Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
2.De feiten
[minderjarige01], geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2018, hierna te noemen: [minderjarige01] .
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 november 2023, is een kort geding aan de orde waarin de man vordert dat de vrouw wordt veroordeeld tot nakoming van een omgangsregeling met hun minderjarige dochter, [minderjarige01]. De man heeft de vrouw aangeklaagd omdat zij niet meewerkt aan de uitvoering van de omgangsregeling zoals vastgesteld in een eerdere beschikking van 19 oktober 2023. De vrouw heeft aangegeven dat zij zich onder druk gezet voelt en dat de gemaakte afspraken niet in het belang van [minderjarige01] zijn. De voorzieningenrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig was om advies te geven.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vrouw de omgangsregeling moet nakomen, omdat er geen nieuwe feiten zijn die rechtvaardigen dat de regeling niet wordt uitgevoerd. De man heeft aangegeven dat de vrouw eerder afspraken heeft geblokkeerd en dat de hulpverlening in het vrijwillig kader niet effectief is. De vrouw heeft verweer gevoerd en stelt dat de omgangsregeling niet in het belang van [minderjarige01] is, maar de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de regeling moet worden nagekomen. De vrouw is veroordeeld tot betaling van een dwangsom van € 50,00 per keer dat zij in gebreke blijft, met een maximum van € 5.000,00. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de omgangsregeling direct kan worden uitgevoerd, ondanks een eventueel hoger beroep.