel dat het anderszins in haar belang is om het gezamenlijk gezag te beëindigen.
4.19
De rechtbank stelt vast dat er sinds mei 2021 geen contact is geweest tussen de man en [minderjarige] en ook niet tussen beide ouders. Het is een feit van algemene bekendheid dat het voor een evenwichtige ontwikkeling van een kind belangrijk is dat het kind contact heeft met beide ouders, of zich zelfstandig een beeld kan vormen van de niet verzorgende ouder. Het feit dat dit voor [minderjarige] onmogelijk is, is te wijten aan het handelen van de vrouw. Zij heeft [minderjarige] immers – ongeoorloofd - mee naar Polen genomen en heeft daarmee verhinderd dat het door Veilig Thuis opgestelde veiligheidsplan ten uitvoer kon worden gelegd.
Wanneer de man nu zijn gezag zou verliezen zou dit betekenen dat zijn positie en zijn rechten als vader verder gemarginaliseerd worden. Dit acht de rechtbank niet in het belang van een goede ontwikkeling van [minderjarige] , temeer nu de procedure rondom haar terugkeer naar Nederland nog niet is afgerond en daarmee de mogelijkheid bestaat dat zij wellicht in de toekomst in Nederland zal opgroeien en anderzijds – indien zij verder in Polen op zou groeien – de vader een juridische positie als gezagdragende ouder ten opzichte van haar moet behouden om zijn omgangsrecht te kunnen effectueren. De rechtbank acht het in het belang van [minderjarige] dat zij haar vader leert kennen en dat het contact met de vader wordt hersteld.
4.2
Gelet op de wijze waarop de moeder bij haar vertrek met [minderjarige] naar Polen heeft gehandeld en nadien elk contact met de man weigert, vraagt de rechtbank zich sterk af of de moeder wel steeds de goede gezagsbeslissingen neemt en zij, vanwege de negatieve gevoelens die zij heeft ten opzichte van de man, de belangen van [minderjarige] niet uit het oog verliest. De conclusie van het Poolse gerechtelijke deskundigenpanel, welke deskundigen uitgebreid onderzoek hebben gedaan, is immers dat de negatieve houding van [minderjarige] tegenover haar vader niet gebaseerd is op basis van haar eigen individuele ervaringen met de man, maar onder invloed van de houding en handelingen van de moeder en de oudere zus tot stand is gekomen. Daarom roept de rechtbank de vrouw op haar houding ten opzichte van de man te wijzigen omdat het in het belang van [minderjarige] is dat zij op enige wijze contact kan hebben met haar vader en zij zelf een beeld van de man kan vormen. Het mag van de vrouw worden verwacht dat zij haar eigen weerstand ondergeschikt maakt aan de belangen van [minderjarige] en dus de belangen van [minderjarige] laat prevaleren boven die van haarzelf.
4.21
De rechtbank overweegt voorts dat gebleken is dat [minderjarige] in Polen naar school gaat en - volgens de vrouw - de nodige hulpverleners bezoekt. Niet is gebleken dat de vrouw tegen problemen in de zorg voor [minderjarige] aanloopt vanwege het gezamenlijk gezag.
4.22
Nu het in het belang van [minderjarige] noodzakelijk moet worden geacht dat de man zijn positie als gezagdragende ouder blijft behouden zodat hij een juridische positie ten opzichte van haar behoudt, hij betrokken kan blijven bij haar leven en het (nu nog maar fragiele) lijntje tussen hen niet volledig verbroken wordt en ook niet is gebleken van een situatie waarin [minderjarige] klem of verloren dreigt te raken tussen de ouders bij instandhouding van het gezamenlijke gezag, wijst de rechtbank het verzoek van de vrouw af.
Proceskosten
4.23
Omdat partijen een relatie met elkaar hebben gehad en de zaak over hun kind gaat, zullen de proceskosten worden gecompenseerd. Dat betekent dat iedere partij de eigen kosten moet dragen.

5.De beslissing

De rechtbank
wijst het verzoek van de vrouw af;
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van Triest, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2023 in aanwezigheid van Van Beijsterveldt, griffier.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.